Peter Frans Anthonissen
Universitaire hitlijsten
In de World Reputation Rankings, de jaarlijkse academische hitparade van de Times Higher Education, scoort de KU Leuven een 67ste plaats. Daarmee is ze de enige Vlaamse universiteit in die gerenommeerde top honderd. Traditioneel wordt de spits aangevoerd door de Amerikaanse en Britse topuniversiteiten: Ivy League en Oxbridge.
Interessanter is wellicht de vaststelling dat onze noorderburen prima presteren. De Technische Universiteit van Delft staat op de 51ste plaats. Ook Amsterdam, Utrecht, Leiden en Wageningen halen de top honderd. Daarmee scoort Nederland bijzonder sterk. Na de VS en het VK is het het derde land – samen met Japan – in deze ranglijst.
Eén en ander leert ons dat ook universiteiten mee moeten met hun tijd. Studenten opleiden en wetenschappelijk onderzoek verrichten behoren nog steeds tot de kerntaken. Maar er is meer. Want of ze dat nu willen of niet: universiteiten staan in onderlinge concurrentie. De tijd dat ze automatisch de zonen en dochters van hun alumni als student aantrokken, is voorbij. Maar rekrutering is niet het enige terrein waarop de universiteiten slag moeten leveren.
Om in die helse strijd overeind te blijven, is meer nodig dan alleen uitstekend zijn. Al geruime tijd worden er reputatielijsten samengesteld. Op basis van diverse criteria – onderwijs, onderzoek, citaten, etc. – wordt een top honderd opgemaakt. In de top tien figureren al jaar en dag dezelfde Angelsaksische huizen: Cambridge, Oxford, Harvard, Yale, UCLA,…
Dat is geen toeval. Vooreerst speelt natuurlijk de Engelse taal, de facto de voertaal in de wereld, ook in wetenschappen. Daarnaast beschikken die Amerikaanse en Britse instellingen over meer financiële middelen. Er zijn twee grote inkomstenbronnen: de hoge inschrijvingsgelden en de aanzienlijke steun die zij ontvangen van hun alumni. Daar knelt meteen het schoentje. Met uitzondering van Oxford en Cambridge zijn de Europese universiteiten – de Vlaamse incluis – ouderwets. Het zijn achterhaalde staatsinstellingen die hun personeel – de professoren – uitbetalen met een vaste wedde. Ook in hun rekruteringsbeleid zijn onze universiteiten niet goed bezig. Zij gaan niet voor kwaliteit maar voor kwantiteit. De topuniversiteiten tellen gemiddeld tussen 14.000 en 17.000 studenten. Uit die optiek is het veelzeggend dat de KU Leuven meer studenten telt dan de universiteiten van Cambridge en Oxford samen.
Als onze Vlaamse universiteiten een strengere toelatingspolitiek zouden volgen en overeenkomstig hogere inschrijvingsgelden zouden vragen, zouden zij ook hun beleid ten gronde kunnen aanpassen. De leidende universiteiten op deze planeet laten gemiddeld 2 procent van de aanvragers toe als student. In Vlaanderen kan een hond met een hoed op zich inschrijven voor een habbekrats. Elitair, zegt u? Iedereen moet gelijke toegangskansen krijgen. Maar niet als dat de kwaliteit naar beneden haalt. Het gevolg van verlies aan kwaliteit is een braindrain.
Maar er is meer. Cambridge, Oxford, Harvard, Yale enzovoort zijn meesters in het verzorgen van hun uitstraling. Dat begint uiteraard met het aantrekken van topproffen. Hun hoogleraars treden ook naar buiten, waar zij de kennis op hun terrein etaleren. Eveneens belangrijk voor de uitstraling van een universiteit zijn prijzen en erkenningen. Zo is de University of Cambridge er terecht fier op dat ze tot op heden 88 Nobelprijslaureaten in haar rangen telt. Ter vergelijking: in heel Frankrijk zijn het er 64.
Uiteindelijk gaat het hier over de naam en faam die een universiteit geniet. Naast de bovenvermelde inhoudelijke elementen die daarvoor nodig zijn is het noodzakelijk dat het alumnibeleid een vast onderdeel is van het beleid van een universiteit. Een volwaardig uitgebouwde alumnidienst verdient zichzelf meervoudig terug door de giften die ze ontvangt. Vlaamse universiteiten timmeren volop aan die weg. Ook hier weer tonen de Angelsaksische broers en zussen hoe het moet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier