Veel maatregelen, nauwelijks visie
De energieprijzen zijn gedaald in België, maar er komt een tariefschok aan. De uitbouw van groene energie werd ondersteund, maar de bevoorradingszekerheid staat op losse schroeven. De energierapporten van de Vlaamse en de Belgische regering ogen, zacht gezegd, diffuus.
Hoezo, energie te duur? Uit een rapport dat de federale energieregulator CREG uitbracht, blijkt dat ons land, in vergelijking met Nederland, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, het op een na duurste is voor elektriciteit, en op de derde (residentieel) en zelfs vierde plaats (bedrijven) komt voor aardgas. “Het bewijs dat de maatregelen van de regering werken”, orakelde minister van Consumentenzaken Johan Vande Lanotte (sp.a) dadelijk, die onder andere dacht aan de prijsbevriezing die de sector in 2012 kreeg opgelegd.
Dat de overheid zichzelf op de borst klopt, betekent niet dat alle problemen zijn opgelost. “De vragen die ik krijg, gaan nog al te vaak over de prijs. Gezien de lage energieprijzen is dat toch wel opvallend”, vindt André Jurres, topman van het groene-energiebedrijf NPG Energy.
Want de energiecomponent, het deel voor de consument waar concurrentie op zit, is voor elektriciteit minder dan de helft. Op de energiefactuur is verwarming trouwens een veel grotere kostenpost in een huishouden. En alle Europese energieproducenten kreunen vandaag onder de lage marktprijzen voor stroom. Dat dit zich vertaalt in relatief lage prijzen voor de verbruikers, is niet echt een mirakel te noemen.
Bovendien is de Belgische markt niet de gemakkelijkste omgeving om in te werken. Energieverkopers moeten rekening houden met de verordeningen van vier regulatoren, en inspelen op de veranderende wetgeving van evenveel ministers. De stroom die op een windmolenpark wordt geproduceerd, verandert ettelijke keren van bevoegde minister voor hij in de huiskamer komt, afhankelijk of het gaat over de kabel om de energie aan land te brengen, de vergunningen daarvoor, of de steunmaatregelen.
Tariefschok
Ook de energieprijzen zelf zijn trouwens een mooi voorbeeld van de complexiteit van de sector. Een van de toekomstige uitdagingen is het opvangen van de tariefschok van de distributienettarieven, goed voor ruim een derde van de elektriciteitsfactuur. Die heeft vooral te maken met de federalisering van dit land. Bij de zesde staatshervorming werd de bevoegdheid over de distributienettarieven overgedragen naar de gewesten. Dat gaat niet zonder moeite, moest de Vlaamse energieregulator VREG vaststellen. Midden april laakte die dat het Vlaams Parlement nog altijd geen decretaal kader heeft vastgelegd, wat in Wallonië en Brussel wél al het geval is. Daardoor moet de regulator zich nog tenminste tijdelijk baseren op de federale tariefmethodologie.
Om de overgang juridisch mogelijk te maken, besliste de federale overheid de tarieven tijdelijk te bevriezen. Maar intussen stijgen de kosten die de distributienetbeheerders moeten uitkeren aan groenestroomsubsidies, onder andere voor zonnepanelen. Die steun mogen zij recupereren zodra er nieuwe, Vlaamse, tarieven zijn afgesproken. Volgens de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) dreigt dat totaal op te lopen tot 1,8 miljard euro in 2015. Dat kan volgens ondernemersorganisatie Voka de factuur voor een gemiddeld bedrijf met 20 procent doen stijgen.
De netbeheerders sussen dat het wellicht zo’n vaart niet zal lopen. Door onder andere de recuperatie van de kosten over meerdere jaren uit te smeren, kan de stijging worden beperkt tot 10 à 15 procent. Dat is vergelijkbaar met de kosten voor de inflatie, die door de prijsblokkering sinds april 2012 evenmin is doorgerekend. Veel zal afhangen van wie de factuur krijgt toegeschoven voor de windmolenparken op zee. En intussen wordt ook werk gemaakt van een eenheidstarief voor alle Vlaamse netbeheerders, dat vanaf 2016 zou moeten gelden.
Bovendien gaat de SERV er in zijn berekeningen van uit dat een deel van de hernieuwbare-energiedoelstellingen moet worden gerealiseerd door twee nieuwe biomassa-installaties in Genk en Gent, die veel certificaten zullen verbruiken. Dat laatste is echter lang niet zeker. Max Green, de tot biomassa omgebouwde kolencentrale die Electrabel en Ackermans & van Haaren in Gent uitbaten, ligt stil. De hout- en papierindustrie weigert nog te verklaren dat het hout dat er wordt verbrand, onbruikbaar is voor de sector. Die goedkeuring is nodig om de groenestroomsubsidies te krijgen, en Max Green rendabel te houden. Datzelfde lot bedreigt de geplande centrale van E.ON in Genk.
Groene malaise
Sowieso heeft de hernieuwbare-energiesector het de afgelopen vijf jaar niet onder de markt gehad. Electrawinds is het laatste in een lange rij van boegbeelden die ten onder gingen. Het PV-bedrijf Enfinity uit Waregem werd voor amper één euro verkocht aan het Antwerpse SunEdison. De zonnepanelenproducent Photovoltech in Tienen deed in september 2012 de deuren dicht. De bijna lege beursschelp van Thenergo, specialist in kleinschalige warmtekrachtkoppelingsinstallaties, krijgt een nieuw leven onder de vleugels van het milieu-adviesbedrijf Abo Group.
Een flink deel van die problemen is te wijten aan te steile ambities en een businessmodel gestoeld op de premisse dat de subsidies er voor lange tijd zouden zijn. Quod non, want de hervorming van het ondersteuningsbeleid voor groene stroom en WKK (warmtekrachtkoppeling) vormde zowat de hoofdbrok van het Vlaamse energiebeleid in de afgelopen legislatuur.
De meest visibele maatregel was het afschaffen van de subsidies voor zonnepanelen. Die zette aanvankelijk veel kwaad bloed bij vooral de installatiebedrijven, maar intussen bewijzen heel wat ondernemingen dat zonne-energie ook rendabel kan zijn zonder overheidssteun. Ook de offshorewindsector is een beginnende industrie waar spelers als Belwind hopen de opgebouwde referenties te kunnen gebruiken om het buitenland te veroveren.
Maar andere deelsectoren, en zeker de biomassa- en biogassector, klagen steen en been. Dure brandstof, gekoppeld aan lage elektriciteitstarieven en een laag uitgevallen rendabiliteitsberekening, maken dat heel wat installaties in de mottenballen liggen, of dat de uitbater over de kop is gegaan. Toch, berekende technologiefederatie Agoria, zal de sector van de hernieuwbare energie tegen 2020 aan 25.325 mensen werk verschaffen, twee derde meer dan de 14.700 die er nu werken.
Vlaams minister van energie Freya Van den Bossche (sp.a) deed echter meer dan alleen de PV-steun afbouwen. Ze beperkte ook de duur van de steun, en die wordt voortaan gekoppeld aan de stroomprijs. Grootverbruikers krijgen verhoogde vrijstellingen, en er wordt gewerkt aan compensatiemaatregelen voor indirecte carbon leakage, Vlaamse bedrijven die dreigen te moeten verhuizen naar het buitenland door de in de stroomprijzen aangerekende CO2-kosten. Een blauwtje liep ze wel toen ze bij de invoering van een netvergoeding voor eigenaars van zonnepanelen door de rechtbank werd teruggefloten.
Op het palmares van de Vlaamse regering staat verder een verhoogde aandacht voor energie-efficiëntie, met onder meer een nieuwe energiebeleidsovereenkomst voor de energie-intensieve industrie, energieconsulenten voor kmo’s en de verplichting voor grotere bedrijven om elke vier jaar een energieaudit te laten uitvoeren.
Zoeken naar een visie
Maar, merkt Voka op, ondanks die prestaties kan er nog meer worden gedaan aan de energie-efficiëntie in gebouwen en mobiliteit, en vooral, klinkt het oordeel van Tine Deheegher van het Voka-kenniscentrum: “Er ontbreekt een onderbouwde langetermijnvisie.” Als voorbeelden verwijst ze naar groene warmte, een technologie die de afgelopen legislatuur stiefmoederlijk werd behandeld, en naar de sociale maatregelen. Die compenseren vaak financieel, zonder de oorzaak van het energieverbruik aan te pakken.
Dat gebrek aan visie kan veel minder worden verweten aan de federale regering, waar staatssecretaris voor Energie Melchior Wathelet (cdH) midden vorig jaar zijn Uitrustingsplan presenteerde. Daarin wordt de langetermijnvisie voor de Belgische energiebevoorrading uit de doeken gedaan. Die moet komen van een combinatie van gasgestookte centrales en hernieuwbare energie. De nucleaire rente (het deel van de winst uit het openhouden van de kerncentrales dat de Belgische overheid afroomt van uitbater Electrabel) wordt gebruikt om de transitie mogelijk te maken, onder andere voor een deel van de steun aan de offshorewindmolenparken. Helaas dreigt ook dat plan in juridische onzekerheid te eindigen, en bovendien extra systeemkosten te creëren. Want de gascentrales, die de ruggengraat van de bevoorradingszekerheid zouden moeten vormen, en als back-up dienen voor de groene energie, worden door hun uitbaters één voor één stilgelegd.
De Magritte-groep, een vereniging van tien grote Europese energiebedrijven, sluit voor 50 gigawatt gascentrales. Reden: in de VS duwt het goedkope Amerikaanse schaliegas steenkool uit de markt als energiebron. Die kolen worden daarom geëxporteerd naar onder andere Europa, waar de gascentrales dan nog eens lijden onder de voorrang die hernieuwbare energie op het net krijgt, en de inflexibele basisproductie van de goedkopere kernenergie uit afgeschreven nucleaire centrales.
Omdat de gascentrales nodig zijn voor de bevoorrading, worden nieuwe subsidiesystemen op stapel gezet. Twee nieuwe centrales krijgen zes jaar lang ondersteuning, terwijl productievestigingen die dreigen te worden gesloten, verplicht kunnen worden opgenomen in een strategische reserve. Maar de plotse sluiting van de kerncentrales Tihange 2 en Doel 3 dreigt het fel moeilijker te maken om de komende winter door te komen zonder black-outs.
Europa
Een deel van de oplossing moet komen van een efficiëntere sturing van de vraag, een niche waarop bedrijven als Actility, ReStore en Energy Pool zijn gesprongen. Een ander deel moet komen van meer Europese samenwerking. Bijvoorbeeld door in de CWE-zone, te weten Duitsland, Frankrijk en de Benelux, te werken aan één mechanisme voor voldoende piekcapaciteit.
Maar vooraleer naar het buitenland te kijken, is het goed voor eigen deur te vegen. Daarom wordt op initiatief van de hoogspanningsnetwerkbeheerder Elia druk gewerkt aan een energiepact. Dat kan een middel zijn om de visie van Wathelet ook met concrete maatregelen te onderbouwen, en ook de gewestelijke plannen voor hernieuwbare energie en hogere energie-efficiëntie een plaats te geven. De volgende regeringen weten wat hen te doen staat.
LUC HUYSMANS
Het federale Uitrustingsplan dreigt in juridische onzekerheid te eindigen, en bovendien extra systeemkosten te creëren.
Dat de overheid zichzelf op de borst klopt, betekent niet dat alle problemen zijn opgelost.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier