Seksuoloog en relatietherapeut Alfons Vansteenwegen: ‘Stop ouderen niet weg in fabrieken’
Kleinschaligheid en rustiger, aandachtiger leven. Die waarden zijn we volgens Alfons Vansteenwegen meer gaan waarderen tijdens de pandemie. Ook voor de opvang van ouderen in hun laatste dagen moeten we terug naar kleinschaliger projecten, vindt hij.
De wereld na corona
Het coronavirus heeft bijna anderhalf jaar ons leven bepaald. In deze reeks laat Trends denkers aan het woord over hoe de wereld na corona er zal uitzien. Welke breuklijnen in de samenleving liet covid-19 beter zien? En welke lessen moeten we trekken uit onze omgang met de pandemie?
Het was nooit zijn ambitie opgevoerd te worden als de stem van een generatie, of de stem van alle ouderen, vertelt de bekende seksuoloog en relatietherapeut Alfons Vansteenwegen bij het begin van ons gesprek. En hij benadrukt dat hij zich niet erg representatief vindt voor zijn leeftijdsgroep: als er geen pandemie door het land waart, geeft hij nog geregeld lezingen, bijvoorbeeld over zijn laatste boek, Liefde op leeftijd. Fysiek is hij nog helemaal gezond. “Ik zit dus in een gunstige situatie, daar ben ik me zeer van bewust.”
U bent zopas tachtig geworden, en u neemt geen medicatie. Ik zou u daarmee willen feliciteren, maar misschien zegt dat meteen iets over hoe ik naar ouderen kijk?
ALFONS VANSTEENWEGEN. “Natuurlijk, dat speelt zeker mee: we zien ouderen in onze samenleving heel snel als zorgbehoevend. Maar ik ben inderdaad een uitzondering, ook mijn huisarts vindt dat. We zien ouderen te veel als een homogene groep, terwijl er veel verschillen zijn. De groep tussen 65 en 75 jaar, dat zijn doorgaans nog jonge mensen, die kunnen nog heel veel. Een keer boven de 75, naar de 80 toe, begint er hier en daar toch wat te haperen.”
Wat is u tijdens de pandemie opgevallen met betrekking tot die oudere groepen?
VANSTEENWEGEN. “Een van de belangrijkste dingen is misschien wel dat de hele lockdown en alles wat ermee gepaard ging, net weinig heeft veranderd aan het leven van veel ouderen die nog thuis wonen. Ze hebben geen echte opdrachten meer, of toch veel minder, ze hoeven nergens heen. Dus voor een groot deel bleef alles bij hetzelfde. Als ik met mensen spreek, vertellen ze wel allemaal dat het leven iets rustiger was. Ze hebben veel ontspannende activiteiten kunnen doen, in mijn buurt bijvoorbeeld hebben mensen nieuwe wandelwegen ontdekt, of ze hebben een elektrische fiets gekocht. Van velen hoor ik ook dat ze voor het eerst met buren hebben gepraat met wie ze nog nooit hadden gesproken, op enkele meters afstand, van tuin tot tuin. Ik heb contacten zien groeien tussen ouderen onderling, maar ook tussen ouderen en hun jonge buren, die nu thuis moesten werken. Dat is toch opvallend.”
Dat financiële groepen aan de zorg voor ouderen geld willen verdienen, vind ik echt een probleem
Zegt dat iets over de manier waarop we soms naast elkaar leven als er geen pandemie is?
VANSTEENWEGEN. “Ik denk het wel, ja. Dat ligt ook deels aan de ouderen zelf, we leven toch een beetje op ons eilandje. Dat werd ook duidelijk door het gemis dat er natuurlijk ook was, dat van de familie en de echte vrienden. Ik heb vier kinderen, vier schoonkinderen en dertien kleinkinderen, en voor de pandemie hadden we geregeld contact. Door corona viel dat weg, dan ga je verlangen om hen weer te zien. Wat ook wegviel, waren rituelen zoals verjaardagsfeestjes, maar ook bijeenkomsten met vrienden, begrafenissen zelfs. Dat zijn kostbare dingen voor mensen op leeftijd die vaak nog weinig anders hebben, het zijn de dingen die het leven zin geven. Voor mij persoonlijk vond ik het wegvallen van de lezingen heel erg, ik heb dat werkelijk gemist. Ik heb wel nog een en ander gedaan via Zoom, maar die interactie is toch helemaal anders dan met een levend publiek in de zaal.
“Ik praat nu met jou via het web, ik zie je luisteren en knikken, maar ik kan je niet aanraken. En die mogelijkheid is toch een voorwaarde voor echt contact. Ik wist dat al van de koppels die ik in therapie heb, maar nu heb ik het ondervonden met alle contacten. Het digitale blijft gereduceerd contact. We moeten iemand eens een schouderklopje kunnen geven, of omhelzen. Als dat er niet is, valt alle intimiteit tussen mensen weg.”
Dat zijn prikkels die iedereen nodig heeft. Of toch vooral ouderen?
VANSTEENWEGEN. “Voor hen is het typisch dat de enkele contacten die ze nog hebben zin geven aan hun leven. In woon-zorgcentra wonen mensen die misschien nog maar enkele maanden te leven hebben. Als enige zin van hun leven hebben ze nog dat contact met hun kinderen en kleinkinderen. Als dat wegvalt, kan ik begrijpen dat iemand het opgeeft. Het is heel waarschijnlijk dat er ook mensen overleden zijn omdat ze dat enige zinvolle niet meer hadden.”
Als u terugkijkt op de crisis in de woon-zorgcentra, hoe hebben we dat aangepakt als samenleving? Was het goed, net heel slecht, of misschien toch minder slecht dan we eerst dachten?
VANSTEENWEGEN. “Ik vind dat men dat zo goed mogelijk heeft proberen te doen, maar die grote fabrieken, met tientallen hokjes, waar mensen zoals duiven in een til zitten en dan afgesloten worden, dat is gewoon niet goed. Daar zijn we ons nu hopelijk wel van bewust. De mensen die naar een woon-zorgcentrum gaan, weten dat dat het laatste stadium van hun leven is. Om het stout te zeggen: mensen gaan erheen om te overlijden, alleen wordt dat nog wat uitgesteld. Ik vind dat dat kleinschaliger moet kunnen, en meer in de buurt waar de mensen altijd hebben gewoond, waar ze samen met voormalige buren of vrienden verzorgd kunnen worden. In die grote centra doen mensen ongetwijfeld hun best om goed voor de ouderen te zorgen, maar het is toch een beetje fabriekachtig. Het is massaverzorging.”
Die grote woon-zorgcentra zijn financieel voordeliger.
VANSTEENWEGEN. “Ik weet dat niet. Ik weet ook niet hoeveel duurder het zou zijn om in kleine eenheden te werken. Dat financiële groepen aan de zorg voor ouderen geld willen verdienen, vind ik echt een probleem. Als het goed draait, en er zijn voldoende inkomsten om het personeel te betalen en de zorg te verzekeren, zou dat voldoende moeten zijn.”
Is de oplossing dat de overheid weer meer en betere opvang voor ouderen organiseert?
VANSTEENWEGEN. “Ik vermoed het. En naar wat ik gehoord heb, is dat ook wat men van plan is. Misschien wordt er nu iets minder publiekelijk over gepraat dan tijdens de eerste coronagolf, maar ik stel vast dat er een aantal behoeften naar boven zijn gekomen waar men echt iets aan wil doen. Als uit onderzoek blijkt dat mensen in een woon- zorgcentrum gemiddeld nog anderhalf jaar leven, illustreert dat dat die mensen niet anders meer kunnen dan daarheen gaan. En wij moeten er ons veel meer van bewust zijn dat het hun laatste levensfase is. Mensen kiezen niet echt voor een woon-zorgcentrum, ze worden verplicht zich daaraan over te geven, en de maatschappij zou daar toch wat meer voor kunnen doen. Door op kleinere schaal te werken, en misschien ook wat meer personeel in te zetten.”
In andere culturen is het gebruikelijk dat ouderen intrekken bij de kinderen. Ziet u dat bij ons ook meer gebeuren?
VANSTEENWEGEN. “Ik vind dat heel moeilijk. De meeste mensen werken met z’n tweeën tot hun vijfenzestigste. Dan is het onmogelijk ouderen op te vangen. Onlangs hoorde ik dat een vriend zijn vader in huis had genomen. Ik hoorde al mijn andere vrienden zeggen: dat zou ik toch heel moeilijk vinden. Het is niet te onderschatten, je neemt een geweldige last op je schouders, je kunt nooit meer je huis alleen laten.”
U zei eerder: we zijn relationele wezens. Ik vraag me daarbij af: beoordelen we elkaar niet te veel als economische wezens? Mensen zijn pas nuttig voor de maatschappij als ze opbrengen, terwijl iemand zich op verschillende manieren nuttig kan maken voor de samenleving. Dat valt me altijd op bij de discussie over de pensioenleeftijd bijvoorbeeld: we hebben het bijna nooit over variabele pensioenleeftijden.
VANSTEENWEGEN. “Economische criteria worden te veel als maatstaf genomen om mensen te beoordelen. Die leeftijdsgrens voor het pensioen, ik zou dat loskoppelen van het feit of mensen nog opbrengen of niet, ik vind dat twee verschillende dingen. Ik ben nog vrij actief, ik schrijf nog, geef nog lezingen. Ook al werk ik niet meer, ik zou mijn beroep nog kunnen uitoefenen, met deskundigheid. Ik vind de duur van de werkperiode belangrijk, misschien moeten we dat meer in rekening brengen. Ik heb gestudeerd tot mijn dertigste en ik heb geen fysiek zwaar beroep uitgeoefend, ik zou dus perfect wat langer kunnen werken. Het individualiseren van dat probleem is heel moeilijk, want politici moeten algemene maatregelen nemen. Maar je zou zeker het aantal werkjaren in rekening kunnen brengen, en de zwaarte van het werk. Dan heb je al twee andere parameters dan gewoon de leeftijd.”
Economische criteria worden te veel als maatstaf genomen om mensen te beoordelen
De ouderen zelf hoor je niet vaak in die discussie, net zoals in veel andere maatschappelijke debatten. Hoe komt dat toch?
VANSTEENWEGEN. “Er zijn heel veel verenigingen voor ouderen, en die zijn heel actief. Het is ongelooflijk hoeveel interessante voordrachten, film- en theatervoorstellingen en culturele uitstappen die mensen organiseren. De meeste ouderen zijn lid van een of meer van die verenigingen. Maar daar zie je zelden of nooit iets over in de berichtgeving. De aandacht daarvoor is nog geringer dan de aandacht voor onze jeugdbewegingen, die ik ook al veel te gering vind. Je kunt het belang van zowel jeugd- en ouderenbewegingen niet onderschatten, maar dat je daar in de media zelden iets over leest, is een soort discriminatie.”
Ligt dat aan die verenigingen die onvoldoende naar buiten treden, of aan de media?
VANSTEENWEGEN. “Voor mij ligt het aan de media. Omdat ze die mensen veel te weinig opzoeken om hen te betrekken bij de publieke discussie. Het vraagt een inspanning om die mensen op te zoeken. Ze komen zich niet aanbieden zoals politici of lobbygroepen. We moeten allemaal een beetje uit ons isolement treden, ook de ouderen, maar anderen moeten ook de hand reiken naar de ouderen. Dat houdt iedereen mens.”
Er zijn veel betrokken, geëngageerde ouderen die actief zijn in hun vereniging, maar die we zelden horen. Zou een ouderenpartij daar iets aan kunnen veranderen?
VANSTEENWEGEN. “Ik denk dat het niet zo makkelijk is een nieuwe partij te beginnen binnen onze particratie. Ik weet ook niet of een aparte politieke beweging voor ouderen een goed idee is. Er is ook niet echt een jongerenpartij, of een mannenpartij of zo. Ik vind dat de ouderen zich moeten laten horen in alle partijen. En je mag ook niet veralgemenen, er zijn heel veel verschillende ouderen. Sommigen verliezen vroeg hun mogelijkheden, anderen net heel laat. Het is een heel grote, heterogene groep ¬ die ouderen hebben niet allemaal dezelfde belangen. Ik zie bij al die verenigingen zeker een potentieel aan mensen die nog politiek actief zou kunnen zijn. Veel van die verenigingen hebben nog hun wortels in een zuil. Het zou kunnen dat ze via die weg hun stem laten horen. Maar het neemt niet weg dat de verenigingen zelf meer mogen opkomen voor de belangen van alle ouderen.”
Bio
– Geboren in Leuven op 6 juli 1941
– Seksuoloog en relatietherapeut, verbonden aan KU Leuven
– Kreeg grote bekendheid met het boek Liefde is een werkwoord (1988), dit jaar voor de 48ste keer herdrukt en vertaald in elf talen
– Zijn jongste boek heet Liefde op leeftijd. Volgend jaar verschijnt Blijf verschillig!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier