Een hele rist beslissingen die we op jonge leeftijd nemen, beïnvloedt de hoogte van ons wettelijk pensioen. Uit een enquête van Fediplus blijkt dat we veel te laat beginnen na te denken over ons pensioen.
De wettelijke pensioenleeftijd stijgt tegen 2030 van 65 naar 67 jaar. Vervroegd pensioen kan vanaf 2018 pas vanaf 63, na een loopbaan van 41 jaar. En de regering is ook zinnens de minimumleeftijd voor het opnemen van het aanvullende pensioen te verhogen van 60 naar 63 jaar. Het zijn allemaal maatregelen om ons langer aan het werk te houden.
“Het is nodig dat we langer werken, omdat het systeem kaduuk is”, zegt Theo Baeke, de voorzitter van Fediplus, de Federatie van Bruggepensioneerden en Gepensioneerden. “De sociale bijdragen financieren nog iets meer dan de helft van de sociale zekerheid. De rest komt uit accijnzen, btw en andere inkomsten. De factuur bedroeg in 2013 ongeveer 40 miljard euro en loopt tegen 2019 op tot 48 miljard euro. Onze pensioenen worden stilaan onbetaalbaar.”
Volgens Baeke zitten er ongetwijfeld nog andere pensioenhervormingen aan te komen. Hij acht de kans bijvoorbeeld reëel dat het overlevingspensioen op termijn helemaal uitdooft. Dat is het pensioen waarop de langstlevende huwelijkspartner aanspraak kan maken op basis van de activiteit van de overleden partner. De leeftijd waarop weduwen en weduwnaars recht hebben op zo’n pensioen, laat de regering gradueel stijgen van 45 tot 50 jaar tegen 2025. Het is een stimulans om huismannen en huisvrouwen een baan te doen zoeken.
Wake-upcall
“Weinig mensen denken op tijd aan hun pensioen of aan het einde van hun loopbaan”, waarschuwt Baeke. De federatie voerde onlangs in samenwerking met InSites Consulting een enquête uit bij 1001 Belgen tussen 50 en 75 jaar. “Twee op de drie Belgen schieten pas in gang als ze een wake-upcall krijgen: als de werkgever over hun pensioen begint bijvoorbeeld, als er een brief van de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) in de bus valt, of als ze gezondheidsproblemen krijgen.” De berekening van het wettelijke pensioen en de impact van tijdskrediet, werkloosheid en andere vormen van inactiviteit is zo complex, dat veel mensen afhaken.
Baeke merkt op dat veel beslissingen die we nemen op jonge leeftijd, een grote impact op ons pensioen hebben. “Zo is het voor het pensioen veel beter tijdskrediet met een motief te nemen in het kader van een viervijfdewerkweek dan een halftijdse werkweek. Die ene dag op de week dat je niet werkt, telt volledig mee voor de berekening van het pensioen. Als je tweeënhalve dag per week niet werkt, tellen die dagen niet op dezelfde manier mee. Dat kan 90 tot 100 euro per maand verschil geven bij de uitkering van het pensioen.”
“Zelfstandig worden in bijberoep is nog zoiets. Je betaalt dan bijdragen aan de sociale zekerheid, maar je zet niets opzij voor je wettelijke pensioen, omdat je geen volledige bijdragen betaalt.”
Heel wat vijftigplussers vragen zich af of ze de laatste jaren van hun loopbaan wel kunnen blijven werken in hetzelfde ritme. Ook de veranderingen in de wetgeving zijn een grote bron van onzekerheid. Twee op de drie respondenten van de enquête van Fediplus maken zich daar zorgen over.
Zeven scenario’s
Het komt erop aan bij elke beslissing om minder te werken of bij elke verandering van statuut — bijvoorbeeld van werknemer naar zelfstandige — goed na te gaan wat de impact op het pensioen is. De respondenten van de enquête van Fediplus vinden dat de beschikbare informatie daarover onduidelijk, complex en te weinig gepersonaliseerd is. Daarom wil de federatie haar leden — tegen betaling van een jaarlijks lidgeld — een informatieloket aanbieden.
Fediplus berekende voor een aantal gangbare loopbaanonderbrekingen de impact op het wettelijke pensioen. Het gaat er daarbij van uit dat de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd naar 67 jaar een feit is en neemt als vertrekpunt een bediende, Marie, die tien jaar aan het werk is. Ze is geboren in de zomer van 1983 en begon op 1 oktober 2005 — op 22-jarige leeftijd — voltijds te werken in de privésector tegen een maandelijks brutoloon van 2500 euro. In de loop der jaren stijgt haar loon tot 3200 euro. We gaan ervan uit dat het in de toekomst op dat niveau blijft.
Marie woont alleen en had eind vorig jaar pensioenrechten ter waarde van 363,63 euro bruto per maand opgebouwd. Elk bijkomend jaar dat ze na 2015 voltijds werkt, brengt haar 42,66 euro per maand op. Afhankelijk van de hoogte van haar pensioen en haar gezinssituatie moet Marie een solidariteitsbijdrage van 0 tot 2 procent, een ZIV-bijdrage voor de financiering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering en bedrijfsvoorheffing betalen.
1. MET PENSIOEN OP 67 JAaR
Als Marie op 67 jaar stopt met werken, na een voltijdse loopbaan van bijna 45 jaar, kan ze rekenen op een bruto maandelijks pensioen van 1878,29 euro. De gemiddelde gepensioneerde Belg moet het met veel minder stellen. De Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) betaalde in 2014 ongeveer 2 miljard euro uit aan 1,9 miljoen gepensioneerden. Dat komt neer op gemiddeld 1031,85 euro per persoon. In de privésector schommelen de pensioenen volgens Fediplus rond 1450 euro bruto.
2. VERVROEGD MET PENSIOEN OP 63 JAaR
Het ziet ernaar uit dat we in de toekomst ten vroegste vanaf 63 jaar vervroegd met pensioen kunnen gaan. Marie kan dat op 63 jaar en tien maanden. Ze zou op dat moment een loopbaan van 42 jaar achter de rug hebben. Als ze al die jaren voltijds blijft werken, krijgt ze een maandelijks brutopensioen van 1743,18 euro, of 135,11 euro minder dan als ze zou doorwerken tot haar 67ste.
3. TIJDSKREDIET VANAF 60 JAaR
Heel wat mensen voelen op het einde van hun loopbaan de behoefte wat minder te werken. De minimumleeftijd voor zo’n landingsbaan is onlangs opgetrokken van 55 naar 60 jaar. Tijdskrediet aan het einde van de loopbaan laat werknemers toe hun prestaties met een vijfde tot de helft te verminderen.
Als Marie halftijds tijdskrediet opneemt vanaf haar 60ste tot haar 67ste, valt ze terug op een maandelijks brutopensioen van 1838,46 euro, bijna 40 euro minder dan als ze zou doorwerken tot haar 67ste.
De eerste twee jaar geldt haar normale loon voor een voltijdse tewerkstelling als de berekeningsbasis voor de pensioenrechten. Het tijdskrediet wordt gedurende die periode gelijkgesteld aan werken. Daarna tellen de dagen dat Marie niet werkt veel minder mee voor de berekening van haar pensioen. Haar vrije dagen worden gelijkgesteld aan werkdagen met een fictief referentieloon van 22.466,43 euro per jaar, of ongeveer 1872 euro per maand.
4. TIEN JAAR HALFTIJDS WERKeN
Marie kan er al eerder voor kiezen haar werkritme af te bouwen. Als ze gedurende tien jaar vrijwillig halftijds zou werken, vermindert haar wettelijke brutopensioen met 213,33 euro per maand tot 1664,96 euro. Ze krijgt geen toelage van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) en de nietgepresteerde periode wordt niet gelijkgesteld in de berekening van haar pensioen.
5. TIEN JAAR WERKLOoS
Het kan gebeuren dat Marie haar vaste betrekking verliest en moeilijkheden ondervindt om opnieuw aan de slag te gaan. Als ze na tien jaar werkloosheid weer in vaste dienst kan werken, tegen dezelfde voorwaarden als vroeger, zal haar maandelijkse brutopensioen 1772,07 euro bedragen. Dat is 106,22 euro minder dan als ze gewoon had kunnen blijven werken.
De periode van de werkloosheid wordt gelijkgesteld voor de berekening van het pensioen, maar na vier jaar valt Marie terug op het minimumrecht per jaar van de loopbaan (een fictief loon van 22.466,43 euro).
6. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLaG
Als Marie het einde van haar loopbaan nadert en er in haar bedrijf banen op het spel staan, kan het gebeuren dat ze in het stelsel van de werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) stapt. Dat is de regeling die het vroegere brugpensioen vervangt. Als Marie wordt ontslagen en op het einde van haar opzeggingsperiode voldoet aan de voorwaarden van cao 17 — ze is 62 jaar en heeft een loopbaan van veertig jaar achter de rug — dan kan ze vanaf 1 oktober 2045 toetreden tot het SWT. We gaan er voor deze berekening van uit dat de regelgeving de komende dertig jaar niet verandert.
Haar wettelijke pensioen zal er niet onder lijden dat ze in het stelsel van de SWT zit, maar ze moet van haar 62ste tot haar 67ste wel rondkomen met een bruto maandelijks brugpensioen van 1604 euro. De berekening van dat brugpensioen is gebaseerd op haar brutoloon van 3200 euro. Vanaf 67 jaar heeft ze recht op een maandelijks pensioen van 1878,29 euro bruto. Ze moet het dus vijf jaar stellen met ruim 274 euro per maand minder.
7. TWINTIG JAAR ZELFSTANDIgE
Als Marie er tijdelijk voor kiest als zelfstandige te werken, heeft ze recht op twee pensioenen. We gaan ervan uit dat ze eerst vijftien jaar als werknemer aan de slag is, met een salaris van 3200 euro bruto per maand. Vervolgens werkt ze twintig jaar als zelfstandige, met een jaarlijks inkomen van 45.000 euro, dat onderworpen is aan sociale bijdragen. Ten slotte gaat ze opnieuw tien jaar in loondienst werken, tegen dezelfde voorwaarden als voordien.
Marie kan na die carrière rekenen op een totaal pensioen van 1650,84 euro bruto. Voor haar activiteit als zelfstandige krijgt ze een pensioen van 625,88 euro per maand. Voor haar activiteit als loontrekkende is dat 1024,96 euro.
Drie vuistregels
Fediplus heeft drie eenvoudige vuistregels om het wettelijke pensioen te maximaliseren: werk zo lang mogelijk; denk goed na over deeltijds werken, loopbaanonderbreking en tijdskrediet; en ga voor een zo hoog mogelijk loon. De hoogte van het loon is minstens even belangrijk en soms belangrijker dan de lengte van de loopbaan.
Baeke heeft ook een advies voor gepensioneerden die het moeten stellen met een mager pensioen en geen andere bronnen van inkomsten hebben. “Die mensen kunnen navragen of ze geen recht hebben op de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO). Voor wie nu een pensioen aanvraagt, onderzoekt de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) dat automatisch. Oude dossiers worden slechts geleidelijk herbekeken. Vooral zelfstandigen moeten daar weleens een beroep op doen.”
De RVP brengt alle bestaansmiddelen in kaart en onderzoekt of de aanvrager te weinig financiële middelen heeft en recht heeft op een inkomensgarantie (674,46 euro voor wie samenwoont of 1011,7 euro voor wie alleen woont).
ILSE DE WITTE
“Twee op de drie Belgen beginnen pas na te denken over hun pensioen als ze een wake-upcall krijgen”
De hoogte van het loon is minstens even belangrijk en soms belangrijker dan de lengte van de loopbaan.