Tussen vloek en zegen
Pas op 11 mei verwelkomde Euronext Brussel zijn eerste nieuwkomer van 2016. Die windstilte contrasteert fel met de situatie twintig jaar geleden, toen het ene na het andere bedrijf naar de Brusselse beurs trok. “Een beursnotering is vaak een etappe in de levenscyclus van een bedrijf.”
Een onverdeeld succes was de recente beursgang van het biotechbedrijf ASIT zeker niet. De Belgische specialist in immunotherapie voor de behandeling van allergieën slaagde er niet in de beoogde 3,5 miljoen aandelen te plaatsen tegen 7 euro, de onderkant van de prijsvork. De teller bleef steken op 3,35 miljoen aandelen, waardoor het bedrijf 1 miljoen euro minder ophaalde dan de verhoopte 24,5 miljoen euro. Vooral de particuliere belegger liet het afweten. Voorlopig is er geen beterschap, want de koers kwam niet meer boven de introductieprijs.
Wat een verschil met twintig jaar geleden, toen tientallen bedrijven tegelijk de sprong naar de Brusselse beurs waagden. “Maar de situatie van twintig jaar geleden was extreem uitzonderlijk”, nuanceert een woordvoerder van Euronext Brussel. Daar is Geert Noels, de topman van Econopolis, het mee eens. “De snelle groei was voor een groot deel gebaseerd op schuldcreatie. Dat is eigenlijk een vorm van doping. Het was het epotijdperk.” Ook in het buitenland trokken eind jaren negentig plots veel bedrijven naar de beurs. “Bedrijven zagen collega’s naar de beurs gaan tegen soms torenhoge waarderingen. Daardoor gingen ze zelf ook nadenken over een notering. Op die manier ging de bal aan het rollen”, klinkt het bij Euronext.
Lernout & Hauspie
Tot midden jaren negentig was de beurs bijna uitsluitend het actieterrein van institutionele investeerders. De opkomst van het internet en de digitale handel leidden tot de democratisering van de aandelenmarkten, want plots kwam de beurs binnen handbereik van de particuliere belegger.
Eind 1995 kreeg Lernout & Hauspie als eerste Vlaams bedrijf een notering op de Amerikaanse technologiebeurs Nasdaq. De bewondering voor de Ieperse lefgozers werd alleen maar groter, toen de aandelenkoers de dagen en weken nadien vlotjes vermenigvuldigde. Steeds meer particuliere beleggers sprongen op de voorbijrazende trein, op zoek naar snel geldgewin.
De financiële markten bloeiden als nooit tevoren. Vooral de technologiebedrijven namen daarin het voortouw. Zo ontstonden de kiemen voor wat later zou uitgroeien tot de dotcombubbel. In 1996 werd in Brussel de Easdaq, de beurs voor groeibedrijven, boven de doopvont gehouden. Een instant succes was dat niet, want lange tijd waren Innogenetics, Xeikon en Artwork Systems de enige genoteerde bedrijven. Op de beurs van Brussel regende het IPO’s. Tussen 1996 en 1999 vroegen maar liefst 69 bedrijven een beursnotering aan.
Free lunch
Op 18 oktober 1996 was er een groot feest in Ardooie, want 36 jaar na de oprichting bracht Jean-Jacques Sioen zowat 30 procent van de aandelen van het familiale textielbedrijf naar de beurs. “In één dag waren alle aandelen geplaatst”, zegt Michèle Sioen, de CEO van Sioen Industries Group.
“De beursgang heeft ons veel bijgebracht, want anders waren we nog altijd een kmo. In de eerste plaats hebben de extra middelen ons toegelaten een nieuwe fabriek te bouwen en zo een kwantumsprong te maken. Daarnaast zorgt een beursnotering voor extra naambekendheid. Dat is handig als je mensen aanwerft of onderhandelt met banken en investeerders. De beursnotering heeft ons er ook toe verplicht te professionaliseren. Voor andere bedrijven is een beursnotering ook een middel om de familiale aandeelhouders een exitmogelijkheid te geven. Bij Sioen is dat evenwel nooit aan de orde geweest.”
In de maanden na de beursgang van Sioen barstte de beursgekte helemaal los. Het strafste voorbeeld is de IPO van Kinepolis. In het voorjaar van 1998 wilde de bioscoopgroep voor 35 miljoen euro vers kapitaal ophalen, maar de honger bij de beleggers was 75 keer groter. Bankiers stonden voor een dilemma: hoe moesten ze de aandelen eerlijk verdelen onder de vele geïnteresseerden? Iedereen stond op de eerste handelsdag met aankooporders te zwaaien om aandelen bij te kopen. Het duurde maar liefst drie dagen eer een evenwichtskoers werd bereikt. De eerste transactie in aandelen van Kinepolis gebeurde tegen een koers die bijna 60 procent hoger was dan de introductieprijs.
Kinepolis was geen alleenstaand geval. Een jaar later trok de netwerkbeveiliger Netvision (het latere Ubizen) naar de beurs. Ook toen was de vraag 75 maal groter dan het aanbod. Op de eerste handelsdag maakte de beurskoers nog grotere bokkensprongen dan die van Kinepolis. Een eerste koper telde 100 euro neer voor een aandeel dat bij de introductie 12 euro had gekost. Het inspireerde Geert Noels om een nieuwe term te lanceren: Flipo, de afkorting van ‘free lunch by IPO‘.
Korte tijd later bleek de Flipo een tijdelijk fenomeen te zijn, want een gratis lunch kan natuurlijk niet blijven duren. Dat werd duidelijk in mei 1999 bij de beursgang van Agfa-Gevaert, toen de grootste beursintroductie uit de Belgische geschiedenis. Het moederbedrijf Bayer wilde af van de fotogroep en bracht 70 miljoen aandelen tegen 22 euro naar de beurs. De plaatsing verliep niet zonder moeite, ondanks de peptalk van André Leysen, die verklaarde dat “Agfa-Gevaert als klassieke muziek is die verjazzd wordt”. In de zeventien jaar daarna heeft Agfa-Gevaert jammer genoeg vooral valse noten gespeeld, want de koers schommelt rond 3 euro.
Foute overnames
Na hun beursintroductie hadden tientallen bedrijven plots een berg cash op de balans. Al snel maakten ze kennis met de keerzijde van de medaille, want analisten en de pers voerden de druk op om iets te doen met die middelen. Het regende overnames. Een van de succesverhalen was Omega Pharma, dat onder impuls van Marc Coucke uitgroeide tot een Europese speler. Intussen is het bedrijf van de beurs verdwenen, maar de investeerders van het eerste uur haalden wel een rendement van 1000 procent.
Ook de luierspecialist Ontex reeg tijdens zijn eerste beursavontuur de overnames aan elkaar. In 2003 werd het bedrijf van de beurs gehaald, maar twee jaar geleden maakte de onderneming een comeback.
De lijst van bedrijven die hun tanden stukbeten op een buitenlandse overname, is ellenlang: Kinepolis (Cinemaxx), het fotobedrijf Spector (Photo Porst) en de holding Gevaert (Holzmann). Ook Carestel liet zich verleiden tot een expansieve groei, met uiteindelijk fatale gevolgen. De cateringgroep verslikte zich in de overnames van Lunch Garden en het Scandinavische Hot Cuisine. “De banken porden ons aan expansief te zijn en kredieten op te nemen, maar een deel van de overnames zat gewoon fout”, gaf Bernard Van Milders, de zoon van co-stichter Jean Van Milders, tien jaar geleden al toe. Uiteindelijk verdween Carestel met een kater uit de beurstabellen.
Michèle Sioen weet wat het is om jarenlang dezelfde vragen van analisten en journalisten over een grote overname voorgeschoteld te krijgen. “Het is niet altijd even leuk, maar we hebben daar nooit aan toegegeven. We hanteren heel strikte regels bij overnames, onder andere voor de waardering en de synergie. We wijken daar nooit van af.” Ook de verpakkingsgroep VPK en de brouwer Duvel-Moortgat werden keer op keer geconfronteerd met vragen over overnames. Beide bedrijven beslisten in 2013 de beurs de rug toe te keren.
Record marktkapitalisatie
Van de 69 bedrijven die tussen 1996 en 1999 naar de Brusselse beurs trokken, zijn er al dertig uit de koerstabellen verdwenen. Eind mei gaf ook het dierenpark Pairi Daiza na zeventien jaar zijn publieke notering op.
“Een beursnotering is vaak een etappe in de levenscyclus van een bedrijf”, is te horen bij Euronext. “Bedrijven komen en gaan op de beurs. In een internationale vergelijking scoort Brussel zeker niet slechter op het gebied van delistings. Eind vorig jaar noteerden er 141 bedrijven op de drie segmenten van Euronext Brussel. De totale marktkapitalisatie bedroeg toen 379 miljard euro, een nieuw record.”
Dirk Van Thuyne
“De beursgang heeft ons veel bijgebracht, want anders waren we nog altijd een kmo” – Michèle Sioen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier