Verankeringsstrategie

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Electricity and Gas International is de snelst groeiende tak van Tractebel. En Azië blijft, crisis of niet, een groeimarkt. Achter het strategische EGI-concept zit een verankeringsfilosofie.

Singapore, Bangkok (Thailand).

Internationale expansie heet tegenwoordig globalisering. Maar Philippe Bodson, voorzitter van de Tractebel-directie, plakt op de Belgische nutsgroep (met een groepsomzet van 388 miljard Belgische frank in meer dan honderd landen) liever niet het modieuze etiket ” a global company“. Bodson kent de gevoeligheden van het “verankeringsdebat” … in India, Thailand of Zuid-Korea. En houdt er rekening mee – op een moment dat de eigen verankering van de Tractebel-groep in het Suez Lyonnaise-huwelijk dreigt te vervluchtigen.

Na de succesvolle start vorige maand van de energietoevoer voor het petrochemische Jurong Island-project in Singapore, zou Tractebel deze maand met quasi-zekerheid een belangrijk contract getekend hebben in Zuid-Korea. “Niet ondanks de financiële crisis, maar precies omwille van die crisis,” klonk het nog optimistisch. Enkele maanden terug.

In Korea, zoals in andere crisislanden, verkopen industriële concerns met hoogoplopende schulden hun energie- assets (elektriciteit en gas) aan buitenlandse investeerders om zo hun schuldenberg af te bouwen. Maar Tractebel/EGI viste achter het net. De Korea- deal was wel op dezelfde leest geschoeid die de Tractebel-aanpak – juister , de EGI-strategie – meer dan ooit kenmerkt: het kant-en-klaar aanbieden van een financiële montage voor het leveren van energie en het runnen van de bijbehorende installaties: Electricity and Gas International (een totale omzet van 51 miljard Belgische frank na de overname van Powerfin – zie kader) is het internationale vehikel voor energieprojecten in een twintigtal landen.

Doorgaans doet EGI een beperkte inbreng in eigen middelen, samen met een aantal plaatselijke partners – aangevuld met projectfinanciering met commerciële leningen. Het betrekken van privé-investeerders bij het ontwikkelen van nieuwe productiecapaciteit of het runnen en upgraden van bestaande centrales, is dat de klant (overheid of industriële afnemer) geen of weinig cash moet inbrengen. Dat model past EGI toe in crisislanden van Azië en Latijns-Amerika, maar ook met succes in Europa, Canada en de Verenigde Staten. Want de EGI-formule is op zichzelf interessant genoeg omdat ze inpikt op de trend dat bedrijven en overheden zich op hun kernactiviteiten terugplooien.

Jindal Tractebel Power Cy. bouwt in Toranagallu één van de eerste elektriciteitscentrales in India die volledig door een buitenlandse privé-investeerder worden gedragen en gecontroleerd. In het najaar zal EGI er hoogovengas van een staalfabriek aanwenden voor de levering van elektriciteit en stoom.

De mainmise door buitenlandse

groepen roept echter tegenreacties op van Koreaanse, Thaise en andere “verankeraars”: ook de nieuwe hindoe BJP-regering in New Delhi is geneigd op de rem te gaan staan en in Zuid-Korea wordt de verregaande openstelling van bedrijven voor buitenlandse aandeelhouders onder druk van het Internationaal Muntfonds (IMF) ervaren als een trauma. Dat zorgt voor vertraging (en soms afstel).

“Rekening houdend met lokale gevoeligheden positioneren we ons als een plaatselijk bedrijf. Onze voorkeur gaat daarom naar partnerships via een financiële participatie en we werken zoveel mogelijk met lokale managers,” zegt Jan Bens, operations director van EGI in Singapore. Hij verwijst naar Bodson die Tractebel in die optiek bestempelt als ” a multi domestic company“. Dat gaat soms ten koste van de naambekendheid van de Belgische nutsgroep. Anders dan de Amerikaanse energiereus Enron die zonder de minste schroom verkondigt ” we turn the lights on in the Philippines“. Maar (Vlaamse) bescheidenheid opent meer dan eens deuren. In Kazachstan bijvoorbeeld wist EGI een vijftienjarige concessie voor de uitbating van twee gastransportnetten weg te kapen voor de neus van Enron en van Gaz de France (zie Trends 30 april 1998). Politieke neutraliteit en fijngevoeligheid wegen soms (en steeds vaker) niet minder zwaar dan financiële slagkracht en technologisch kunnen. Wat de vraag doet rijzen: wat als Tractebel/EGI een Franse stempel krijgt?

Langetermijnbetrokkenheid

Pierre Swartenbroekx, senior vice-president EGI, verantwoordelijk voor Thailand, Vietnam en China, gewaagt van een nieuwe Azië-strategie voor Tractebel en situeert de ommekeer in 1993: “Tot dan speelden we pragmatisch in op interessante, maar occasionele opportuniteiten die meestal werden aangebracht door activiteiten van het studiebureau Tractebel Engineering – bijvoorbeeld studies voor de gasdistributie in Bangkok of voor de Gressik-centrale in Indonesië. Met dergelijke referenties en in het kielzog van Tractebel Engineering is EGI feitelijk groot geworden. Maar tegenwoordig selecteren we actief eigen projecten waarin we voor een lange duur willen meedraaien. We investeren er zelf in en nemen vervolgens het operationele management van centrales en van distributiemaatschappijen op ons voor een periode van vijftien tot twintig jaar en meer.”

Het Jurong Island-concept

van Singapore is, zoals vaker, innoverend in de regio en een trendsetter voor mogelijke evoluties elders in Azië. Sinds mei 1996 is EGI in SUT/Sempec Utilities & Terminals één van de vier partners, samen met Sembawang (een belangrijke beursgenoteerde industriële groep met overheidsparticipatie), EDB/Economic Development Board (vergelijkbaar met de Gimv) en Jurong Town Corp. (een soort Gom). Singapore wil alle zware industrie samenbrengen op het kunstmatig aangelegde Jurong-eiland. De landwinning werd toevertrouwd aan de Antwerpse baggeraar Dredging International. De hele stadstaat zou onder een 77 meter dikke laag zand bedolven worden als men al het zand dat daarbij gebruikt werd zou ophopen (en het werk is nog maar halfweg). Met Jurong Island, een investering van 4,4 miljard VS-dollar, wil Singapore de petrochemische hub van Zuidoost-Azië worden tegen de tijd dat de sector over enkele jaren uit het dal kruipt (petrochemie kent doorgaans cycli van zeven tot acht jaar).

SUT laat schaaleffecten spelen en verzorgt alle nutsvoorzieningen op het kunstmatige eiland (water, elektriciteit, stoom) – een totale investering van 400 miljoen VS-dollar. Met 20% in SUT en 20 miljoen VS-dollar uit eigen middelen is Tractebel partner in het geheel, terwijl EGI zijn specifieke kennis inbrengt: voor de levering van stoom en elektriciteit, het installeren, het beheer, de uitbating en de distributie van gas en elektriciteit op Jurong. De eerste fase van stoomlevering voor bedrijven als Exxon, Hoechst, Eastman Kodak, Mobil, Shell en Sumitomo Chemicals is sinds vorige maand operationeel. Nog dit jaar trekt Sembawang een gasleiding van het Indonesische Natuna-eiland naar Jurong. Dan zal ook Tractebel Engineering groen licht krijgen voor het projectmanagement van een gecombineerde elektriciteit en stoomcentrale.

Financiële boei

Vanuit eenzelfde strategie ging EGI in december 1997 in Thailand scheep in H-Power, maar wel op een 50/50-basis. Partner is Hemaraj Land and Development Plc., de grootste Thaise ontwikkelaar van industriezones. Tegen 2001 zou Hemaraj in het raam van het IPP-programma (dat aan privé-bedrijven – Industrial Power Producers – toelating geeft om elektrische centrales uit te baten) de Bowin-centrale van 700 megawatt opstarten (ter vergelijking, twee keer de capaciteit van Gent-Ringvaart). En het SPP-programma ( Small Power Producers) bood Hemaraj de mogelijkheid om op industriezones drie kleine centrales van elk 65 megawatt te exploiteren. Maar de Thaise crisis bracht Hemaraj in ademnood. In ruil voor zijn knowhow en financiële inbreng, krijgt EGI voet aan de grond in een moeilijk te betreden markt. In Bowin heeft H-Power 51%; in het SPP-project 100%.

“H-Power is een instrument dat EGI de mogelijkheid biedt om in Thailand door te groeien, zowel in het IPP-programma voor de nog geplande grote centrales (van 3000 en 4000 megawatt) als in het bouwen en runnen van kleine SPP-eenheden op industriezones,” zegt Swartenbroekx. Bovendien ziet hij H-Power als een hefboom om overnames te doen in Thailand en om door te dringen in op stapel staande energieprojecten in de buurlanden Myanmar, Laos en Cambodja.

Naast H-Power is EGI in Thailand sedert 1995 ook partner in PTT-Natural Gas Distribution (49% Petroleum Authorithy of Thailand, 27% Tractebel en 22% British Gas). PTT-NGD levert gas aan industriezones. EGI heeft daarbij het management in handen. “Via een prefinanciering – zoals we dat in België hebben gedaan – helpen we bedrijven over te schakelen van dieselolie naar gas, wat gebruiksvriendelijker is en beter voor het milieu. Over vijf jaar moet dit gasproject rendabel worden. Na achttien contracten in één zone, breiden we volgend jaar immers uit naar vijf andere industriezones rond Bangkok. En er is belangstelling in Vietnam voor een gelijkaardige gasdistributie in de omgeving van Hô Chi Ming (Saigon),” verklapt Swartenbroekx.

In Vietnam

is EGI onlangs uit het Amata Power-project op de Bien Hoa-industriezone bij Saigon gestapt. “We zijn niet langer geïnteresseerd in kleine dieselcentrales van amper 20 megawatt,” geeft Swartenbroekx als hoofdreden. De Belgen vielen uit de boot voor de eerste fase van Phu-Mi 2.2, een centrale van 4000 megawatt op de Mekong om heel Zuid-Vietnam te bevoorraden, maar EGI blijft kandidaat voor de resterende 3300 megawatt en diende ook een offerte in om met het Finse Wartsila een strategisch partnership aan te gaan voor een centrale van 120 megawatt nabij de zuidelijke havenstad Vung Tau.

EGI kijkt echter vooral naar China en opent daarom deze maand een EGI-kantoor in Shanghai. Als opwarmertje in China bouwde EGI in 1996 een kleine gecombineerde stoom- en elektriciteitscentrale van 27 megawatt in Zhenjiang op 200 kilometer van Shanghai. “Als je in China een inzicht kunt krijgen in 50% van de realiteit ben je al bijzonder goed geïnformeerd,” concludeert Swartenbroekx uit deze eerste China-ervaring. Er is nogal wat misgelopen: de Chinese wetgeving werd om de haverklap anders geïnterpreteerd en toegepast, de bouwonderneming strompelde van het ene probleem in het andere en de Chinese partner bleek achteraf niet één koper te hebben voor de te leveren stoom. Met een tweede project, een stoom-/elektriciteitscentrale in de petrochemische zone van Caoging, in een partnership met het Shanghai Chemical Industrial Park, hoopt EGI wel op het goede spoor te zitten: dit project vertoont gelijkenissen met de SUT-formule in Singapore, “het zijn erg professionele mensen, een heel andere wereld om mee samen te werken,” klinkt Swartenbroekx hoopvol.

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content