Van charcuterie naar wijn
Als er één Bordelees wijnkasteel is dat je niet kan verwarren met een ander, dan is het Cos d’Estournel. De oosterse architectuur ervan is uniek. Deze deuxième grand cru classé kent een gelijkaardige geschiedenis als vele beschermde wijnkastelen in Bordeaux: lange tijd in handen van adellijke families, tot de laatste familie bezwijkt voor het grote geld van een investeringsgroep of een gefortuneerde zakenman.
De naam Cos d’Estournel komt van Louis Gaspard d’Estournel, die in het begin van de 19de eeuw een wijndomein oprichtte in het gehucht Cos. De man verkocht ook Arabische paarden in het Midden-Oosten, vandaar het idee om een wijnkasteel in een oosterse stijl te bouwen. Het werd verscheidene keren overgenomen door andere families, om in 1917 te belanden bij de familie Ginestet. Een van de kleinzonen, Bruno Prats, was de laatste beheerder van het kasteel, dat in 2000 werd verkocht aan de Franse zakenman Michel Reybier. Die had fortuin gemaakt met zijn charcuteriebedrijf Aoste. Hij had het opgericht in 1982, uitgebouwd tot een groep met 2500 medewerkers en 19 fabrieken, en in 1996 verkocht aan de Amerikaanse groep Sara Lee. Vanaf dan richtte hij zich op de luxebusiness. Hij stelt 7000 mensen tewerk in de wijn-, de hotel- en de medische sector. Hij behoort tot de rijkste 200 Fransen met een geschat vermogen van 500 miljoen euro.
Mensen met zo’n vermogen kopen vaak een gereputeerd wijnkasteel, omdat het een van de zekerste beleggingen is. Het heeft niet alleen een uniek patrimonium, maar ook een merknaam die tot de verbeelding spreekt. Hij heeft niet slecht geboerd voor een man die op zijn 21ste begon met de overname van dertig supermarkten in moeilijkheden. Zeven jaar later waren ze gesaneerd en had hij er nog twintig geopend.
Bruno Vanspauwen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier