Van ruïne tot juweel
De villa Savoye van Le Corbusier is meer dan ooit bewoonbaar, nu het gebouw helemaal gerestaureerd is en in zekere zin ook ‘versterkt’ om als museum dienstig te zijn. Dit meesterwerk, een juweel van de 20ste-eeuwse architectuur, werd evenwel nooit echt bewoond.
Zomer 1931. De villa Savoye in Poissy (bij Parijs) is nauwelijks voltooid, of de Zwitserse architect Le Corbusier en zijn neef en vennoot Pierre Jeanneret moeten al herstellingen uitvoeren aan het schilderwerk en aan het gebouw zelf wegens vochtproblemen. Dat was niet ongewoon in die tijd: men experimenteerde immers met nieuwe bouwmaterialen, die op zijn zachtst gezegd nog niet perfect waren. De woning, die van de familie Savoye de naam ‘Les Heures Claires’ had gekregen, zou een lange sombere periode doormaken vooraleer ze de schitterende villa werd die ze nu is.
Het gebouw werd zorgvuldig gerestaureerd (kostprijs ongeveer 15.000.000 fr.) onder leiding van de architecten Bruno Chauffert-Yvart en Laurence Razy. Vooraleer het zover was, heeft de villa veel moeten doorstaan; ze werd zelfs met afbraak bedreigd.
De totale kostprijs van de nieuwbouw bedroeg destijds 815.000 Franse frank, wat toen een enorm bedrag was en het dubbele van het voorziene budget. Toch kloeg de familie Savoye al van bij het begin dat de binnenmuren te dun waren, dat de centrale verwarming niet behoorlijk werkte, dat Le Corbusier in de toiletten geen lavabo had voorzien en dat het regenwater naar binnen sijpelde. Gelukkig woonden ze hier alleen in de weekends, maar toch…
In 1940
verbleven de Savoyes er voor de laatste keer. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de villa ingepalmd door de bezetters en later door de geallieerden. Daarna deed het gebouw nog dienst als voorraadschuur en als jeugdcentrum. In 1958 startte het gemeentebestuur van Poissy een ontruimingsprocedure, met de bedoeling de villa af te breken en er een school te bouwen. Wat toen op het zeven hectaren grote domein (nu verminderd tot één hectare) nog overbleef, was een echte ruïne.
Hoewel de Savoyes er al lang niet meer gewoond hadden, waren ze toch wel gehecht aan hun villa – maar volgens Laurence Razy hadden ze geen geld om het gebouw te onderhouden. Bekende architecten zoals Ludwig Mies van der Rohe, Walter Gropius en Richard Neutra trokken aan de alarmbel; grote koppen in de internationale pers (Le Monde, Time) vestigden de aandacht op de dreigende ramp.
Het resultaat was dat de villa een beschermd monument werd: in 1964 liet de toenmalige Franse minister van Cultuur André Malraux de villa klasseren en zijn ministerie werd de nieuwe eigenaar. Dit gebeurde terwijl Le Corbusier (geboren in 1887) nog in leven was; een jaar later verdronk hij tijdens een zwempartijtje in Roquebrune-Cap-Martin (Alpes Maritimes). Moeder en zoon Savoye stelden zich uiteindelijk tevreden met een vergoeding; mevrouw Savoye overleed in 1968.
De aanblik
bij het naderen van de villa is nu heel anders dan in de jaren dertig, toen Pierre Savoye (bestuurder van een verzekeringsmaatschappij) en zijn echtgenote Eugénie met hun zoon Roger vanuit Parijs naar hun buitenhuis reisden. Destijds bood de woning, die op een heuvel is gebouwd, een weids uitzicht over de Seinevallei; nu is ze ingesloten door oninteressante gebouwen met een banale architectuur.
Eenmaal de dubbele inrijpoort voorbij, blijkt de sfeervolle charme van vroeger nog des te meer voelbaar te zijn. Men komt in een andere wereld: tussen verleden en toekomst, tussen zinnelijk welbehagen en gewijde stilte, tussen sereniteit en bewondering voor zoveel menselijk vernuft. Zelden brengt een brok architectuur zo’n intense fysieke en mentale reactie teweeg.
Op het eerste gezicht zou men zeggen dat een groot wit ruimtetuig een zachte landing heeft gemaakt in een weide omringd met bosjes. Dat beeld staat inderdaad niet ver van wat Le Corbusier beoogde: “Het gebouw moet zijn plaats innemen in het groene landschap, zonder ook maar iets te verstoren.”
In die tijd
kende de automobiel een groeiend succes bij rijke Parijzenaars met een tweede woning buiten de stad, en dat had een beslissende invloed op de afmetingen en het uitzicht van de villa. De draaicirkel van de wagen van de familie Savoye bepaalde namelijk de ronding van het gelijkvloerse paviljoen, dat samen met de omringende pijlers de hele structuur van de woning schraagt.
Die (holle) pijlers vormen een van de vijf punten van de ‘nieuwe architectuur’, opgesteld door Le Corbusier in het kader van de ‘Mouvement moderne’. Voor de architect boden deze pijlers de mogelijkheid om zich los te maken van een massieve benedenverdieping over de gehele bouwoppervlakte; aldus kon men door visuele transparantie het gebouw laten harmoniëren met de omringende tuin.
De overige vier punten van de ‘nieuwe architectuur’ werden door Le Corbusier eveneens perfect toegepast in de villa Savoye.
* De daktuin: dankzij het platte dak kan de woonoppervlakte die men op het gelijkvloers prijsgeeft, toch nog benut worden bovenop het gebouw. De dakrand (zonder kroonlijst) vormt een pure horizontale lijn, die zich duidelijk aftekent tegen de horizon.
* Het vrije plan: in tegenstelling tot het starre plan, waarin de binnenwanden draagmuren zijn die op elke verdieping bovenop elkaar moeten staan, gebruikt Le Corbusier betonnen vloeren die op volle betonpalen rusten. Zo kunnen de binnenmuren geplaatst worden waar men ze maar wil, met het oog op een ideale indeling en speciale architecturale effecten.
* De vrije gevel: de gevel is onafhankelijk van de structuur van het gebouw, zodat men bij de compositie ervan enkel rekening dient te houden met de lichtinval naar binnen en het uitzicht vanuit de woning.
* Ramen in de lengte: door het gebruik van beton, dat meer vrijheid biedt bij de compositie van de gevel, kunnen de horizontale openingen zich uitstrekken over de hele lengte van de buitenmuren. Zodoende genieten de bewoners van een panoramisch uitzicht over de omgeving.
Het interieur
van de woning is net als de buitenkant overwegend wit, maar Le Corbusier bracht hier en daar wat kleurige toetsen aan (okergeel, sienna-rood, groen en blauw). Rechte lijnen overheersen, maar worden verzacht door een hellend vlak van de begane grond naar het dak en door de gebogen muren die op het dakterras dienst doen als windschermen.
Grote hedendaagse architecten zoals Tadao Ando en Norman Foster brengen geregeld een bezoek aan de schitterend gerestaureerde villa. Er staat niet veel meubilair meer van Le Corbusier, behalve een paar stukken die nu nog worden uitgebracht door Cassina. Momenteel loopt er wel een project voor de herbemeubeling, maar binnen strakke grenzen: men wil niet te ver gaan, omdat ook de familie Savoye het huis niet bemeubelde in de stijl van Le Corbusier.
De huidige staat van de woning en de degelijkheid van de materialen die gebruikt werden bij de restauratie, maken dit gebouw tot een van de mooiste ter wereld. Zowel vakmensen als liefhebbers zijn het erover eens dat de villa Savoye een juweel is van de 20ste-eeuwse architectuur.
SERGE VANMAERCKE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier