Terug naar grootmoeders tijd
Overal in Europa worden plannen gesmeed om digitale televisieuitzendingen via de ether op te starten. Of dat in Vlaanderen iets zal voorstellen, is nog maar de vraag, alle vrome wensen van Bert De Graeve ten spijt.
Terwijl in Vlaanderen de gemeenteraden zich buigen over de verkoop van hun Telenet-aandelen aan het Amerikaanse Callahan Associates, is aan Franstalige kant een stille revolutie ingezet. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest start de RTBf in juni met digitale uitzendingen doorheen de ether, zogenaamde digitale terrestriële televisie (DTT).
Twee zenders zullen kijkers zowel het Nederlandstalige als Franstalige digitale programma-aanbod van Canal+, plus een reeks kanalen van RTBf en RTL-TVi, toestralen. Het signaal gaat rechtstreeks van de tv-zendmast naar een antenne bij de kijker thuis, precies zoals in het prekabeltijdperk. “Je hoeft geen antenne op het dak. Je hebt een perfecte ontvangst met een gewone binnenhuisantenne van minder dan 1000 frank. Bij een dichte bebouwing moet je die antenne misschien dicht bij het raam zetten. Maar als je in de buurt van een zendmast woont, werkt het zelfs met een draad,” zegt ingenieur Yves Thomas van de Direction des Equipements des Radiocommunications op de RTBf, de instelling die voorlopig de digitale zenders uitbaat. “Een stompje van tien centimeter is genoeg. Vergelijk het met een gsm-antenne die bovenop uw auto staat,” voegt general manager Herman Smedts van Philips CE Professional, dat de set-topboxen levert voor het Brusselse experiment, daaraan toe.
Goedkope toegang
Technisch is de transmissienorm voor digitale terrestriële televisie al sinds 1997 vastgelegd onder de naam Digital Video Broadcasting – Terrestrial (DVB-T). Maar in tegenstelling tot Vlaanderen wordt er over de taalgrens wel degelijk al op politiek niveau over de mogelijkheden van de techniek nagedacht. Le Conseil supérieur de l’Audiovisuel – de Franstalige tegenhanger van de Vlaamse Mediaraad en nog drie andere Vlaamse commissies – is er helemaal gewonnen voor digitale televisie via de ether. De Franstalige mediaraad stelt in zijn advies van 14 maart jongstleden dat DTT voor de kijker “een gemakkelijker en goedkopere toegang biedt dan een aansluiting op de kabel en de satelliet” en bovendien “een grote soepelheid in organisatie en exploitatie” biedt.
Vooral de mogelijkheid van draagbare, misschien zelfs mobiele tv-ontvangst – met mogelijkheden van interactiviteit – lijkt een plus voor DTT.
Het testen van de mogelijkheid van mobiele ontvangst is precies één van de doelstellingen van het Brusselse experiment. Technisch directeur Francis Bodson van Canal+ in België: “Mobiele ontvangst zal zeker meer zenders en dus een hogere investering vragen. Voor gewone digitale terrestriële televisie spreekt men van 400 miljoen frank investeringen over tien jaar. Mobiele ontvangst vergt tien keer dat bedrag. Dus dat is misschien een politieke beslissing.”
Hij deelt zijn belangstelling voor mobiele televisie met enkele managers bij de VRT, waar gedelegeerd bestuurder Bert De Graeve sterk gewonnen is voor de uitbouw van een digitaal zenderpark voor televisie.
“Mobiele televisie is iets waar ik zelf – en nogal wat mensen hier – veel in zien. En met een zenderpark zoals de VRT heeft men wel al wat in huis,” zegt e-netmanager Peter Suetens, die bij de VRT het zogenaamde e-VRT-project voor de creatie van een digitaal thuisplatform leidt. E-VRT, waarover binnenkort een stand van zaken wordt gegeven, wil de nieuwste interactieve televisiediensten uittesten bij honderd gezinnen rond de zender van Schoten. Suetens vindt dat het vlakke België zich uitstekend leent voor digitale tv via de ether. “In Groot-Brittannië, Spanje en Zweden rolt men DTT nu uit, en die landen zijn veel geaccidenteerder dan België,” zegt Suetens.
Verzuurde relaties
Het DTT-initiatief in Brussel is echter meer dan zomaar een technisch experiment. De strategische betekenis voor de deelnemende zenders zit versleuteld in de locatie. “In Wallonië werkt Canal+ samen met kabelmaatschappijen. Daar kunnen ze moeilijk met een concurrerende technologie uitpakken. Maar in Brussel heeft Canal+ moeilijke relaties met drie van de vier kabelaars,” fluistert een insider. De uitzondering is Brutélé. Bij Coditel heeft de éminence grise van de Belgische kabel, Paul-Henri Denuit, er nooit een geheim van gemaakt dat hij vond dat Canal+ te weinig geld bood voor de distributie van zijn digitale signaal. Daarom – en ook wegens zijn relatief beperkte capaciteit – weigert Coditel het digitale betaaltelevisieboeket van Canal+ te verdelen. “Door Brussel als locatie te kiezen, laten de zenders aan de kabelmaatschappijen verstaan dat ze niet incontournable zijn,” vangen we bij verschillende betrouwbare bronnen op.
Het moment om druk uit te oefenen, is goed gekozen. Zegt voorzitster Evelyne Lentzen van de Conseil supérieur de l’Audiovisuel: “Er zijn in dit dossier zeer veel onbekenden, maar één ding staat vast: dat we in de media naar een compleet digitale wereld gaan.” De kabelmaatschappijen staan onvermijdelijk voor een dure omschakeling naar digitale televisie. In Vlaanderen ramen de gemengde intercommunales dat er alleen al voor hun twee derde van de kabelabonnees een voorfinanciering van 25 miljard frank nodig is voor de digitalisering van het kabelnetwerk. Met zo’n uitgaven in het verschiet kan je maar beter zo weinig mogelijk concurrenten hebben.
Alles wijst er echter op dat de kabelmaatschappijen eerst uit de startblokken zullen zijn in de wedren naar de digitalisering. Terwijl Telenet, als de deal met Callahan wordt goedgekeurd, volledig over zijn kabels kan beschikken – de netwerken van de zuivere intercommunales buiten beschouwing gelaten – is het voor digitale terrestriële televisie nog wachten op de nodige frequenties.
Hoewel een reeks landen nu al ad hoc frequenties ter beschikking stelt – zoals de twee in Brussel – is het wachten tot een voorbereidende conferentie van de International Telecommunication Union in 2003 vooraleer de frequenties voor digitale terrestriële televisie tentatief kunnen worden vastgelegd. De definitieve beslissing valt zelfs pas in 2005.
Aan Waalse kant heeft de Conseil supérieur de l’Audiovisuel wel al de krijtlijnen van een regelgeving uiteengezet, maar onder meer de gunningsprocedure voor de nodige uitbatingslicenties vergt nog een decreet. Pas daarna kan bepaald worden wie de DTT-infrastructuur zal gaan uitbaten (de RTBf doet dat nu ten voorlopigen titel).
Wie financiert?
Aan Vlaamse kant staat de creatie van een concurrent voor de kabelmaatschappijen nog een stuk lager op de politieke agenda. “Men moet daarover kunnen praten,” vindt mediaspecialist Dany Vandenbossche van de SP, die overigens vermoedt dat het onderwerp tijdens de bespreking van de beheersovereenkomst van de VRT voor het eerst ter sprake zal komen in de commissie Media van het Vlaams Parlement. “Een monopolie is nooit goed,” vindt zijn evenknie Carl Decaluwé bij de CVP. “Maar de vraag is dan wel: hoe ga je die bijkomende infrastructuur financieren? Dat antwoord blijft totaal onduidelijk. Als je in een situatie komt dat de kijker extra moet betalen om een monopolie te doorbreken, dan heb ik daar vragen bij.”
Professor Jean-Claude Burgelman van de VUB denkt in zijn eigen uitgesproken stijl alvast niet dat het opzetten van een digitaal zenderpark een overheidstaak moet zijn. “De overheid moet juist een uiterst terughoudende rol spelen als investeerder in infrastructuren en netwerken. Zij moet er integendeel voor zorgen dat de concurrentie maximaal speelt, zodat de privé-sector zelf initiatieven kan nemen in de transmissietechnieken. Met dat soort investeringen loop je bovendien grote kans dat je door de tijd wordt ingehaald: een concurrerende techniek die hetzelfde biedt, maar veel goedkoper en simpelder. En ten derde, als de overheid dan toch wil investeren, laat ze het in inhoud, content en diensten doen, en niet in infrastructuur.”
Het is dus mogelijk dat het geld voor een DTT-platform vanuit de privé-sector moet komen. Maar VT4 en VTM voelen zich niet meteen aangesproken. Zelfs niet nu de overname van Telenet door Callahan Associates hen in een minder comfortabele positie heeft gebracht. Callahan concentreert zich nu op zijn taak als distributeur van signalen en op de upgrade van het netwerk, maar het is duidelijk dat dat niet noodzakelijk het einde van zijn ambities hoeft te zijn. In Spanje alvast deed kabeloperator Ono, “managed by Callahan Associates”, snel stappen om eigen kanalen te ontwikkelen.
“Concurrentie tussen de distributeurs zou interessant zijn. Als een DTT-operator me kwam vragen of hij het VT4-signaal mocht verdelen, dan zou ik dat bekijken,” reageerde VT4-managing director Carlo Gepts daarover in maart. Woordvoerder Mark Vanlombeek van VTM was veel terughoudender: “Wij zijn altijd goede partners geweest van de kabelmaatschappijen en zullen niets doen zonder overleg met de kabelmaatschappijen. Als er mensen met andere ideeën zijn, dan willen we daar altijd mee praten. Maar we gaan de kabeldistributeurs niet zomaar van de ene op de andere dag dumpen.”
VRT met Belgacom
Het is intussen een publiek geheim dat de VRT in zijn e-VRT-project met Belgacom gaat samenwerken om van zijn digitale uitzendingen een tweerichtingsservice te maken. Belgacom kan via modem of ADSL voor een terugweg over zijn netwerk zorgen en zich daarmee een plaatsje veroveren in het televisiegebeuren, waar het vandaag volledig ontbreekt. In hoever de rijke nationale operator ook wil optreden als financier voor de DTT- roll-out is een heel andere vraag. “Wij zijn bezig met studies en verkennen de marktmogelijkheden van DTT vanuit alle hoeken,” bevestigde Belgacom-woordvoerder Piet Van Speybroeck, toen we hem de vraag stelden in maart.
Op het kabinet van minister van Media Dirk Van Mechelen (VLD) zelf gaat men ervan uit dat het tweejarige e-VRT-project eerst moet afgewerkt zijn voor men een DTT-infrastructuur ontplooit. “Tegen eind volgend jaar zou men starten met de ombouw van de zenders,” zegt adviseur voor mediazaken Hilde De Coen.
Op dat moment is Telenet, als het zich aan zijn beloftes houdt, al lang en breed bezig met de verspreiding van zijn eigen digitale set-topboxen. Daardoor start de VRT, die nu in theorie nog vanaf een gelijk speelveld kan vertrekken, vrijwel zeker op de tweede rij om promotie te maken voor haar concurrerende digitale set-topboxen. Een niet zo erg aanlokkelijk vooruitzicht, want de set-topboxen voor digitale terrestriële televisie verschillen van de set-topboxen voor ontvangst via de kabel.
Bij de minste twijfel over het langetermijnperspectief van DTT in België, zal de kijker kiezen voor de vaste waarde: de kabel. “Technisch is het niet zo moeilijk om set-topboxen te bouwen die beide platformen aankunnen,” zegt Herman Smedts van Philips. “Maar het moet ons wel gevraagd worden.” Hij vindt digitale terrestriële televisie in België onvermijdelijk wegens de universele dienstverlening. Maar Vlaanderen is veel te klein voor een broederstrijd. “Telenet en VRT moeten de handen in elkaar slaan,” vindt hij.
Twintig kanalen
Blijft de niet onaardige vraag of de gebruiker niet terug wil naar grootmoeders tijd, toen televisie via een antenne de huiskamer in kwam. Voorjaar 1998 bleek uit een onderzoek van Censydiam voor rekening van de intercommunales dat ongeveer 85% van de Vlaamse bevolking nagenoeg uitsluitend naar Nederlandstalige zenders kijkt. De behoeften concentreren zich op dus hooguit een tien- tot vijftiental zenders.
DTT zal minstens 20 tot 25 kanalen kunnen herbergen, verzekert ons Yves Thomas van de RTBf. Veel zal dan afhangen of de set-topboxen, waarvan de prijzen nu volgens Herman Smedts tussen 8000 en 25-30.000 frank liggen, afhankelijk van de features, goedkoop kunnen worden geleverd. “Als je een set-topbox kan kopen voor 2000 frank, en je krijgt al die zenders er gratis bij, terwijl je voor kabel jaarlijks moet betalen, dan zie ik wel een aantal mensen hun abonnement opzeggen,” filosofeert Carlo Gepts.
Waardoor DTT ongetwijfeld het tegenovergestelde zou bereiken van de verheven ideeën van volksopvoeding, waarmee het e-VRT-project tot nog toe is aangeprezen.
Bruno Leijnse
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier