Vuurtjes blussen helpt niet
Een nieuwe petroleumschok is onvermijdelijk als de Arabische revolutie Saoedi-Arabië en Iran destabiliseert. Dat zijn de twee belangrijkste producenten uit het oliekartel OPEC.
Vrijdag 11 maart is door een groep Saoedische Facebook-dissidenten uitgeroepen tot protestdag om meer politieke vrijheid af te dwingen. Vraag is wie betoogt: radicale islamisten of moderne jongeren?
Saoedi-Arabië is als belangrijkste olieproducent in het Midden-Oosten de enige met voldoende productiecapaciteit om een eventueel uitvallen van de olietoevoer uit Libië en Algerije op te vangen. Maar Iran, ook lid van het oliekartel OPEC en nummer twee in de regio, heeft zich hier al tegen verzet. Beide landen ontsnappen niet aan de schokgolf van de Arabische revoluties.
In Iran zijn dezelfde factoren aanwezig die de Arabische revoltes hebben ontketend: een voorthollende inflatie, dubbel zo hoog als in Egypte, en een werkloosheid van 25 procent (officieel 14,6 ). Hoewel de leiders van de Groene Beweging onder huisarrest staan, trotseert de oppositie de harde repressie waarmee president Mahmoud Ahmadinejad de vrijheidsbeweging in 2009 neersloeg.
In Saoedi-Arabië sluit de hervormingsgezinde prins Talal bin Abdoelazie al-Saoed, een halfbroer van koning Abdoellah en voorzitter van de Kingdom Holding Company, niet uit dat het koninkrijk meegesleept wordt. Volgens de prins zijn paternalistische trucs uit de oude doos achterhaald. Om de gemoederen te bedaren, haalde de uit ziekteverlof teruggekeerde monarch zijn chequeboek boven: 15 procent loonsverhoging voor ambtenaren, een injectie van 26 miljard euro aan extra zoethoudertjes en een moderniseringsplan van 300 miljard euro ter verbetering van onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur vóór eind 2014.
Zowel in Saoedi-Arabië als in Iran eisen jonge demonstranten, veruit de meerderheid van de bevolking, behalve betere publieke voorzieningen, dat er een einde komt aan nepotisme en corruptie. Ze sturen aan op politieke vrijheden.
Saoedi-Arabië: de Bahrein-factor
Saoedi-Arabië is de laatste zwaarwegende bondgenoot van het Westen in een regio waarin Iran meer invloed hoopt te winnen na de Arabische revoluties. Het aloude pact tussen de koninklijke familie en het ultraconservatieve wahabitische establishment waarborgde politieke stabiliteit, maar die was al vóór de omwenteling in Egypte ondermijnd.
Bij een feitelijke werkloosheid van boven de 20 procent hebben de jongeren er genoeg van dat ze om faveurtjes moeten smeken bij de 7000 prinsen die het staatsapparaat en de economie beheersen. Ook de beknellende greep van de oerconservatieve wahabitische islam weegt zwaar op jongeren die via internet en satelliettelevisie weten wat er in de wereld omgaat. Zij beseffen dat, ondanks de glitter en de praal van paleizen, financial plaza’s en moderne binnensteden, ruim 40 procent van de Saoedi’s in armoede leeft en dat 70 procent zich geen eigen huis kan veroorloven. Pas onder het bewind van koning Abdoellah (87) bereikte het per capita inkomen weer het niveau van 30 jaar geleden.
Abdoellah laat sinds zijn aantreden in 2005 een frisse wind waaien, maar wordt voortdurend tegengewerkt door de conservatieve vleugel binnen de monarchie en de wahabitische schriftgeleerden. Saoedi-Arabië is een absolute monarchie zonder absolute monarch, daarom is de zieke koning populair. Abdoellah probeerde justitie los te koppelen van de islamgeleerden, islamfanatisme uit schoolboeken te weren, de apartheid tussen mannen en vrouwen af te zwakken. Hij richtte twintig technische universiteiten op en ijvert voor een diversificatie van de economie.
Met meer dan 13 miljoen Saoedi’s, of de helft van de bevolking, jonger dan twintig, streeft Abdoellah naar miljoenen nieuwe jobs buiten de olie-industrie. Een raffinaderij schept hooguit 1500 banen. Daarom bouwt de koning vier nieuwe ultramoderne steden waar hij buitenlandse investeerders met nieuwe technologieën naartoe lokt. Het worden experimentele laboratoria voor het nieuwe Saoedi-Arabië, afgezonderd van de rest van het land om de conservatieven niet verder in het harnas te jagen. In een tijd van Facebook en Twitter is die afzondering wellicht een illusie.
De meest invloedrijke broers van Abdoellah en troonopvolger prins Nayef (77) lopen niet hoog op met al dat geëxperimenteer. De meesten kampen niet alleen met een zwakke gezondheid, ze zijn doorgaans ook minder ‘progressief’ dan Abdoellah. In een poging om de conservatieven de pas af te snijden, zou de koning de voorkeur geven aan een troonopvolger uit de generatie kleinzonen van de Saoed-clan.
Los van de vraag of hem dat lukt, valt het te bezien of het perspectief van 50- of 60-plussers – met uiteraard wel een bredere blik op de wereld – het jeugdprotest kan bedaren? Het land heeft geen parlement, terwijl de Facebook-generatie al gewaagt van een constitutionele monarchie met scheiding der machten. Abdoellah zou bereid zijn de koninklijke macht te delen met een eerste minister.
Meer cruciaal zijn de ontwikkelingen in buurland Bahrein. In de eilandstaat vóór de Saoedische kust protesteert de sjiitische meerderheid tegen de soennitische Al-Khalifa-monarchie. Maar de Saoedi-royals zullen desnoods met militair geweld de wankelende troon van de Khalifa’s in Bahrein overeind houden.
Mocht de onrust overslaan op de sjiitische geloofsgenoten in Saoedi-Arabië (15 procent van de bevolking, geconcentreerd op 75 procent van de olievelden) zou daar ongetwijfeld politieke instabiliteit op volgen. En een zevende olieschok in het Westen.
Jarmo Kotilaine, chief economist van de National Commercial Bank in Jeddah, ziet het niet zover komen. “De regering heeft 35.000 manschappen uitsluitend om de olie-installaties te bewaken, de olie-infrastructuur is dus niet rechtstreeks bedreigd.”
Iran: doodsteek van de middenklasse
Uit door WikiLeaks vrijgegeven Amerikaanse diplomatieke documenten blijkt hoezeer Saoedi-Arabië bevreesd is voor Iraanse kernwapens en een vanuit Teheran aangewakkerde opmars van de sjiieten in de regio. Herhaaldelijk waarschuwde Riyad de Iraniërs zich afzijdig te houden van de politieke onrust in de Golf en in Bahrein in het bijzonder.
Sinds de verkiezingen van juni 2009, toen de hervormingsgezinde groene oppositiebeweging de kop ingedrukt werd, kampt Iran zelf met een zware politieke crisis. Bovenop de verdeeldheid tussen hervormers en conservatieven aan de top, vreest Teheran een besmetting van de Arabische jongerenbewegingen.
Het beleid van president Ahmadinejad verdeelt de heersende clerus als nooit tevoren. Anders dan de vader van de Iraanse revolutie, ayatollah Khomeini, is Ahmadinejad nooit een populaire held geweest. Zoals het ultraliberalisme in de Arabische buurlanden de kloof tussen de machthebbers en het volk aanzienlijk heeft vergroot, hebben vooral de affairistische revolutionaire gardes geprofiteerd van het systeem. Brede bevolkingslagen werden armer.
Na het groene oproer van 2009 ging het regime nog meer de middenklasse kortwieken. Zij heeft het initiatief genomen van de verzetsbeweging. In december kondigde Ahmadinejad ‘het belangrijkste economische plan ooit’ af om het land op het goede spoor te trekken en de internationale sancties te counteren.
In een land waar de bevolking het al zwaar te verduren heeft door de oplopende inflatie en terwijl de voedselprijzen wereldwijd omhoogschieten, kondigde Ahmadinejad de afschaffing aan van energiesubsidies en betoelagingen op voedingsproducten. De benzineprijs is sindsdien verviervoudigd en stookolie werd negen keer duurder. Ook de prijs van brood en water ging omhoog. Het plan zou de staatskas 100 miljard euro moeten opleveren.
Om de pil te vergulden, ontvangen de armsten 100 euro per maand. Opposanten vrezen een verdere opflakkering van de inflatie (officieel 9,4 procent, maar feitelijk een stuk hoger) en het faillissement van kleine bedrijfjes. Ze verwachten dat de grote winnaars eens te meer grote ondernemingen zullen zijn in handen van de revolutionaire gardes.
Nu internationale sancties zelfs de eeuwenoude handelskanalen via Dubai bemoeilijken – tot voor kort ook een vluchtweg voor westerse bedrijven die met Teheran contracten afsloten – beschuldigt de oppositie Ahmadinejad en de opperste leider, ayatollah Ali Khamenei, van ‘militarisering’ van de Iraanse economie. Grote delen van de economie (naar schatting 35 procent van het bruto binnenlands product) worden gecontroleerd door de revolutonaire gardes.
Deze bonyad of religieuze stichtingen, die genieten van belastingvrijstelling, zijn de financiële steunberen van het regime. Maar ook in de rest van de samenleving plaatst Ahmadinejad zijn pionnen. In een land met een oude, geraffineerde cultuur en beschaving, staan getrouwen zonder het minste diploma als rector aan het hoofd van universiteiten.
Al die manoeuvres kunnen een omgekeerd effect hebben, want na de president komt nu ook de spirituele gids, Ali Khamenei, steeds meer onder druk van de religieuze oppositie. Als de ontstemde middenklasse en gefrustreerde jongeren elkaar vinden, kan het vuur in de pan slaan, ondanks de repressie. Met een Libisch scenario als gevolg en bijkomende druk op de oliemarkten.
ERIK BRUYLAND
Ruim 40 procent van de Saoedi’s leeft in armoede en 70 procent heeft geen eigen woning. Het beleid van president Ahmadinejad verdeelt de Iraanse clerus.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier