Veni, vidi… copi

Het Italiaanse Emilia-Romagna is een van de sterkste Europese regio’s. Net als in Vlaanderen vormen de kmo’s er het hart van het industriële weefsel. Maar veel meer dan hier staan die kmo’s open voor lokale en internationale samenwerking. De k in kmo staat niet voor kerktoren. Een te kopiëren voorbeeld?

Bologna (Italië).

Welke stad in Italië is de duurste? Rome, denkt u? Fout. Milaan? Ook niet. Bologna is het juiste antwoord.

Vanwaar komen de operazanger Pavarotti, de filmregisseurs Fellini en Bertolucci en componist Giuseppe Verdi? Emilia-Romagna.

Welke stad herbergt de oudste Europese universiteit? Bologna.

Waar worden droomwagens als Ferrari, Maserati en Lamborghini geproduceerd? Emilia-Romagna.

Misschien wordt het nu al iets minder onbegrijpelijk waarom uit de studie van het Vlaams Economisch Verbond (VEV), die veertien Europese regio’s vergelijkt (zie kader: VEV-onderzoek en Trends, 16 september 1999), net Emilia-Romagna – met als hoofdstad Bologna – als eerste uit de bus kwam.

Laten we er nog

een verrassing aan toevoegen: voor de Tweede Wereldoorlog was deze regio een van de armste van Italië. Landbouw was vóór 1940 bijna de enige inkomstenbron. Vandaag is die landbouw nog steeds belangrijk, maar vanaf 1950 zijn er ook een industrieel weefsel en een belangrijke toeristische industrie aan de Adriatische kust (Rimini) ontstaan. De regio telt grote bedrijven.

We vermeldden al enkele autoproducenten, maar er is ook pastaproducent Barilla, voedingsbedrijf Parmalat en sterke coöperaties zoals het fruit- en groentebedrijf Valfruta. Toch is de meerderheid van de ondernemingen kleinschalig. Emilia-Romagna telt meer dan 400.000 bedrijven: één per negen inwoners. De kmo is er het hart van de economie en heeft in vijftig jaar tijd de regio naar de economische top van Italië gekatapulteerd. Vandaar dat men spreekt van het “model Emilia-Romagna”. Een boeiend model voor Vlaanderen, dat ook gebaseerd is op kmo’s.

Die spectaculaire ontwikkeling mag dan al lijken op een wonder, het mag niet doen vergeten dat Emilia-Romagna veel inherente kwaliteiten bezat. Bologna was al vanaf de Romeinse tijd een schakel tussen het zuiden en het noorden van Italië. Bovendien huisvest de stad de oudste Europese universiteit, waardoor Bologna de thuishaven werd van heel wat intelligentsia. EU-Commissievoorzitter Romano Prodi, Il Professore, is van Bologna. Ook de Amerikaanse Johns Hopkins University is er gehuisvest. Enkele Belgische topdiplomaten, onder meer Alfred Cahen, volgden er een opleiding.

Bedrijfsvriendelijke communisten

“Het succes van de regio hebben we te danken aan de kmo’s,” zegt Giorgio Allari, regionaal secretaris van CNA (Confederazione Nazionale dell’Artigianato e delle Piccole Emprese/Nationale Confederatie van Ambachten en Kleine Bedrijven), de belangrijkste werkgeversorganisatie in Emilia-Romagna. “Enerzijds bestaat er een spontaan entrepreneurship, anderzijds speelt de lokale overheid een belangrijke rol. Die rol van de overheid is merkwaardig, want Emilia-Romagna is steeds een communistisch bolwerk geweest. Toen bij de jongste lokale verkiezingen in juni 1999, na 54 jaar rood bewind, een centrumrechtse burgemeester aan het hoofd van Bologna kwam, was dat een aardschok. “Hoewel, aardschok… De communisten waren hier niet zo erg links, de rechtse partijen niet zo rechts,” verklaart Allari.

Dat een communistische overheid het bedrijfsleven goedgezind was, vindt ook zijn wortels in het tweede kenmerk dat het succes van Emilia-Romagna verklaart: het associanisme. Bedrijven onderling, bedrijven en overheid, overheid en vakbonden, zelfs vakbonden en bedrijven werken nauw samen.

Danny Daneels, een Belg die al veertien jaar in de regio woont en er een groot vleesimportbedrijf heeft, bevestigt de combinatie van spontane samenwerkingsgeest en overheidssturing. “De overheid heeft bijvoorbeeld industriële districten opgezet waar bedrijven uit dezelfde sector gegroepeerd zitten en zich daardoor kunnen veroorloven zich toe te leggen op erg specifieke niches,” zegt Uber Fontanesi, directeur-generaal van de Regione Emilia-Romagna, de regionale overheid. Zijn collega Dario Manghi zegt dat ook in de landbouw een gelijkaardige samenwerking bestaat. Voor velen moet die samenwerking verder worden geïntensifieerd en is ze voor de kmo’s het antwoord op de globalisering van de markt. De vraag is wel of de overheid nog even sturend moet optreden als in het verleden.

Belangrijk ook in het model van Emilia-Romagna is de coöperatieve ingesteldheid van de – erg sterke – vakbonden. “De vakbeweging werkt goed samen met de werkgevers,” zegt Giorgio Allari. “Ze is hier veel minder ideologisch dan in de rest van Italië.” De woorden van Pier Franco Ravaglia, regionaal secretaris van de CISL (Confederazione Italiana Sindicati Lavoratori) bevestigen dit. “Bedrijven, vakbonden en overheid vormen een geheel,” zegt hij. “We hebben gemeenschappelijke objectieven. We denken niet dat het conflict een noodzakelijk instrument is om de positie van de werknemer te verbeteren. We zijn voorstander van overlegde oplossingen die conflicten voorkomen.” De CISL is met zijn 270.000 leden de tweede vakbond na de communistisch geïnspireerde CGIL (7 à 800.000 leden).

Een mooi voorbeeld van waar overleg kan toe leiden is de oprichting van de Eber (Ente Bilaterale Emilia-Romagna/Bilateraal Orgaan Emilia-Romagna) in 1991. Emilia-Romagna is daarmee een decennium voor op andere regio’s. Dit door de werkgevers gefinancierde orgaan geeft inkomenssteun aan werknemers die door kleine bedrijven tijdelijk op non-actief werden gezet. Een systeem zoals de technische werkloosheid in België. “Eber is een voorbeeld van overlegde flexibiliteit,” zegt Pier Franco Ravaglia. “De sterkte van de kmo’s ligt net in hun grote flexibiliteit.” Hoort u het algemeen secretaris Mia De Vits van het ABVV al zeggen?

Sterke prestaties

Sterk entrepreneurship en goede samenwerking tussen de verschillende actoren hebben van Emilia-Romagna een succes gemaakt. Het bruto regionaal product (BRP) bedraagt 3450 miljard frank, de export bedraagt 30% van dat BRP en dat is goed voor 11,3% van de Italiaanse export. De mechanisch-metallurgische industrie neemt de helft daarvan voor haar rekening. De keramische tegels volgen op de tweede plaats. Een derde van de export gaat buiten Europa.

Gevolg van die mooie cijfers is een erg lage werkloosheid: dit jaar ligt het gemiddelde op 5,3%, in sommige deelregio’s slechts 2 à 3%. Italië heeft een werkloosheidsgraad van meer dan 12%, Noord-Italië haalt ruim 8%. Voor de kmo’s is het dan ook erg moeilijk om werknemers te vinden. Bovendien is nergens in Italië de negatieve demografische groei zo sterk als in Emilia-Romagna. De bedrijven zoeken daarom hun toevlucht in immigratie. 7% van de werknemers in de ambachtelijke bedrijven zijn migranten.

Kan Emilia-Romagna de groei van de voorbije jaren aanhouden? De recentste cijfers wijzen op de opkomst van de regio Veneto (met Venetië als hoofdstad). Giuseppe Rocco, directeur buitenlandse handel van de Kamer van Koophandel van Bologna: “Zij hebben de jongste jaren harder gewerkt, en wij hebben wat te veel op onze lauweren gerust.” Maar volgens Giorgio Allari staat Emilia-Romagna klaar voor een nieuwe sprong vooruit. “De bedrijven zijn volop bezig zich te reorganiseren en zich te verbinden in grotere binnen- en buitenlandse netwerken,” zegt hij.

Bedreigingen

Wil Emilia-Romagna die nieuwe sprong vooruit maken, zal het wel eerst enkele problemen moeten oplossen. Er is de moeizame transfer van knowhow van onderzoeksinstellingen naar de bedrijven. Er is ook de gebrekkige talenkennis. En het hoger genoemde tekort aan geschoolde werknemers.

Veel wordt verwacht van de overheveling van bevoegdheden van het nationale naar het regionale niveau. Zo wordt vanaf 1 januari 2000 het industrieel beleid een zaak van de regio’s. “We zijn bezig aan het opstellen van een regionaal programma voor drie jaar,” zegt Uber Fontanesi van de Regione. “Het draait rond vier aspecten: technologische innovatie, financiële innovatie, internationalisering en steun aan de lokale productie.” Tegelijk met de overheveling van bevoegdheden, zal ook een gedeelte van de belastingen direct naar de regio gaan.

Van die regionalisering wordt ook verwacht dat ze wat doet aan de bureaucratie. “Voor een zakenman is de administratie afgrijselijk. Maar indien je het vergelijkt met de rest van Italië is het hier een paradijs,” zegt Paolo Minoliti, journaliste bij Econ, een uitstekend uitgegeven tijdschrift van de regionale overheid. “Zo hebben we hier in Bologna al jaren een magnetische kaart waarmee je in terminals onder meer alle mogelijke certificaten kan opvragen. De administratie verleent ook gratis Internet-aansluitingen en experimenteert nu met het opzetten van e-handel.”

De cruciale vraag

zal echter zijn of de kmo’s klaar zijn voor de open Europese markt. Is hun beperkte schaalgrootte niet een al te grote beperking? Koppel dat aan een soms moeilijke familiale overgang en de combinatie van een onderkapitalisering en een gebrek aan extern kapitaal, en het scenario van een buitenlandse overrompeling ligt klaar.

In Emilia-Romagna wordt hierover fel gedebatteerd. Moet de regio haar sterkhouder – het kmo-weefsel – opgeven of niet? Voor Giorgio Allari is het doorgroeien van de kmo’s geen noodzaak. “We moeten vooral de kwaliteit van de kmo’s verbeteren,” zegt hij. “De factor bij uitstek van ons succes is net het dynamisme van de kmo’s geweest. Dat moeten we zo houden. We moeten wel een aantal andere factoren bijstellen. De vraag is welke. Dat is geen makkelijke oefening.”

Samenwerking is de sleutel. Wat dat kan betekenen, wordt bijvoorbeeld getoond in Centergross, het grootste groothandelscentrum in Europa (zie kader: Samen sterk). Giuseppina Gualtieri, directrice van het onderzoeksbureau Nomisma – twintig jaar geleden opgericht door Romano Prodi – ziet nog meer mogelijkheden. “Het kmo-model is niet statisch,” zegt ze (haar woorden worden vertaald door Kristien Michoel, een Vlaamse die als projectmanager aan Nomisma is verbonden). “Er zijn al bedrijven die een leidersrol op zich hebben genomen en die andere ondernemingen als satellietjes rond zich verzamelen. Een gedeelte van de kmo’s internationaliseert zich. Maar we hebben ook nieuwe bedrijven nodig in de sectoren waar we sterk staan. En vanuit die sectoren moeten we door ondersteunende diensten nieuwe sectoren kunnen ontwikkelen.”

Henri-Emmanuel Lederman – ex-Belg in Congo, consultant bij Nomisma en honorair consul in Bologna – denkt dat de kmo’s op zoek moeten naar verticale samenwerkingsverbanden. “Een producent van keramische tegels, een lijmproducent en een producent van lavabo’s kunnen samen de buitenlandse markten aanpakken. Daarnaast is een horizontale samenwerking mogelijk met kmo’s uit andere landen. Ga je buiten Europa, dan kan je kredieten krijgen bij allerlei internationale instellingen. Maar binnen Europa gaat dat niet. Bedrijven moeten voor risicokapitaal terecht kunnen bij zakenbanken. Maar de Italiaanse banken leveren dat niet en de buitenlandse banken begrijpen het niet. Als er één naar Bologna komt, kan ik haar direct tien bedrijven per dag een hele week lang presenteren die klaar zijn om te internationaliseren, maar onvoldoende kapitaal hebben.”

Zal Henri-Emmanuel Lederman die kans krijgen? Kan best, want als de kmo’s niet lukken in het leggen van die lokale en internationale verbanden, dan zullen ze verder worden opgekocht zoals nu al het geval is. En dan moet er straks niemand nog komen kijken naar het “model van Emilia-Romagna”.

GUIDO MUELENAER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content