‘Smart drugs’ maken mensen slechter in het oplossen van problemen, niet beter

Close-up van een vrouw met een doosje van het stimulerende middel modafinil, op de markt gebracht als Provigil -- foto: Belga Image

Een onderzoekgroep onder leiding van de Belgisch-Amerikaanse econoom Peter Bossaerts ontdekte dat gebruikers van concentratie-pepmiddelen meer hun best doen, maar minder competent zijn.

Al meer dan zes maanden ondervinden Amerikanen problemen om medicijnen als dextroamfetamine (beter bekend als Adderall) en methylfenidaat (Ritalin) in handen te krijgen. Officieel worden die stimulerende medicijnen – samen met een ander middel, Modafinil (Provigil) – gebruikt om attention deficit hyperactivity disorder of ADHD te behandelen.

Onofficieel zijn de medicijnen ook populair bij liefhebbers van ‘nootropics’ – chemicaliën die verondersteld worden de hersenkracht te vergroten. Studenten en werknemers in sectoren van tech tot financiën nemen de medicijnen in de hoop dat ze de concentratie en het vermogen om dingen gedaan te krijgen verbeteren. Maar een nieuw artikel suggereert dat dat misschien niet verstandig is. De medicijnen lijken mensen iets slechter te maken in het oplossen van problemen, niet beter.

Dubbelblind onderzoek

In een artikel dat op 14 juni werd gepubliceerd in Science Advances, testte een groep onderzoekers onder leiding van Peter Bossaerts, een Belgisch-Amerikaanse econoom aan de Universiteit van Cambridge, hoe Adderall, Provigil en Ritalin het vermogen van veertig gezonde mensen om optimalisatieproblemen uit te voeren beïnvloedde. Ze gebruikten de ‘knapzaktaak’, waarbij de deelnemers moesten uitzoeken welke voorwerpen ze in een zak moesten stoppen. Het idee was om de waarde van de items te maximaliseren zonder het draaggewicht van de zak te overschrijden. De onderzoekers gebruikten verschillende proeven met een verschillende moeilijkheidsgraad, elk met verschillende gewichtslimieten en lijsten met voorwerpen.

De deelnemers bezochten het lab op vier verschillende dagen. Op elke dag kregen ze een placebopil of een van de onderzochte medicijnen. Het onderzoek was dubbelblind, wat betekende dat noch de deelnemers die de pillen innamen noch de onderzoekers die ze uitdeelden wisten welke pil op welke dag was toegediend. Ze ontdekten dat deelnemers iets slechtere eindresultaten behaalden op de taak nadat ze een medicijn hadden genomen. De medicijnen deden geen afbreuk aan het vermogen van mensen om een optimale oplossing te vinden. Deelnemers slaagden daar in ongeveer de helft van de onderzoeken in, of ze nu de medicijnen of de placebopillen innamen. Maar ze veroorzaakten wel een kleine daling in de waarde van de knapzakken van de deelnemers in alle proeven, door de niet-optimale oplossingen slechter te maken.

Langzamer met Ritalin

Misschien nog opvallender was hoe de medicijnen de manier veranderden waarop mensen de taak uitvoerden. Na het nemen van Adderall of Ritalin (maar geen Provigil) werkten de deelnemers veel langer aan hun knapzak dan wanneer ze de placebopil hadden genomen. (Deelnemers kregen vier minuten om elke proef te voltooien, maar konden hun antwoord eerder geven als ze dachten dat ze een goede oplossing hadden gevonden.) Vooral wanneer ze Ritalin kregen, waren de proefpersonen ongeveer 50 procent langzamer om de proeven te voltooien. Dat was ongeveer gelijk aan de vertraging die verwacht werd bij het gaan van de makkelijkste naar de moeilijkste proef in de placebosessie.

De onderzoekers ontdekten dat de deelnemers ongeveer 9 procent minder productief waren wanneer ze een van de onderzochte medicijnen hadden genomen in vergelijking met een placebopil.

Die extra tijd werd besteed aan het verplaatsen van voorwerpen in en uit de knapzak, enigszins onregelmatig. De auteurs beoordeelden de productiviteit van elke beweging door te meten hoeveel het de waarde van een knapzak deed toenemen, en ontdekten dat de deelnemers ongeveer 9 procent minder productief waren wanneer ze een van de onderzochte medicijnen hadden genomen in vergelijking met een placebopil. “Het was alsof ze een legpuzzel probeerden op te lossen door willekeurig stukjes in de lucht te gooien”, zegt Dr. Bossaerts.

De auteurs beweren dat hoewel de medicijnen mensen gemotiveerder maakten en hen hielpen meer moeite te doen voor de taak, dat meer dan teniet werd gedaan door het feit dat de medicijnen de kwaliteit van al die moeite verminderden. Met andere woorden, hoewel mensen harder hun best deden, werden ze veel minder competent. De mate waarin de medicijnen de prestaties belemmerden, leek af te hangen van hoe goed een deelnemer was zonder de medicijnen. De beste presteerders in de placebosessie vielen terug tot achteraan in het peloton wanneer ze de medicijnen hadden genomen.

Niet-medische redenen

Het slikken van stimulerende middelen is gemeengoed in sectoren als software en financiën. Een onderzoek onder 6.500 Amerikaanse studenten meldde dat 14 procent de medicijnen had gebruikt voor niet-medische redenen. Dit nieuwste onderzoek voegt zich bij een groeiende stapel bewijsmateriaal dat suggereert dat zulke medicijnen de cognitieve prestaties van mensen die ze niet nodig hebben niet verbeteren. Voor techbazen die op zoek zijn naar efficiënte werknemers en werknemers die hopen op een redelijk uur af te kunnen klokken, kan het tekort aan stimulerende middelen een goede zaak zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content