“Voor ons mag iedereen Europa binnen, zelfs zonder invoerrechten”
De Europese textielfederatie Euratex liet hem niet graag gaan, maar na vier jaar heroïsche discussies met Chinese toponderhandelaars en Europese handelscommissarissen last Filiep Libeert een adempauze in. Tijd voor een gesprek over kunst en textiel, China, Vlaamse investeringsfondsen en de pleinvrees van politici.
Britse studies en een kwarteeuw in de Londense City, aan de top van de multinational British Vita, boetseren een persoonlijkheid. Filiep Libeert ontvangt in zijn Kortrijkse woning in landelijke cottagestijl. We praten in de monumentale bibliotheek, barstensvol kunstboeken en wat algemene economische literatuur. Geen managementtheorieën op de planken: hij volhardt in West-Vlaamse nuchterheid en houdt het meestal bij “intuïtief management”.
Op dezelfde eigenzinnige manier bouwde hij in dertig jaar geduldig aan een merkwaardige en unieke kunstverzameling van hedendaagse topartiesten, die de cottage deels omvormt tot een moderne kunstgalerie. “Nederland heeft schitterende musea voor moderne kunst, Vlaanderen heeft er maar drie (het Smak in Gent, Muhka in Antwerpen en PMMK in Oostende), maar we hebben hier in België veel meer uitmuntende collecties in privébezit,” weet Libeert. Enkele Vlaamse topindustriëlen wisselen regelmatig, discreet, ten huize Libeert van gedachten over hun passie. “Het lijkt een kleine stap van creativiteit en design in textiel naar belangstelling voor beeldende kunsten. Schoonheid is niet alleen uitbeelding, maar ook cerebraal,” fluistert de gastheer. Hij is bestuurder van het Tatemuseum in Londen. “Onze overheid zou moeten samenwerken met kunstverzamelaars om deze unieke privéverzamelingen op langere termijn hier te houden. Zodat ze niet versplinterd raken en voor het grote publiek toegankelijk worden.”
Hoe discreter Libeert over zijn passie voor kunst blijft, des te uitvoeriger praat hij over zijn tweede passie: textiel. En meer bepaald over de toekomst van de Europese textielsector. Hij stond er de afgelopen vier jaar letterlijk voor op de barricaden, met vlag en wimpel tussen vakbonden en textielpatroons, voor de gebouwen van het Europees Parlement en in tête-à-tête-ontmoetingen met de Europese commissarissen voor Handel, Industrie en Wetenschappelijk Onderzoek. In Peking wees hij zijn Chinese gesprekspartners onverbloemd op verdoken subsidies en oneerlijke handelspraktijken. De vurige West-Vlaming, nochtans beminnelijk in de omgang, volbracht een dubbelmandaat als voorzitter van Euratex, van januari 2002 tot januari 2006. Op algemeen verzoek van de 180.000 bedrijven van de Europese textiellobby. “In alle bescheidenheid: ik heb in die positie politici bewust gemaakt van het belang van textiel voor de Europese welvaartcreatie. Nu is het tijd voor nieuwe vechters.”
TRENDS. Toch was er geen tsunami van Chinees textiel. U krijgt nog tot eind 2008 uitstel. Zal dat het verschil maken?
FILIEP LIBEERT (EURATEX). “Dat de textielquota zouden verdwijnen, hebben wij nooit betwist. Probleem is dat in 1994, toen het Multivezelakkoord tot stand kwam en er beslist werd de invoer van textiel uit de lagelonenlanden vanaf 1 januari 2005 vrij te maken, er geen sprake was van China. China is lid geworden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 2001 en heeft straks 50 à 60 % van de textielproductie in handen. Daar werd in 1994 geen rekening mee gehouden.
( veert op) “Wij hebben de akkoorden gerespecteerd: iedereen mag hier tegen uiterst lage tarieven invoeren. Maar als onze Europese bedrijven willen exporteren, betalen we tot 80 % heffingen in India en 30 % in China, nog los van administratieve pesterijen. Daar liggen reuzenmarkten voor onze producten, maar wij krijgen geen markttoegang. ( geïrriteerd) Wij zijn geen protectionisten!”
Hebt u niet zelf die perceptie in de hand gewerkt door steeds op die quota te hameren?
LIBEERT. “Het is mogelijk dat we fouten gemaakt hebben in de communicatie. Voor ons mag iedereen Europa binnen, zelfs met een nultarief. Op voorwaarde van wederkerigheid. We willen onze kwalitatief hoogstaande producten in de opkomende markten verkopen, maar ze willen ons niet binnenlaten. De Europese textielsector heeft van niemand lessen te krijgen, wij waren voorlopers in de globalisering. Dat men in China niet kan concurreren op kostenbasis, weten we allang. Wij waren de eersten om dertig jaar geleden traditionele producten te delokaliseren, te innoveren en te automatiseren. Neem Libeltex, het familiale bedrijf waarin ik startte. Het werd een wereldspeler in hoogtechnologische vezelvliezen voor lucht- en gasfiltratie, de auto- en composietindustrie, de hygiënische en medische sector. British Vita, dat in 1979 Libeltex overnam, werd een internationale leider in het toepassen van wetenschap, technologie en engineering bij het maken van speciale polymeren, vezels en weefselcomponenten voor de meubel-, transport-, verpakkings- en bouwindustrie in de hele wereld, en marktleider in vervormbare platen voor onder meer de auto-industrie.
“Niet Amerika, niet Japan, maar de Europese textielindustrie staat wereldwijd aan de top. Ook de Italiaanse textiliens zijn niet achterlijk. Als ze daar standhouden, is het omdat ze tegen zeer competitieve prijzen mooie, innovatieve producten blijven maken. Maar ze riskeren wel failliet te gaan als onder andere de Chinezen deze hoogstaande producten mogen ondermijnen door bijvoorbeeld systematisch te kopiëren en iedereen dat zonder meer goed vindt. Zo dreigt een belangrijk Europees cultureel erfgoed van creativiteit verloren te gaan. Dáár gaat het om. We moeten ruimte krijgen om onze technologische voorsprong nog te vergroten en daarvoor is vrije export en de bescherming van intellectuele eigendomsrechten zo essentieel. Waarom snappen politici dat niet?”
Als u voortdurend aan de klaagmuur staat, komt de dynamiek van die Europese textielsector dan niet te weinig uit de verf?
LIBEERT. “Akkoord. Maar het mag toch gezegd worden dat China door oneerlijke handelspraktijken knaagt aan 350.000 banen in Europa. En dat alleen voor de export van Europese kleding en textiel. Er zijn nog 2,7 miljoen mensen aan de slag in de Europese textiel, goed voor 7 % van de tewerkstelling in Europa, 4 % van het Europese bruto binnenlands product en 180.000 ondernemingen. Gek genoeg: als we daarop wijzen, worden we door EU-commissarissen Peter Mandelson en Günter Verheugen aanzien als lastposten!
“( verheft zijn stem) We zouden naïef zijn te geloven dat de meeste Chinese textielbedrijven geprivatiseerd zijn. Chinese staatsbanken gaan gewoon door met het subsidiëren van onze concurrenten. Rechtstreeks via leningen die niet worden terugbetaald en door diezelfde staatsbanken worden afgeschreven, of indirect met financiële injecties in staatsbedrijven die toeleveranciers zijn van privébedrijven. Ik besef ook wel dat China miljoenen banen moet creëren, maar ik kan daarom niet toelaten dat door oneerlijke handelspraktijken bij ons jobs sneuvelen in goede bedrijven. Ze weten dat in Brussel ook, maar blijkbaar spelen daar politieke motieven. Bestellingen van Airbus en zo. Waar zijn we dan mee bezig? Kijk toch eens naar de verhoudingen: Airbus stelt 50.000 mensen tewerk, mét subsidies en gaat op de koop toe deels delokaliseren… naar China! Ondertussen laten we hier onze textielsector afbreken.”
Onlangs publiceerde Euratex de brochure ‘The Future is… Textiles!’ Waarom dringen zulke optimistische geluiden niet door tot bij politici en het grote publiek?
LIBEERT. “We leven in een wereld van beelden: de perceptie van textiel is slecht en dus wordt het beeld realiteit. Dan heb je wellicht mannen nodig als ik die met meer passie dan de gemiddelde burger op de barricade staan. Textiliens moeten niet gepamperd worden door de politici. We zullen ons plan moeten trekken, de wereld is globaal, plat zelfs. Je kunt niet zeggen: ‘t is allemaal de schuld van de Chinezen. Er zullen nog meer textielbedrijven sneuvelen, maar de meesten zijn opgewassen tegen eerlijke concurrentie. Ook in confectie, kijk naar het succes van Van de Velde. Zo zijn er veel, zeker in België.
“Ons fundamentele probleem tegenover politici is dat het succes van de textielindustrie wordt beoordeeld op tewerkstelling. Begin jaren vijftig werkten 200.000 Belgen in textiel, nu nog 30.000, maar de omzet stijgt, samen met de productiviteit. We produceren vandaag veel meer. Textiel is een spitssector in Europa. Technisch textiel bijvoorbeeld groeit met 5 à 6 % per jaar, dat is spectaculair. Textiel vervangt steeds meer plastic en metaalcomponenten in de automobielsector, scheepsbouw, ruimtevaart, in de vleugels van Airbus en wieken van windmolens. In confectie gaan we naar ‘intelligente’ kleding.
“We hebben de Europese Commissie uiteindelijk zover gekregen, dat textiel en kleding begin 2006 zijn Technologisch Platform kreeg ( nvdr – Europa trekt 54 miljard euro uit voor industriële innovatie in diverse sectoren als chemie, scheepsbouw, transport en zo meer). We betrekken daar 500 experts bij en rekenen op 1 miljard euro van Europa. De industrie brengt zelf evenveel in voor grensoverschrijdende projecten tussen clusters van textielbedrijven en onderzoekscentra zoals Centexbel in Gent. Het initiatief ligt bij de industrie en we streven naar samenwerking met andere industrietakken. De selectie van participerende ondernemingen en projecten is bezig. Maar over het algemeen ontbreekt er enthousiasme bij de beleidsmakers. Hoe wil je jonge mensen nog motiveren? Hoe wil je bedrijven nog doen investeren in innovatie als je innovatie niet beschermd wordt?”
Wat hebt u geleerd als lobbyist op nationaal en Europees vlak?
LIBEERT. “Ik heb me mateloos geërgerd aan EU-commissarissen. In plaats van het counteren van unfaire handelspraktijken als hun normale plicht te beschouwen, moesten we telkens smeken om gehoord te worden. Pascal Lamy, de voorganger van Mandelson, was de grote uitzondering. Die man kende zijn dossiers en had een luisterend oor. Ik heb bijzondere waardering voor de topambtenaren van de Europese Unie: ze zijn bijzonder onderlegd, zowel bij het Directoraat-Generaal voor Handel als bij Industrie en Onderzoek. Het probleem ligt hogerop, bij de commissarissen die kennelijk een eigen politieke agenda hebben.”
Zijn Europese textielbedrijven niet te klein, individualistisch en honkvast? Is er genoeg durfkapitaal?
LIBEERT. “Individualisme verklaart ook de gedrevenheid en creativiteit, de onderlinge concurrentie in de sector, maar onvermijdelijk gaan we naar een consolidatie. De rentabiliteit is doorgaans niet erg hoog, textiel is kapitaalintensief en daarom niet zo attractief voor private-equityfondsen die na vier of vijf jaar verkopen. Er zijn nog te veel kleintjes, maar ook formidabele groeiers die niet wakker liggen van China. Zij zien China eerder als een opportuniteit, als ten minste iedereen de spelregels respecteert.
“Er zullen nog heel wat textiel- en confectiebedrijven onderuitgaan in Europa, minder in België waar de omschakeling twintig jaar geleden is gebeurd. Het Textielplan heeft daar zijn nut bewezen. Textiel is vaak nog een familiale aangelegenheid met koppige bedrijfsleiders en opvolgingsproblemen; corporate governance blijft een pijnpunt. Maar er zit beweging in de sector, ik ben optimistisch. Als er toch verkocht moet worden aan equityfondsen, laten we dan hopen dat er meer Vlamingen zijn die het initiatief nemen. Er zijn voorbeelden, hopelijk zijn ze ook bereid wat meer risico’s te nemen. Er zijn opportuniteiten, we hebben schitterende textielbedrijven die nog sneller kunnen groeien of rendabeler kunnen worden. Dan moeten ze uit dat keurslijf raken van een zeer degelijk management, dat echter niet altijd voldoende proactief is om te overleven in de wereld die op ons afkomt.”
Ziet u een rol voor uzelf in Pentahold, het investeringsfonds van een aantal Vlaamse captains of industry, of in een andere hefboom?
LIBEERT. “Philippe Vlerick (UCO, Bic-Carpets), Filiep Balcaen (ex-Balta), Paul Thiers (Unilin) en anderen hebben elkaar daar gevonden en het is een prima Vlaams initiatief. Ik ben nu ook erevoorzitter van Euratex en zal hun raad van bestuur blijven bijwonen. Daarnaast blijf ik bestuurder bij Domo, Picanol en UniBreda. Maar ik bouw nu een bezinningsperiode in van drie maanden en praat met heel wat mensen. Dat zijn meestal vijftigers zoals ik, die de balans opmaken, een klankbord zoeken, ervaring uitwisselen en nieuwe horizonten aftasten. Ik ga niet ontkennen dat ik er graag nog wat bestuursmandaten bij wil, en misschien ga ik opnieuw aan de slag als CEO in een groot bedrijf, niet noodzakelijk in de textiel. Of waarom niet in private equity, dat is een wereld waarmee ik al in aanraking kwam tijdens mijn Britse periode, maar die ik verder verken vanuit een Vlaamse invalshoek. Alles begint met een visie, daarna kan je wel centen vinden.” Erik Bruyland
Erik Bruyland, Lieven Desmet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier