Valt er voor u iets te rapen?
Binnenkort krijgt een overgangsregering onder Amerikaanse controle de economische hefbomen in Irak in handen. Is er lucratieve business in zicht voor Belgische bedrijven? We hebben een slechte uitgangspositie omdat ons land in de Golfoorlog de ‘verkeerde’ kant koos, maar kansloos zijn we niet. Een stand van zaken, anderhalve maand na de val van Bagdad.
Volgende week: Getuigenissen uit Jordanië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten.
Zakendoen met Irak, kan dat wel? Gedurende de jarenlange sancties was het ‘Olie voor Voedsel’-programma (OVV) van de Verenigde Naties de enige juridische basis om met het land van Saddam Hoessein zaken te doen. Onder het embargo mocht Bagdad na goedkeuring door de VN olie uitvoeren in ruil voor voedsel en essentiële middelen.
De afgelopen tien jaar, en dat tot net vóór het uitbreken van de oorlog in Irak, exporteerden een twintigtal Belgische ondernemingen hun producten via dat OVV-kanaal. De belangrijkste deelnemers waren Agfa-Gevaert, Ansival-Moret, Atlas Copco, Glorier,Janssen Pharmaceutica, Maison Ma- thieu Trading, Pauwels Trafo, Solar Turbines, Trane en Vigan. Dat laatste Waalse bedrijf levert sinds 1976 onderdelen voor landbouwmachines aan Irak en schakelde na de afkondiging van het VN-embargo vlot over op het OVV-programma. Ook transformatorenbouwer Pauwels, Solar Turbines en Agfa-Gevaert werkten op die manier verder.
Zo voerde België ondanks de sancties in 2001 voor 98 miljoen euro uit naar Irak. In vergelijking met 2000 was dat een stijging met 74 %, en vorig jaar klom die uitvoer nog eens met 16 % tot 115 miljoen euro.
Dankzij Olie voor Voedsel beschikte de VN over 13 miljard dollar uit de verkoop van olie voor aankopen in het buitenland, onder meer bij Belgische bedrijven. Maar het programma loopt op 3 juni 2003 af. De Verenigde Staten zien geen reden waarom het VN-embargo en de daaraan gekoppelde ‘Oil for Food UN Bureaucracy’ na 3 juni zou moeten blijven bestaan, nu Saddam Hoessein weg is. De VS wil dat een Iraakse overgangsregering zelf kan beslissen wat er met de olieopbrengsten voor de financiering van de heropbouw van Irak gebeurt. De VN, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds mogen hooguit via een adviesorgaan en een hulpfonds toekijken.
En dan rijst de vraag hoe Belgische bedrijven die vorig jaar via OVV nog voor 115 miljoen euro exporteerden aan de bak kunnen komen. De koek is alvast groot: de kosten van de heropbouw worden voor de komende vijf jaar op 100 miljard dollar geraamd.
In Washington hebben de beslissers over de toekomst van Irak België naar het verdomhoekje verwezen wegens de uitgesproken stellingname tegen een Amerikaanse interventie in Irak. Maar Thierry Rollier, exportmanager van CCB dat in Doornik speciaal cement voor boorputten produceert, hoopt als onderaannemer toch een kans te maken. “Misschien langs onze Italiaanse hoofdaandeelhouder om,” klinkt het. CCB werd overgenomen door Italcement Group, maar bedient al sinds de jaren zestig vanuit België de Golfstaten. Onder meer Aramco, de oliemaatschappij van de Saudi’s, is klant. Eén vierde van de productie gaat naar het Midden-Oosten. Rollier noemt zijn bedrijf de nummer twee in die niche, na Dykerhof Zement in Duitsland. Hij levert cement aan Afrikaanse oliestaten via Halliburton, het Amerikaanse bedrijf dat voor de heropbouw van Irak de eerste opdrachten binnenrijfde. Pas vorig jaar sloot CCB ook met het Iraakse ministerie van Olie een contract voor 3000 ton cement (oplopend tot 10.000 ton) in het raam van het OVV-programma van de VN, zegt Rollier. Hij hoopt alsnog dat het contract gerealiseerd wordt. Na 3 juni wil de VS immers nog een uitfasering van het lopende OVV-programma over vier maanden toestaan.
Preconex uit Willebroek, producent van halffabrikaten voor kippenvoeders, kreeg dan weer van de Wereldvoedselorganisatie FAO te horen dat het tegen 13 juni 16.000 ton moet laten opstomen naar een van de vier door de VN geselecteerde doorvoerhavens voor OVV-goederen: Dubai in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), Akkaba in Jordanië, Labakia in Syrië of Iskenderun in Turkije. Even leek het erop dat de Preconex-producten niet op de nieuwe prioriteitenlijst zouden komen die de VN na de val van Bagdad op 17 april invoerde (en die regelmatig wordt bijgewerkt, zie www.un.org/Depts/oip/).
Nadat in Bagdad de ministeries in rook waren opgegaan, namen de VN-agentschappen de beslissingsbevoegdheid voor OVV-bestellingen helemaal over: ze selecteren buitenlandse leveranciers en vragen BNP Parisbank in New York letters of credit (LC’s) uit te vaardigen. Janssen Pharma wacht nog op instructies van de wereldgezondheidsorganisatie WHO. Vigan Engineering uit Nijvel hoopt op zijn beurt dat zijn twee hangende contracten voor wisselstukken weldra op de prioriteitenlijst komen. Het gaat om onderdelen voor het lossen van graanschepen.
Wie maakt een kans?
Preconex, CCB, Vigan en de andere, het zijn maar enkele van de nog honderden contracten (goed voor 10 miljard dollar) in uitvoering binnen het OVV-programma. Of de meeste daarvan in de komende vier maanden nog gerealiseerd kunnen worden, is weinig waarschijnlijk. Daarom zal een deel overgeheveld worden naar het nieuwe Hulpfonds voor Irak, onder Amerikaanse controle met toezicht van de VN. Thiery Rollier is er gerust in. “Zodra het stof wat gaan liggen is, zullen zakelijk pragmatisme en kwaliteitsnormen de overhand halen.”
Begin april 2003 stuurde de Amerikaanse ambassade in Brussel (pro forma) een brief naar minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR) met informatie over te volgen procedures voor ondernemingen die willen meedingen naar contracten. Voor een dagelijkse fact sheet verwijst de VS-ambassade naar de website www.useu.be (rebuilding Iraq/procurement issues) en de webpagina van USAid, de organisatie die Amerikaans ontwikkelingsgeld verdeelt en de eerste contracten toewees aan Halliburton, haar filiaal Kellog Brown & Root (KBR) en Bechtel een contract van 680 miljoen dollar toeschoof.
Bouwgroep Besix rekent erop dat haar jarenlange ervaring in de Golf de deur kan openen voor onderaanneming via zijn filaal BelhasaSix Construct in de Verenigde Arabische Emiraten. Meteen na de bekendmaking van zijn megacontract beloofde Bechtel dat er een internationale open competitie voor onderaannemers komt. En misschien kan Cosefi, Besix’ Poolse dochterbedrijf, de Amerikanen charmeren omdat Poolse soldaten in Irak meestreden met de VS-troepen.
Gantry uit Nijvel, leverancier van havenuitrustingsgoederen in de Golf, werkt nauw samen met Bechtel in Bahrein en hoopt via zijn Amerikaanse filiaal betrokken te worden bij Bechtels plannen met Irak.
Baudouin Velge van het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) raadt bedrijven die goede relaties hebben met ondernemingen uit landen die wel aan de bak komen aan om hun contacten proactief op te warmen. “Vooral als men de juiste nicheproducten heeft of de expertise en connecties ter plekke. Het kan misschien nog maanden duren voordat er beweging in de zaak komt. Hoe dan ook zullen steeds meer Irakezen in een nieuwe regering beslissingsmacht krijgen en breder gaan bij aanbestedingen. Onze bedrijven zijn minder visibel dan de Franse en de Duitse concurrenten, maar dat kan wellicht in ons voordeel spelen.”
Zonder namen te noemen, verklapt Velge dat een aantal Belgische onderaannemers in de voorbije weken, tijdens de oorlog tegen Saddam, specifieke producten heeft geleverd aan Britse en Amerikaanse filialen “omdat ze trouwe toeleveranciers waren of het beste product in huis hadden”. En onlangs kon United Belgian Mills via het Wereldvoedselprogramma WFP 5000 ton meel leveren aan Irak in bloemzakken met het opschrift ‘Gift of USA’ omdat de Amerikaanse belastingbetaler het Belgische meel betaalt.
Ook de federatie van technologiebedrijven Agoria verwacht dat enkele Belgische bedrijven vrij goed geplaatst zijn. Onder meer als toeleveranciers voor de renovatie van Iraakse olie-installaties: Kellog Brown & Root heeft sinds jaar en dag een reeks Belgische onderaannemers. De betrokken bedrijven houden het liever discreet, maar dit type knowhow hebben bijvoorbeeld ook Fabricom ( piping), Tractebel (engineering van energie-installaties), Truflo Rona (cryogene afsluitkranen), Geldof (tank- en opslagfaciliteiten), AIB Vinçotte (testen en controle van olie-installaties), Agfa-Gevaert (industriële röntgenfilms) en andere nichespelers.
Xavier Desclée, gewezen gedelegeerd bestuurder van de Waalse werkgeversorganisatie UWE, krijgt van de Waalse regering twee maanden de tijd om systematisch te onderzoeken welke bedrijven bij heropbouwprogramma’s in Irak betrokken zouden kunnen worden en hoe dat moet gebeuren. “We hebben nogal wat Amerikaanse filialen,” zegt Desclée. “Denk maar aan Caterpillar, dat vanuit Gosselies verantwoordelijk is voor het Midden-Oosten.”
Baudouin Velge van het VBO gaat ervan uit dat de Amerikanen geen cadeautjes zullen geven in grote projecten die ze zelf stevig in handen willen houden. In grote consortia zijn onze bedrijven geen partij, zelfs in procurement-programma’s van de VN-agentschappen of ontwikkelingsbanken laten ze het (op enkele uitzonderingen na) meestal afweten. Maar toch zijn we niet vooraf kansloos, meent de VBO-directeur. “Als de overgang in Irak zonder grote haperingen verloopt, komen er op termijn mogelijkheden voor Belgen die nu al de nodige voorbereidingen treffen.”
Daarbij gaat het vooral om bouwprojecten, baggerwerken, de modernisering van de petrochemische sector, uitrustingen voor ziekenhuizen en nutsvoorzieningen.
De Amerikanen zijn vast van plan om de lucratieve en totaal afwezige mobilofonie in Irak naar zich toe te halen. De coalitie heeft een concessie voor één jaar toegekend aan Worldcom. Ten koste van Alcatel, een van de oudste leveranciers van Irak, en van Siemens. Het probleem is dat de VS zijn CDMA-standaard wil opleggen, terwijl in het hele Midden-Oosten de Europese GSM-norm wordt gebruikt. Iraki’s zouden dan niet kunnen communiceren met hun Turkse of Saudische buren. Hetzelfde geldt voor het elektriciteitsnet, als de Amerikanen hun monofasesysteem doorduwen, terwijl de Fransen het driefasige systeem installeerden. Ook hier zullen twee standaarden naast elkaar complex en duur uitvallen, zodat mogelijk toch voor de Europese norm gekozen zal worden.
Wie betaalt de rekening?
Zonder het Olie voor Voedsel-programma valt de zekerheid van betaling uit de VN escrow account bij BNP Paribas weg. De olie-inkomsten zouden voortaan in het nieuwe hulpfonds worden gestort bij de Iraakse centrale bank. Na een nieuwe VN-resolutie die een einde maakt aan het embargo uit 1990 kunnen bilaterale donoren en instellingen als de Wereldbank en het IMF aan Irak nieuwe leningen verstrekken. Maar dan moet de enorme schuldenberg van Saddam worden herschikt.
De Fransen vinden het Amerikaanse voorstel om er gewoon de spons over te halen provocerend. De VS had amper 2 miljard dollar tegoed van het Saddam-regime, Frankrijk een veelvoud daarvan. Bij de Nationale Delcrederedienst ( NDD) bedraagt de uitstaande schuld van Irak 200 miljoen euro (dubbel zoveel met verwijlintresten). Ondanks gegarandeerde betalingen via de OVV-formule moest de NDD voor iets minder dan één miljoen euro aan schadeloosstellingen opdraaien na enkele laattijdige leveringen of contractbreuk door haperingen in de handelsstromen na de aanslagen van 11 september 2001.
De totale schuld van Irak loopt op tot 350 miljard dollar of 16.000 dollar per inwoner – ongeveer zes keer het jaarinkomen van elke Irakees (zuigelingen inbegrepen). Dat is de hoogste staatsschuld ter wereld. Er wordt dan maar gedacht aan een kwijtschelding van de terugbetalingen aan Koeweit voor de aangebrachte schade tijdens de Eerste Golfoorlog, en een moratorium van vijf jaar op de buitenlandse schuld, zoals de Club van Parijs in het geval van Servië-Montenegro besliste. Ook het banksysteem moet van nul af aan heropgebouwd worden, samen met de invoering van een nieuwe munt nu de dolarisering een feit is.
Optimisten zien Irak als een nieuw eldorado op middellange termijn. Het gaat immers om 24 miljoen inwoners met een goede opleiding en een relatief hoog inkomen. Irak was in 1980 koploper in de modernisering en valt – ondanks de huidige chaos en het ontbreken van essentiële, betrouwbare economische parameters – helemaal niet te vergelijken met de moeilijke situatie in Afghanistan.
Pessimisten gewagen dan weer van een Amerikaanse mirage, een luchtspiegeling in de woestijn van een land waar een inefficiënt stalinistisch apparaat het privé-initiatief heeft gefnuikt. Een land waar behalve in een onderontwikkelde agrarische sector geen privé-ondernemerschap gedijt.
In afwachting van een politieke stabilisatie en een economische heropleving van Irak, mikken anderen op een versterkte aanwezigheid in de buurlanden. Zij zien de Golfregio als een springplank naar Irak, en dan meer bepaald Dubai in de Verenigde Arabische Emiraten met zijn hypermoderne infrastructuur en dienstensector. Of rivaal Koeweit en Turkije, dat zijn jongste IMF-crisis te boven kwam als een van de snelst groeiende economieën ter wereld en aan Irak grenst.
Uitvalsbasis in de Golf
De Belgische export naar het Midden-Oosten gaat in stijgende lijn: van omgerekend 2,5 miljard euro in 1990 naar 6,2 miljard euro in 2000. Voor Turkije was dat respectievelijk 379 miljoen euro en 1,6 miljard euro. De uitvoer van Vlaanderen naar het Midden-Oosten bedraagt ongeveer 3 % van de totale Vlaamse export. Daarbij slorpen drie landen traditioneel zo’n 80 % van het totale volume op: Israël (56 %), de VAE (15 %) en Saudi-Arabië (9 %). Diamant weegt in die rekening het zwaarst door. Zonder de dure steentjes uit Antwerpen slinkt het aandeel in de Vlaamse export naar het Midden-Oosten van 3 % naar 1,3 %. Daarmee vallen we terug van de achtste plaats (tussen Spanje en India, inclusief diamant) naar de dertiende plaats, op gelijke hoogte met de uitvoer naar Zwitserland. Zonder diamant worden de Verenigde Arabische Emiraten onze belangrijkste handelspartner (plaats 37) in het Midden-Oosten. Turkije staat (exclusief diamant) op de twintigste plaats.
In 1975 was België de zeventiende leverancier van de VAE, in 2002 de tiende. Dubai is de draaischijf van het Midden-Oosten, zoals Singapore dat voor Zuidoost-Azië is. Alle bedrijven die in de Golf zakendoen, hebben daarom een kantoor of etalage in Dubai. Ook het aantal Belgische firma’s met een lokale vertegenwoordiging voor de meest uiteenlopende producten is er de jongste jaren flink toegenomen. In de Jebel Ali Free Zone alleen zijn er meer dan 2000 buitenlandse firma’s gevestigd en nog eens evenveel in andere vrijhandelzones van de Emiraten, allemaal met het oog op de wederuitvoer naar de omliggende landen.
Irak is vanouds een van de landen waarmee vanuit de VAE handel gedreven wordt. De Emiraten, maar ook Koeweit en Jordanië, waren onder Saddam Hoessein een toevluchtsoord voor Iraakse zakenlui. Iraakse privé-ondernemers die hun business in Koeweit, Dubai of Bahrein in ballingschap hebben opgebouwd, zullen naar Irak terugkeren zodra de situatie daar uitgeklaard is. Daarom werpen ze zich – net als Turkse bedrijven – op als potentiële partners voor westerse bedrijven met ambities in Irak. Zoals u, misschien?
Erik Bruyland
Optimisten zien Irak als een nieuw eldorado op middellange
termijn.
Pessimisten
gewagen van
een Amerikaanse luchtspiegeling.
“Als de overgang in Irak zonder grote
haperingen verloopt, komen er op termijn mogelijkheden voor Belgen die nu al de nodige voorbereidingen treffen.”
[Baudouin Velge, VBO]
In afwachting van een politieke stabilisatie beschouwen sommigen Dubai, Koeweit en Turkije als een springplank naar Irak.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier