Turbo’s, sprinters, speeders en boosters
Derivaten zijn geen gevaarlijke financiële producten. Alleen de manier waarop ze worden gebruikt, bepaalt of ze risicovol zijn of niet. Een overzicht.
De waarde van sommige financiële instrumenten hangt af van andere activa — de onderliggende waarde. Dat verklaart waarom die instrumenten ‘afgeleide producten’ of ‘derivaten’ heten. Door de wildgroei van afgeleide producten zien veel beleggers door de bomen het bos niet meer. We overlopen de belangrijkste soorten.
Futures
Een goed begrip van de term ‘future’ of ‘termijncontract’ is essentieel voor beleggers die overwegen te investeren in derivaten. Futures worden verhandeld als afzonderlijk product, maar vaak zijn ze de onderliggende waarde van andere afgeleide producten.
Bij een future komen een koper en een verkoper overeen om een vooraf bepaalde hoeveelheid van een onderliggende waarde op een vastgestelde datum te leveren tegen een vooraf bepaalde prijs. De onderliggende waarde kan een aandelenindex zijn (bijvoorbeeld de S&P500), een valutapaar (euro/dollar) of een grondstof (koper). De prijs van de future hangt af van de prijsevolutie van de onderliggende waarde tijdens de looptijd van het contract. Op de afloopdatum volgt meestal een verrekening tussen de koper en de verkoper in liquiditeiten. Bij grondstoffen kan er ook een fysieke levering zijn, maar dat is bij particuliere beleggers meestal niet het geval.
Vanwege de hoge borgstelling die vereist is en de hoge minimale omvang van het contract — in geval van koper heeft één contract bijvoorbeeld betrekking op 25 ton — is deze markt niet echt geschikt voor particuliere beleggers.
Opties
Er bestaan verscheidene soorten opties, maar voor particuliere beleggers zijn aandelenopties het meest relevant. Een aandelenoptie omvat het recht om gedurende een bepaalde periode een aantal aandelen te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een vooraf bepaalde prijs. Een optieovereenkomst is een gestandaardiseerd contract dat noteert op een optiebeurs. Het optierecht kan in principe op elke dag gedurende de looptijd van het contract worden uitgeoefend.
Een voorbeeld: de calloptie Belgacom 22 september 2014 noteert op Euronext en kost 1,15 euro per stuk. Aangezien een optiecontract doorgaans honderd onderliggende aandelen vertegenwoordigt, kost het 115 euro. Die optie geeft het recht aandelen van Belgacom te kopen tegen 22 euro op de derde vrijdag van september (de afloopdatum, in dit geval vrijdag 19 september).
Het aandeel noteert 22,84 euro op het moment dat het contract wordt afgesloten. Het verschil tussen de koers en de uitoefenprijs van de optie heet de intrinsieke waarde. In dit geval bedraagt die 0,84 euro (22,84 – 22). Het resterende deel van de prijs (1,15 – 0,84 = 0,31) wordt de tijds- of verwachtingswaarde genoemd. Naargelang de afloopdatum nadert, wordt die tijdswaarde steeds kleiner. Uiteindelijk is die nul. De intrinsieke waarde evolueert mee met de koers van Belgacom.
Warrants
Een warrant heeft heel wat kenmerken gemeen met opties. Zo bestaan er ook callwarrants (het recht om op de vervaldatum een onderliggende waarde te kopen) en putwarrants (het recht om op de vervaldatum een onderliggende waarde te verkopen). De prijs wordt eveneens bepaald door een intrinsieke waarde en een verwachtingswaarde.
Toch zijn er enkele verschillen. Warrants noteren niet op een aparte beurs. Particuliere investeerders kunnen geen warrants schrijven (verkopen); enkel een onderneming of financiële instelling mag dat doen. Bij warrants zijn er meer onderliggende waarden beschikbaar en is er een grotere keuze in looptijden.
Trackers
Een tracker of exchange traded fund (ETF) is ontworpen om een onderliggende index te repliceren. Die index kan een aandelenkorf zijn, maar bijvoorbeeld ook een termijncontract of een grondstof. Bekende ETF-uitgevers zijn BlackRock, met de iShares-productlijn, en Société Générale, met de Lyxor ETF’s. Zo schaduwt de Lyxor ETF EuroStoxx 50 de prestatie van de EuroStoxx 50-index, zonder dat de belegger alle aandelen van die index hoeft te kopen. De dividenduitkeringen worden verrekend in de waarde van de ETF.
Een andere soort trackers, die juridisch iets afwijkt van de ETF, is de exchange traded note (ETN). Dat is in feite achtergesteld schuldpapier, waarbij de uitgever de onderliggende waarde niet bezit, maar enkel de prijsevolutie ervan schaduwt.
Turbo’s, sprinters, speeders
Het basisprincipe achter turbo’s is dat het grootste deel van de aankoopprijs van de onderliggende waarde wordt gefinancierd door de uitgevende instelling. De onderliggende waarde kan bestaan uit aandelen, indexen, obligaties, valuta of grondstoffen. Wie een stijging van de onderliggende waarde verwacht, koopt een turbo long. Wie mikt op een daling, opteert voor een turbo short. Op het gedeelte dat de bank financiert, moet uiteraard rente worden betaald. Die wordt afgerekend op dagbasis, zodat het financieringsniveau elk dag wijzigt. Hoe langer de belegger de positie aanhoudt, hoe meer rente hij betaalt.
Bij turbo’s is er een stoploss ingebouwd, die boven (long) of onder (short) het financieringsniveau ligt. Onder of boven die stoploss wordt de positie automatisch afgewikkeld tegen de marktprijs. De stoploss heeft tot doel het verlies niet hoger te laten oplopen dan de inleg. Meestal is er nog een kleine restwaarde: het verschil tussen de prijs waarop de positie wordt afgewikkeld en het financieringsniveau op dat moment.
We nemen als voorbeeld een turbo long met het aandeel Total als onderliggende waarde. De stoploss bedraagt 40,8 euro, het financieringsniveau is 37,87 euro, de referentieprijs is 48,03 euro en de hefboom beloopt 4,65. Een aandeel van Total kost 48,03 euro. Daarvan betaalt uitgever RBS Markets 37,87 euro. De eigen inleg komt dus neer op slechts 10,16 euro (48,03 – 37,87). Stijgt het aandeel met 4 procent tot 50 euro, dan neemt de waarde van de turbo toe met bijna 20 procent (4 x 4,65). Maar als Total onder de stoploss duikt, is er een restwaarde van maximaal 2,97 euro.
Boosters, traders en best speeders
Boosters, traders en best speeders verschillen enkel in details en in uitgever, en vertonen veel gelijkenissen met de vorige categorie. Het grote verschil is dat er geen vangnet is, omdat het financieringsniveau gelijk is aan de stoploss. Dat heeft verscheidene gevolgen: er is geen restwaarde en de hefboom is groter dan bij klassieke turbo’s.
Aan de intrinsieke waarde, die gelijk is aan het verschil tussen de koers van de onderliggende waarde en het financieringsniveau, wordt een risico-opslag toegevoegd. Die is afhankelijk van de volatiliteit van de onderliggende waarde en het verschil tussen de koers en het stoplossniveau. De berekening wijzigt voortdurend, waardoor de prijsvorming weinig transparant is. Ondanks het ontbreken van een vangnet kan het verlies nooit hoger oplopen dan de inleg.
CFD’s
Bij een contract for difference (CFD) gaat de koper een contract aan met een uitgever, bijvoorbeeld IG Markets, Keytrade Pro, RBS of Plus 500. De opzet is te speculeren op een prijsstijging of prijsdaling van de onderliggende waarde. Een CFD heeft geen eigen beursnotering. Het is een zogenoemd over-the-counter-maatproduct (OTC), waarbij de uitgever en de koper de voorwaarden vastleggen. De koper van de CFD bezit de onderliggende waarde niet. Er is een spread tussen de prijzen waartegen de belegger koopt en verkoopt. In principe moet hij bij de broker een speciale rekening openen om in CFD’s te kunnen handelen.
De marge of het gedeelte dat de CFD-koper moet investeren, hangt af van de onderliggende waarde. Die marge kan binnen bepaalde grenzen zelf worden bepaald. Meestal bedraagt de minimale marge bij indexen 5 procent (dus een hefboom van 20) en bij aandelen 10 procent (hefboom 10). Als de onderliggende waarde de verkeerde richting uitgaat, moet borg worden bijgestort. Het verlies kan hoger oplopen dan de inleg.
KOEN LAUWERS
Afgeleide producten zijn een middel om een beleggingsportefeuille te verzekeren.
Beleggers kunnen afgeleide producten gebruiken om een valutarisico af te dekken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier