Tip voor de nieuwe president : houd de borden goedgevuld
De Amerikaanse economie wordt overeind gehouden door de gezinnen, die maar blijven consumeren. Maar de overheid heeft amper vat op de vraag. Wat moet ze doen om te zorgen dat de gezinnen hun consumptie op peil houden? En wat kan Europa hieruit leren?
De auteur is econoom bij Dexia Asset Management en docent aan de Université de Paris-Dauphine. Samen met Florence Pisani publiceerde hij onlangs ‘La nouvelle économie américaine’ bij uitgeverij Economica.
Het ligt nog vers in ons geheugen: het uiteenspatten van de beurszeepbel, de reeks financiële schandalen die daarmee gepaard gingen, de terugkeer van het deflatiespook en de opmars van zorgwekkende financiële wanverhoudingen (zie grafiek 1: Het overheidstekort nam onder George Bush sterk toe). Deze gebeurtenissen hebben aangetoond hoezeer het “nieuwe tijdperk”, dat de Amerikaanse economie tegen het einde van het afgelopen decen- nium was voorgespiegeld, een illusie was.
Maar het zou verkeerd zijn om daaraan de conclusie te verbinden dat er niets veranderd is in deze economie. Ze is vandaag juist totaal anders dan zo’n vijftien jaar geleden. In die mate zelfs dat Europa – op het gevaar af dat onze trots hierdoor wordt gekrenkt – daar lering uit kan trekken. Een sterke indruk dringt zich op: als je het dynamisme van het aanbod wilt promoten, is het van essentieel belang om je met de vraag bezig te houden.
Hooggekwalificeerde banen
Sinds begin jaren negentig heeft de Amerikaanse arbeidsproductiviteit zich alsmaar sneller ontwikkeld (zie grafiek 2: De Amerikaanse productiviteit blijft toenemen). De Verenigde Staten hebben zich steeds meer opengesteld voor buitenlandse concurrentie, vooral die van de lagelonenlanden. Deze twee fenomenen zijn van nature fnuikend voor de arbeidsmarkt: een productievere economie of een economie die meer uit lagelonenlanden importeert, voldoet met minder werk aan dezelfde binnenlandse vraag. Bij een onveranderde vraag betekent dit dat er banen verloren gaan. Maar zij die hun baan verliezen, worden beschikbaar voor andere banen en kunnen daarom op een bijkomende vraag inspelen.
Maar die vraag moet zich wel manifesteren. Anders leveren een verhoogde productiviteit en de openstelling voor internationale uitwisseling louter werklozen op. Nu is de vraag in een ontwikkelde economie permanent onderhevig aan schokken. Ook al moet iedere toename van de vraag op lange termijn voor een groter aanbod zorgen, toch hoeft dat op korte termijn niet het geval te zijn. Hoe sneller de productiviteit zich ontwikkelt, des te intenser de concurrentie van de lagelonenlanden wordt. En des te meer banen er zullen sneuvelen door discrepanties tussen de korte en de lange termijn. Als het potentieel van de economie niet nagenoeg op peil wordt gehouden omdat de vraag niet actief wordt gestuurd, zal de werkloosheid een hoge vlucht nemen en de vraag eens te meer teruglopen.
Deze spiraal kan tot stagnatie leiden: er worden minder investeringen gedaan, het wordt moeilijker om productiviteitswinst te maken en uiteindelijk past het aanbod zich aan aan de slapte van de vraag. Het is vooral dankzij de vraag, die de afgelopen tien jaar vrijwel constant is blijven stijgen, dat Amerika slaagt waar de Europese landen momenteel falen. Amerika heeft de beschikbare technische innovaties en de internationale uitwisselingen weten te benutten om zijn groeipotentieel te verhogen. Laag gekwalificeerde banen zijn gesneuveld om plaats te maken voor hoger gekwalificeerde jobs.
Wie stuurt de vraag?
We moeten hier echter een misverstand uitsluiten. Binnen een uiterst ontwikkelde economie valt het actieve beheer van de vraag steeds minder onder de begrotingspolitiek. De verandering van het financiële systeem heeft de Amerikaanse economie uitgerust met mechanismen waaraan een deel van dit beheer kan worden gedelegeerd. Financiële automatismen geven de Amerikaanse binnenlandse vraag dagelijks nu eens negatieve en dan weer positieve impulsen. Op het moment dat de economie gas terug lijkt te moeten nemen, gaat de langetermijnrente omlaag, lenen de huishoudens meer en geven ze meer uit. En als de economie in een stroomversnelling terechtkomt, stijgt de langetermijnrente, lenen de huishoudens minder en geven ze minder uit (zie grafiek 3: Stijgende hypotheekrente beperkt financiële armslag van gezinnen). Vaak zelfs zonder dat de Federal Reserve (de Amerikaanse centrale bank) het niveau van haar referentierentevoeten wijzigt.
Deze automatische en continue aanpassing van de vraag wordt natuurlijk gecontroleerd door de centrale bank. Wanneer er sprake is van ernstige schokken, kunnen er budgettaire stimuleringsmaatregelen worden genomen. Maar de rol van de financiële markten is voortaan essentieel: de dagelijkse beweging van de koersen op de obligatiemarkten is rechtstreeks gekoppeld aan het uitgavenpatroon van de huishoudens. Zij zet hen ertoe aan de uitgavenstroom van hun levenscyclus op te voeren of terug te schroeven, te verhogen of te verlagen. In de nieuwe Amerikaanse economie wordt het centrale beheer van de vraag gevormd door de continue aanpassing van het tempo waarin de huishoudens zich in de schulden steken, en niet langer door de ondergeschikte beslissing tot een budgettaire stimulans of beperking (zie grafiek4: De Amerikaanse gezinnen gaan steeds meer schulden aan).
Deze verandering heeft ingrijpende gevolgen voor het economische beleid. De wijziging beïnvloedt niet alleen de manier waarop het beleid ageert, maar herdefinieert zijn doelstelling. Het financieren van de levenscyclus bevindt zich voortaan in de kern van het Amerikaanse financiële verkeer. En de stabiliteit daarvan hangt af van de houdbaarheid van de schuldenlast van de huishoudens. Het economische beleid moet er daarom voor zorgen dat de groei regelmatig is, want anders bestaat het gevaar dat de financieringsplannen van de huishoudens gaan wankelen. Anders dan de staat zijn de gezinnen, wanneer zij schulden aangaan, verplicht tot terugbetaling volgens een opgelegd tijdschema. Als hun inkomsten morgen te zeer afwijken van de verwachte inkomsten, zullen hun uitgaven zich daaraan aanpassen.
Les voor Europa
Natuurlijk blijft het beteugelen van de inflatie onontbeerlijk – anders zal een sterke stijging van de obligatiekoersen de groei plotseling doen stoppen – maar dat volstaat niet langer. Want als de regeling van de vraag voornamelijk verloopt via de schuld van privé-personen, wordt het vermijden van een duidelijk of aanhoudend verslappen van de activiteit een prioriteit van het economische beleid. Het handhaven van een economie met een zo goed als volledige werkgelegenheid wordt zo de sleutelfactor voor de financiële stabiliteit en een voorwaarde voor de verandering van het productieapparaat. Voor hen die denken dat de geldwereld losstaat van de realiteit, biedt de nieuwe Amerikaanse economie stof tot nadenken: als Europa zijn productieapparaat dynamisch wil maken, dan moet het allereerst zijn financiële systeem moderniseren… en misschien ook zijn opvatting over de rol van het economische beleid.
Anton Brender
De dagelijkse beweging van de koersen op de obligatiemarkten is rechtstreeks gekoppeld aan het uitgavenpatroon van de huishoudens.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier