Van vluchteling zonder papieren tot topmanager

Twintig jaar geleden strandde de Iranees Peyman Dilmaghanian in België, zonder geld of papieren. Vandaag is hij productmanager bij het farmaciebedrijf Merck. Migranten moeten volgens hem integreren door de taal te leren. “Blijf niet voor de tv zitten, zoek contact met de mensen.” Een gesprek, aan het begin van de ramadan.

P eyman Dilmaghanian (38) is in Brussel productmanager bij Merck Generics, een divisie van farmaciereus Merck KgaA. Hij ontvluchtte bijna twintig jaar geleden zijn geboorteland Iran. Op zijn reis naar Canada strandde hij in Brussel. Hij leerde Frans en Nederlands, studeerde voor apotheker, behaalde een MBA, werkte als apotheker en werd in 2000 geheadhunt om de afdeling generische geneesmiddelen van Merck op te starten. Hij heeft een merkwaardig en boeiend levensverhaal dat velen tot voorbeeld kan zijn (zie ook blz. 92).

“Ik werd geboren onder het regime van de sjah. Mijn familie kende veel artsen. Mijn ouders waren de uitzondering: mijn vader was professor wiskunde aan een van de hogescholen van Teheran, mijn moeder lerares wiskunde aan een middelbare school. Tot mijn dertiende jaar heb ik een leven geleid zoals hier in het Westen. Iraniërs leven erg Amerikaans, met de nadruk op competitie en concurrentie.

“Toen kwamen in 1979 de ayatollahs aan de macht en daarna brak de oorlog met Irak uit. De soldaten van ayatollah Khomeini (de Pasdaran) kwamen in de huizen controleren of je alle islamitische regels wel volgde. Je moest allerlei dingen doen en andere dingen mocht je absoluut niet doen. Het was een onmogelijke discipline. Er was geen vrijheid meer. Ik had grote problemen met de islam en al die voorschriften.

“Ik studeerde op de middelbare school Natuurwetenschappen en ging toen naar de universiteit om als technisch orthopeed te studeren. Dan leer je prothesen te maken en met de vele oorlogsslachtoffers was dat een belangrijke studie. De politie kwam toen naar mij en zei dat ik moest gaan vechten in de oorlog. Ik wou niet. ‘Ik ben student,’ zei ik hen. Maar de Iraanse politie verscheurde mijn studentenpapieren en zei: ‘Nu ben je geen student meer. Je moet naar de oorlog’.”

Gered door Bert Anciaux

“Het was 1985 en ik was negentien jaar. Ik besliste toen om te vluchten, samen met mijn broer van achttien jaar en een vriend van zeventien. We zijn met zijn drieën te voet over de grens van Iran naar Turkije gevlucht. Het zijn Koerdische families die je daarbij helpen, de ene helft van die families is Iraans, de andere helft is Turks. Ik betaalde ongeveer 1500 dollar voor de reis van Teheran naar Istanboel. Aan die grens is bijna geen controle. Ik ben toen door hen naar Dubayezid gebracht, de eerste stad in Turkije waar je de trein kan nemen. Twee nachten was ik onderweg naar Istanboel. Ik heb drie weken in Istanboel doorgebracht bij de moeder van mijn vriend. Met een vals paspoort zijn we vertrokken naar Frankfurt en dan naar Brussel. Van daar moesten we naar Parijs en dan naar Montreal in Canada. Dat traject kostte 2200 dollar. We wilden naar Canada, omdat je daar makkelijker werken en studeren kunt combineren dan in Europa. En omdat we er minder taalproblemen zouden hebben.

“Het was 16 november toen we ‘s avonds in Brussel arriveerden. Ik werd door de politie op Zaventem tegengehouden, omdat mijn paspoort niet in orde was. Ze brachten me naar een apart lokaal om me te ondervragen. Boven het bureau hing een foto van koning Boudewijn. Ik wist niet wie dat was. Ik dacht dat ik in een communistisch land was beland. Wat wil je? Wat weet jij over de politieke situatie van een of ander klein landje in Azië? De politie besliste dat ik hier moest blijven. Ik wou asiel aanvragen, maar al mijn documenten waren in het Perzisch en moesten vertaald worden. Ik had ook geen geld meer. Ik kreeg een advocaat toegewezen, een piepjonge Bert Anciaux. Hij heeft me geholpen en alle papieren geregeld. Hij sprak Engels met me, want hij wou geen Frans spreken. Ik kon goed Engels omdat ik twee jaar in het Engels had gestudeerd. Ik spreek natuurlijk ook Perzisch, en ook Turks omdat ik een Azari ben en die spreken een soort Turks.

“Nadat we hier door de politie waren vastgehouden, kregen we eerst alledrie het bevel om het land te verlaten. De politie heeft ons toen uitgenodigd om tot bij hen te komen. Bert Anciaux had me aangeraden om niet te gaan en thuis te blijven. Mijn vriend is toch gegaan en werd direct in de gevangenis gezet. Hij zat veertien dagen in Vorst. Dankzij protest van Amnesty International en enkele senatoren kwam hij vrij. Hij was immers minderjarig en zat in een gevangenis voor volwassenen. Hij was België zo beu door die ervaring dat hij met een vals paspoort naar Canada vertrok. Hij had zich helemaal vermomd, zijn haar geblondeerd en zo.

“Op 23 februari 1987, anderhalf jaar na mijn aanvraag, werden ik en mijn broer erkend als vluchteling. Ik kon me toen inschrijven bij de gemeente en kreeg een identiteitskaart. In dat anderhalve jaar leefde ik in een soort niemandsland. Inschrijven voor taallessen of andere studies was erg moeilijk. Werken kon niet, een contract tekenen om bijvoorbeeld een appartement te huren was moeilijk. Ik kon alleen maar wachten.

“Ik moest toen eerst de gelijkwaardigheid van mijn diploma verkrijgen. Ik deed een toelatingsproef en in 1988 begon ik aan de UCL medicijnen te studeren. Ik was niet geslaagd en schakelde over naar de studie Farmacie. Dat is een opleiding van vijf jaar die ik in zes jaar volbracht. Het derde jaar deed ik in twee jaar, omdat ik geen geld had en moest werken. Het OCMW hielp me wel, maar niet constant. Als student kreeg je toen geen hulp. Ik had wel een studiebeurs van omgerekend 1500 euro per jaar, maar dat was net voldoende om de kosten van de studies zelf te dekken. Ik was dus verplicht te werken. Ik deed vooral nachtwerk aan de receptie van hotels. Ik had in Iran nooit gewerkt, we hadden daar voor alles personeel. Ik was een verwend kind en heb pas hier leren werken.

“In 1995 studeerde ik af als apotheker. In 1997 begon ik aan de VUB een Engelstalige cyclus in bedrijfskunde, aangevuld met een MBA aan de Solvay Business School. Ik werkte toen als een soort interimapotheker, die overal insprong waar er een apotheker nodig was. In het begin vooral nachtdiensten. Na een tijd lig je goed in de markt en krijg je verschillende aanbiedingen. Ik heb veel in een apotheek in Schaarbeek gewerkt, waar het cliënteel vooral Turks was.

“In Brussel heb ik mijn Nederlandse vrouw leren kennen. Ik ben met haar getrouwd in 1999 en we hebben nu twee kinderen. Zij spreekt Nederlands met de kinderen, ik Frans en Perzisch zodat ze kunnen communiceren met hun oma. Daan is vijftien maanden en Sam is 3,5. Die namen bestaan ook in het Perzisch.”

Praten met medereizigers

“In 2000 werd ik aangesproken door een headhunter. Ik werd door haar gevraagd samen met drie andere managers de afdeling generische geneesmiddelen van Merck op te starten. Generieken hadden toen nog niet 1 % van de markt. Vandaag werken we met vijftig mensen en zijn we de tweede grootste op de Belgische markt. We hebben een vijftigtal producten en onze groei ligt hoger dan de groei van de markt. Ik ben productmanager en rapporteer samen met een collega aan het hoofd van Merck Generics.

“Ik heb door alle dingen die ik heb meegemaakt, geleerd dat je nooit de hoop mag verliezen. Ik heb het op veel momenten zeer moeilijk gehad: bijvoorbeeld toen ik het bevel kreeg het land te verlaten, of toen ik het derde jaar van mijn studies in twee jaar moest doen omdat ik geen geld had. Maar dankzij al die moeilijkheden heb ik me gevormd. Ik wil altijd hoger, ik wil de onmogelijkheid bereiken. Vroeger had ik de neiging om iets dat moeilijk was, maar niet te doen. Al op mijn negentiende zat ik in buitenland. Ik had geen geld. Ook geen ouders. Nu komen ze geregeld naar België. Alles was toen nieuw: mensen, studeren, werken, de taal. Maar ik was vrij en dat had een onschatbare waarde. Als je hier altijd hebt gewoond, besef je de waarde van de vrijheid niet meer.

“Ik denk dat het belangrijkste voor de integratie van migranten het snel leren van de taal is. Je moet niet thuis blijven zitten en tv kijken of boeken lezen. Je moet contact zoeken met de mensen. Zelfs als ik met de bus ergens naartoe ging, sprak ik mijn medereizigers aan. Tijdens mijn studies heb ik altijd in een studentenvereniging gezeten. Je kan niet gewoon studeren, je moet vriendschappen sluiten. Dat kan trouwens later nog van pas komen voor je netwerk. Dat is typisch Iranees, we leggen erg makkelijk contact. Ik ben trouwens onder de Iranezen geen uitzondering die op kaderniveau werkt. Iranezen herken je niet. En dat maakt het wel makkelijker om te integreren. Ik heb ook nooit last gehad van racisme of discriminatie.”

Inburgering móét

“Inburgeringscursussen zoals ze nu gepland worden, zijn erg positief. Toen ik in 1996 de Belgische nationaliteit verwierf, ging dat heel makkelijk. Ik moest een paar minuten praten met een politieman, maar die heeft eigenlijk niets gevraagd. Dat is niet goed: wie Belg wil worden moet toch een goede basis over het land en de taal krijgen. Ik vind dat migranten meer begeleiding moeten krijgen. We hebben nu problemen met veel Marokkanen en Turken, maar we hebben die mensen ook nooit geholpen. We hadden hen in de jaren zestig en zeventig moeten bijstaan. Nu is het veel moeilijker natuurlijk.

“Nederlands heb ik van de buren geleerd toen ik in Overijse ben komen wonen. Ik ken bijna al mijn buren. Nu volg ik een cursus Nederlands om mijn taal te verbeteren. Met mijn vrouw spreek ik voor 30 % Nederlands en 70 % Frans. Ik dacht dat het 50-50 was, maar zij zegt 30-70.

“Ik ben volledig geïntegreerd, vind ik. Maar assimileren is onmogelijk. Ook een Belg neemt allerlei dingen op van buitenlanders. Ik denk alleen nog maar aan eten. Omgekeerd kan je ook niet 100 % veranderen en dat moet ook niet. Het is een wisselwerking die van beide kanten moet komen. Je moet ook niet bang zijn om kritiek te geven op de maatschappij hier.

“Het Vlaams Blok en de extremisten uit Iran lijken in mijn ogen op elkaar. Als je een sterke religie hebt of je bent extreem nationalistisch, dan kan je niet integreren. Ik ben niet echt religieus en ook geen nationalist of een chauvinist van mijn eigen land. Ik heb Servische vrienden gehad, maar dat ging gewoon niet. Voor hen was alles uit Servië goed en alles uit België slecht. Dan kan je niet integreren. Hetzelfde met extremistische Iranezen. Ze zien geen andere mensen, ze kijken satelliettelevisie. Voor hen is het moeilijk hier te wonen, want alles is het best in Iran. Ze zijn hier dan arm en ongelukkig, maar ze hebben daar ook deels zelf voor gekozen. Ook bij de Turken en Marokkanen zijn er sommigen die dat doen, maar niet allemaal. Ik wil zeker niet spreken in clichés. In de multiculturele samenleving waarin wij leven, is volgens mij geen plaats voor extremisme. Democratie bestaat bij de gratie van diversiteit.”

Guido Muelenaer

“Ik kreeg een advocaat toegewezen, een piepjonge Bert Anciaux. Hij sprak Engels met me, want hij wou geen Frans spreken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content