Portret: wie was Henry Kissinger, de machtsdenker en meester van de realpolitik?
Henry Kissinger, de voormalige Amerikaanse minster van Buitenlandse Zaken, is woensdagavond overleden op 100-jarige leeftijd. Kissinger was een groot diplomaat. Hij bracht China en de Verenigde Staten dichter bij elkaar en remde de wapenwedloop af tussen de VS en de Sovjet-Unie. Toch had hij ook schaduwkanten. Een portret.
Henry Kissinger (27 mei 1923 – 29 november 2023) overleed woensdag op 100-jarige leeftijd in zijn huis in de noordoostelijke staat Connecticut. “De geschiedenis zal minder streng over u oordelen dan uw tijdgenoten”, zei de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken op 7 augustus 1974 aan zijn president Richard Nixon, net voor die ontslag nam wegens het Watergate-schandaal. Het antwoord van Nixon: “Het hangt ervan af wie de geschiedenis zal schrijven.” Ondanks de sussende woorden van Kissinger, onthouden we Nixon voor altijd als de president van Watergate.
Slechts weinig politici hebben tijdens de Koude Oorlog zo’n stempel gedrukt op de wereld als de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken. Kissinger introduceerde eigenhandig de pragmatische ‘realpolitik’ in het starre anticommunistische buitenlandse beleid van de Verenigde Staten.
Joodse vluchteling
De joodse professor die in 1938 uit nazi-Duitsland naar de VS was gevlucht, was een machtsfactor om rekening mee te houden. “Er kan volgende week geen crisis zijn, mijn agenda is al vol”, luidt een veelgebruikt citaat van hem.
Kissinger was voor zijn politieke loopbaan soldaat in het Amerikaanse leger. Tegen het einde van de oorlog trok hij naar Duitsland. Daar bekleedde hij militaire functies, eerst in Krefeld en later in de omgeving van Heidelberg. Hij werd uiteindelijk militair bestuurder en in die periode gaf hij les aan leden van de Amerikaanse bezettingsmacht over de structuur van nazi-Duitsland.
Later bekleedde hij de functie van hoogleraar internationale betrekkingen aan de Harvard-universiteit. In die periode publiceerde hij verschillende boeken over de strategie van nucleaire afschrikking. Dat bracht hem naar de Amerikaanse politiek. Eerst als Democraat, daarna als Republikein. Kissinger nam deel aan Republikeinse regeringen tussen 1969 en 1977.
Pingpongdiplomatie
Als architect van de ‘ontspanningspolitiek’ zorgde hij voor een toenadering met China en Rusland. Hij wist brede Amerikaanse politieke kringen ervan te overtuigen dat het beter was het communistische Moskou en Peking te accepteren als grootmachten waarmee maar beter vreedzaam samengeleefd kon worden.
Als drijvende kracht achter wat later ‘pingpongdiplomatie’ werd genoemd, bewerkstelligde Kissinger het historische bezoek dat president Nixon in februari 1972 aan Peking bracht. Bang om uitgesloten te worden, nodigde de Sovjet-president Leonid Brezjnev president Nixon vervolgens uit voor een bezoek aan Moskou in mei 1972. Daar ondertekenden ze het eerste verdrag om hun kernwapenarsenalen te beperken.
Schaduwkant
Het beleid dat Kissinger voerde, had ook zijn schaduwkanten. Nixon had voor de verkiezingen in 1968 beloofd een einde te maken aan de oorlog in Vietnam. In 1972 begon Kissinger geheime besprekingen met de Noord-Vietnamese onderhandelaar Le Duc Tho, die uiteindelijk leidden tot het vredesakkoord van Parijs. Datzelfde jaar nog kregen de twee, hoewel de VS tot in augustus bomtapijten op Cambodja lieten neerdalen, de Nobelprijs voor de Vrede.
Kissinger geldt als een harde machtsdenker en hij heeft daarom vaak kritiek gekregen. Hij wordt in verband gebracht met de staatsgreep van 1973 in Chili, die president Salvador Allende het leven kostte. “Ik zie niet in waarom we aan de zijlijn moeten staan kijken hoe een land communistisch wordt door het onverantwoordelijke gedrag van de bevolking”, zei hij over de situatie in het Zuid-Amerikaanse land. Dat in Chili met Augusto Pinochet een dictator aan de macht kwam, was volgens hem geen probleem. Het diende de Amerikaanse belangen. Ook de schendingen van de mensenrechten in Pakistan en Indonesië (in het conflict met Oost-Timor) interesseerden hem niet.
In januari 1977 verdween de doorgaans sjofel geklede bewindsman die bijnamen verwierf als Dr. Superkraut en The Magician (de tovenaar) van het politieke toneel. Twee maanden daarvoor had de Democraat Jimmy Carter de presidentsverkiezingen gewonnen van Nixons opvolger Gerald Ford.
Memoires
Kissinger begon een uiterst succesvol adviesbureau en schreef verscheidene boeken. “In dit boek ben ik eerlijk over mezelf, ik vertel op pagina 850 over mijn eerste vergissing”, zei hij in januari 1983 in een interview met de Britse krant The Observer over deel twee van zijn memoires.
Jarenlang reisde Kissinger de wereld rond en liet hij dan zijn licht schijnen over internationale kwesties. Maar omdat hij meer en meer bekend werd om de keerzijde van zijn beleid, vertoonde hij zich niet langer in Europa en Latijns-Amerika uit vrees gearresteerd te worden. In mei 2001 zou hij als een dief in de nacht uit Parijs zijn gevlucht, nadat een Franse rechter te kennen had gegeven hem te willen horen over wat hij wist over operatie Condor, een samenwerkingsverband van zes militaire regimes in Zuid-Amerika om tegenstanders van de junta’s uit de weg te ruimen.
Hoewel hij steeds overtuigd leek van zijn gelijk, lijkt het er almaar meer op dat hij ook op zichzelf doelde toen hij de befaamde woorden sprak: “90 procent van de politici bezorgt de overige 10 procent een slechte naam.”
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier