De wereldwijde fusies zorgen ook in de verhuissector voor een schokgolf. Onder druk van de toenemende globalisering zien Belgische verhuizers zich genoodzaakt met buitenlandse sectorgenoten in zee te gaan.
De vraag waarom de NV Gosselin World Wide Moving nog steeds in Antwerpen is gevestigd, doet directeur Eddy Bonne even aarzelen. Waarschijnlijk is de ligging langs het Albertkanaal in Deurne nog steeds doorslaggevend. “Door de aanwezige haveninfrastructuur in Antwerpen kunnen we de havenfaciliteiten optimaal benutten voor onze export.”
Gosselin heeft in 1995 de steven resoluut naar het buitenland gewend. In de geconsolideerde omzet van de moedermaatschappij NV Vivet-Gosselin maakt België nog nauwelijks 8% van de omzet uit – 300 miljoen frank in 1999. De specialist in internationale verhuizingen opteert meer en meer voor overnames en expansie in het buitenland. In december 1999 werd (voorlopig?) de belangrijkste stap gezet met de overname van de Nederlandse verhuizer Corstjens. In één klap verwierf Gosselin een bedrijf (omzet: 250 miljoen frank in 1999) dat een uitgebreid netwerk in vijftien landen in Oost-Europa heeft. “Corstjens is een specialist in de landen van de voormalige Sovjet-Unie. We moesten uitbreiden, op vraag van onze klanten.” Gosselin doet de verhuizing van expats voor multinationals zoals Arthur Andersen, BASF, Janssen Pharmaceutica en Procter & Gamble. Die klanten eisen globale contracten met één, hooguit twee leveranciers. Er zat niets anders op dan een bestaand netwerk van verhuizers over te kopen. Het alternatief was zelf een keten opbouwen, maar dat was geen haalbare optie. Snelheid was geboden.
De verhuissector – vooral dan de grote spelers – ondergaat de golf van fusies in de rest van de bedrijfswereld. Niet alleen Gosselin, de marktleider in België, voelt de impact. Ook het nummer twee, de NV Allied Arthur Pierre, kreeg eind 1999 meer zicht op het fusiegeweld. Op 19 november veranderde de boedelverplaatser van eigenaar. De Amerikaanse investeringsmaatschappij Clayton, Dubilier & Rice Inc. nam voor 450 miljoen dollar Allied over, de verhuisdivisie van National Freight Consortium (NFC). NFC was sinds 1992 de Britse moeder van Allied Arthur Pierre. Door de acquisitie werd Clayton, Dubilier & Rice ook eigenaar van Allied Moving Services, de marktleider in het land van Uncle Sam. De nieuwe constructie krijgt de naam Allied Worldwide. In 36 landen zorgde een netwerk van 1100 agenten en 17.000 werknemers in 1999 voor 1,1 miljoen verhuizingen. Omzet: 2 miljard dollar.
“We hebben nog op geen enkel vlak een verandering gemerkt,” zegt Robert Desmet, general manager van de NV Allied Arthur Pierre vijf maanden na de overname. “Arthur Pierre werd in 1898 opgericht en we gaan nog zeker honderd jaar mee. In de nieuwe constructie blijven we onze merknaam behouden. Elke multinational in en rond Brussel kent de naam Allied Arthur Pierre. We halen 70% van de omzet uit verhuizingen voor kaderlui van internationale bedrijven.” De marges op internationale verhuizingen liggen hoger dan die voor lokale verhuizingen. Dat hoeft niet te verbazen. Mobiele managers en hun gezin hebben slechts één aanknopingspunt met het verleden: het meubilair. Herinneringen aan landen en mensen worden omgezet in objecten. Door de hoge emotionele waarde van de spullen lopen de geïnvesteerde bedragen op.
De Brusselse expatmarkt
groeit bovendien aardig door de uitbouw als Europese hoofdstad. Die lokt op haar beurt allerlei satellietbedrijven. Alleen verhuizers met een wijdvertakt internationaal netwerk kunnen aan de vraag van multinationals voldoen. “Allied had al het grootste netwerk wereldwijd. De nieuwe overname heeft dat nog versterkt,” zegt verkoopmanager Dina Iosifidis. “Wij hebben overal kantoren. Voor onze internationale klanten is dat een sterk verkoopargument. Bovendien krijg je met onze sterke merknaam een McDonald’s-effect. Overal in de wereld zie je onze oranje vrachtwagens en ons personeel in grijs uniform. Dat geeft de vervreemde expat een vertrouwd gevoel.”
Gaat ook Gosselin World Wide Moving weldra McDonald’s achterna? Of blijft het bedrijf toch familiaal op die snel globaliserende markt? In 1992 verkochten Jan, Michel en Joseph Pierre – de derde generatie in het familiebedrijf – Arthur Pierre aan de Britten van NFC. De drie broers hadden veel kinderen, wat het uitwerken van een opvolgingsregeling bemoeilijkte.
“Zolang ik leef, houd ik graag de touwtjes in handen,” zegt de autodidactische entrepreneur Adolf Gosselin. Kapers, wees gewaarschuwd. Het bedrijf werd in 1930 opgericht en met de 68-jarige Dolf staat de tweede generatie aan het roer. Binnen het bedrijf wordt de opvolgingskwestie echter een teer punt genoemd. De zonen van Adolf, Ivan en Nico, leiden als directeurs mee de zaak. De dagelijkse leiding van de groep ligt bij gedelegeerd bestuurder Marc Smet, Eddy Bonne is verantwoordelijk voor het commerciële luik.
De Antwerpse boedelverplaatser opteert voor een onafhankelijke positie. De voorbije twee boekjaren steeg de geconsolideerde omzet sterk, van 1,7 naar 3,9 miljard frank. “Vooral door overnames in het buitenland,” verduidelijkt Eddy Bonne. Vóór de acquisitie van Corstjens, en dus de versterking in Oost-Europa, keek Gosselin al naar West-Europa. In Duitsland, Italië en Spanje werd een netwerk opgezet. Lokale verhuizers werden bij bosjes overgenomen. Het Duitse filiaal Gosselin World Wide Moving GmbH boekte in 1999 een omzet van 520 miljoen frank. “Die bedrijven krijgen allemaal het logo van Gosselin. Corstjens is de enige uitzondering, want dat bedrijf heeft een te grote naambekendheid in Oost-Europa,” zegt Eddy Bonne.
Met zijn Europese netwerk kan Gosselin World Wide Moving de internationaal actieve klanten bedienen. Toch maken die voorlopig slechts een derde van de omzet uit. De pijler van het succes van de Antwerpse verhuizer blijft de Amerikaanse overheid. In 1986 sloot het bedrijf een contract met het Department of State en het Transportation Office. Sindsdien verhuist Gosselin alle ambtenaren, diplomaten en militairen uit de nieuwe wereld naar het oude continent. De Antwerpse haven fungeert daarbij als draaischijf voor het transport. “De marges bij de expats liggen hoger dan bij de militairen. Maar als je volume haalt, is deze activiteit rendabel. Jaarlijks vervoeren we voor de militairen 40.000 containers,” zegt Bonne. Bovendien komt de prijs voor het verhuizen van de inboedel van een hoge officier ongeveer overeen met die van een kaderlid van een multinational. “Die orders uit de Verenigde Staten vormen voor ons een zeer stabiele markt. Ik zie de Amerikaanse militairen nog niet zo snel uit Europa wegtrekken. De oorlog in Kosovo had een impact op onze omzet in het eerste halfjaar van 1999, want de Verenigde Staten stuurden minder gezinnen naar Europa. Maar in de tweede helft van 1999 werd dat ruimschoots goedgemaakt. En door de overname van Corstjens kunnen we de Amerikaanse militairen nu ook verhuizen naar de nieuwe Navo-lidstaten Hongarije, Polen en Tsjechië.”
wolfgang riepl