‘Slimmere’ versie van stabiliteitspact op komst
Het verdrag van Maastricht is niet meer. Het stroeve stabiliteits- en groeipact sterft een aangekondigde dood. In de plaats komt er voor de eurolidstaten een soepeler en meer geloofwaardig budgettair keurslijf.
A note on a ‘smart’ version of the Stability and Growth Pact, Wim Moesen en Mario Nava, 2004.
Drie procent betekent drie procent,” verklaarde de Duitse minister van Financiën Theo Waigel nog in 1999. Voor Duitsland was het stabiliteitspact van 1997 de bankgarantie voor een sterke euro; het budgettaire keurslijf ingeschreven in het stabiliteitspact was dan ook heilig en onaantastbaar. Een overheidstekort mocht maximaal 3 % van het bruto binnenlands product (BBP) bedragen en de overheidsschuld moest onder een plafond van 60 % van het BBP blijven. Punt aan de lijn. Lidstaten van de Europese en Monetaire Unie (EMU) die het zouden aandurven die regels met de voeten te treden, riskeerden zware boetes. Het stabiliteitspact was daarmee een nog strengere en dus nog meer controversiële opvolger van het verdrag van Maastricht uit 1992.
Kritiek bleef niet uit: dit blinde cijferfetisjisme gaf de eurolidstaten nauwelijks manoeuvreerruimte in tijden van recessie. Vergeet ook niet dat deze lidstaten sinds de invoering van de euro geen eigen wisselkoers- en rentebeleid meer kunnen voeren om een recessie te lijf te gaan. Voormalig Europees commissievoorzitter Romano Prodi noemde het stabiliteitspact op een onbewaakt moment “stupido”.
Racefietsen zonder versnellings-apparaat
De ironie van de geschiedenis liet niet lang op zich wachten. Het is uitgerekend in Duitsland dat 3 % al lang geen 3 % meer betekent. Een aanhoudend zwakke groei heeft het Duitse overheidskort boven de 3 % getild en de overheidsschuld boven de 60 %. De Europese Commissie startte de boeteprocedure tegen Duitsland en ook Frankrijk, maar de grote twee weigeren te betalen en legden de procedure stil. Het stabiliteitspact was dus een bron van instabiliteit geworden.
De komende weken wordt daarom naarstig onderhandeld om tot een soepeler versie van het stabiliteitspact te komen, waarbij er meer rekening zal gehouden worden met de conjunctuur én met de omvang van de staatsschuld.
Professor openbare financiën Wim Moesen ( KU Leuven) boog zich met zijn Italiaanse collega Mario Nava over hoe een ‘slimmere’ versie van het pact er moet uitzien (1) en gebruikt een wielermetafoor. “Stel dat we een nieuwe wielerploeg willen oprichten, Europe United, die meedoet aan de Ronde van Frankrijk om Lance Armstrong te kloppen. Maar de renners van de nieuwe ploeg mogen én geen versnelling gebruiken, én ze moeten allemaal met even grote fietsen rijden. Versla je zo Armstrong? Neen, natuurlijk niet, maar dat hebben we in Europa jarenlang geprobeerd.”
Wim Moesen stelt daarom voor om een versnellingsapparaat in te bouwen in de fiets, die voor elke eurolidstaat op maat gemaakt is. Moesen: “Een budgettair keurslijf is nodig om politici in het gareel te houden, maar een overheidstekort met 3 % als absoluut maximum is niet flexibel genoeg. In tijden van recessie moet het tekort hoger kunnen, en omgekeerd is in tijden van hoogconjunctuur een begrotingsevenwicht of een overschot wenselijk. Ons voorstel is een toelaatbaar tekort van 0 % tot 3 % in een jaar met normale groei. In tijden van recessie of hoogconjunctuur moet eerst becijferd worden hoe groot het tekort bij normale groei zou zijn. Het is dat saldo, gezuiverd voor conjunctuurinvloeden, dat dan tussen 0 % en 3 % moet liggen, afhankelijk van de omvang van de staatsschuld, met inbegrip van de impliciete pensioenschuld. Voor de landen met de hoogste overheidsschuld, waaronder België, geldt dan de strengste norm. Landen met een lagere overheidsschuld kunnen zich meer soepelheid veroorloven.”
EU spreekt zichzelf tegen
Het oude stabiliteitspact schreef niet alleen 3 % als absoluut plafond voor, maar stipuleerde ook dat lidstaten in een normaal jaar een begroting in evenwicht moeten afleveren. En dat is een wel heel sterke norm.
Wim Moesen: “Bij een begroting in evenwicht tendeert de staatsschuld op termijn naar nul. Het nominale BBP groeit verder, maar de schuld doet dat niet meer, en dus smelt de schuld uitgedrukt in % van het BBP helemaal weg. Maar als er geen staatsschuld meer is, hoe moet de markt dan de risicovrije rente bepalen? Bovendien, bij een begroting in evenwicht worden investeringen gefinancierd met lopende ontvangsten. Deze generatie betaalt op die manier al voor de volgende. Het gevolg is dat de overheid nog weinig openbare investeringen doet. De Europese Unie is daarbij in tegenspraak met zichzelf. Enerzijds remt het stabiliteitspact grootschalige investeringen af, maar anderzijds is in Lissabon afgesproken om fors te investeren in onderzoek en ontwikkeling.”
Daan Killemaes
“Ons voorstel is een toelaatbaar overheidstekort van 0 % tot 3 % in een jaar met normale groei.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier