VERHOOG NOTIONELE INTERESTAFTREK VOOR INNOVATIEKAPITAAL
Volgend jaar trekt de federale regering 66 miljoen euro uit voor wetenschappelijk onderzoek. Dat is 12 % meer dan in 2006. Zo hoopt België de Lissabondoelstelling te realiseren. Tegen 2010 moet 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) naar onderzoek & ontwikkeling gaan.
Door middel van subsidies en fiscale vrijstellingen tracht de overheid de hersenen van de Belgen te stimuleren. Die operatie levert resultaten op. Met de nodige staatssteun slaagde de KU Leuven er vorig jaar in om Catherine Verfaillie uit de Verenigde Staten terug te halen, zodat ze haar stamcellenonderzoek in eigen land kon voortzetten. Maar die positieve voorbeelden blijven jammer genoeg de uitzondering. In de praktijk maken de ondernemers veel te weinig gebruik van de tientallen mogelijkheden die de verschillende overheden aanbieden (zie blz. 76). Zij zien immers door de bomen het bos niet meer. Elke minister, van welke regering ook, heeft in de loop der jaren zijn eigen voorstel in een wettekst gegoten – het liefst met hun eigen naam, meestal onder een exotische titel, zoals Odysseus of wetenschappelijke Maribel.
Maar subsidies zijn een duur instrument. Naast het geld moet de overheid ook nog een hele administratie financieren voor de aanvragen en goedkeuringen. Bovendien hebben succesvolle bedrijven minder tijd om bij de ministeries de deuren plat te lopen. Zo bestaat het risico dat deze subsidies een averechts effect hebben (*). Uit de economische literatuur blijkt dat competitie een veel gunstiger invloed heeft op innovatie. Hoe sterker de concurrentie, hoe hoger de productiviteit. Dat kan alleen maar door constant te vernieuwen. Wie niet mee evolueert, verdwijnt op termijn van het toneel. “Omdat bedrijven het zich nu eenmaal niet kunnen veroorloven om achterop te blijven, zorgt de druk om te innoveren voor een constante stroom van vernieuwing,” schrijft de Amerikaanse econoom William Baumol, professor emeritus aan de New York University, in de jongste monografie (**) van de VKW-studiedienst Metena.
Maar dan moet de vrije markt goed functioneren. Dat kan door de drempels voor het bedrijfsleven én de fiscale druk op arbeid te verlagen. Daarom zouden de federale en regionale regeringen beter eens de koppen bij elkaar steken om een geharmoniseerd innovatiebeleid uit de grond te stampen. In plaats van telkens nieuwe maatregelen uit hun hoed te toveren waar zelfs de gespecialiseerde belastingadviseurs niet meer wijs uit geraken, dringt een herstructurering van het systeem zich op.
Schaf alle bestaande voordelen af en vervang ze door een verhoging van de notionele interestaftrek voor innovatiekapitaal. Dat fiscale voordeel voor investeringen met eigen vermogen zal opnieuw (buitenlandse) bedrijven naar ons land lokken. Bovendien herleidt zo’n initiatief de belastingdruk op kapitaal voor vennootschappen tot bijna nul, aldus de Canadese econoom Jack Mintz (Universiteit van Toronto) in het jongste nummer van C.D. Howe Institute Commentary. Als de Belgische regering die operatie niet kan of wil financieren, heb je een bijkomende reden om de vennootschapsbelasting te regionaliseren!
(*) Richard Baldwin & Frederic Robert-Nicoud, Frederic L., Entry and Asymmetric Lobbying: Why Governments Pick Losers, in NBER Working Paper No. 8756, februari 2002.
(**) William Baumol, De zelfstandige ondernemer en onafhankelijke uitvinder vormen de belangrijkste bron voor innovaties, VKW Metena.
Eric Pompen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier