SCHIJNHERSTEL?

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Er komen optimistische geluiden uit Oost-Azië: na tien jaar aanmodderen, zou Japan dan toch werk maken van structurele hervormingen. China handhaaft hoge groeicijfers en de zwaarst getroffen landen, zoals Indonesië, tonen opnieuw een positieve groei. In haar pas verschenen jaarrapport 1998 bestempelt de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB) 1999 als het jaar van de stabilisatie: vanaf het tweede halfjaar zou Oost-Azië opveren.

Trends sprak met John Lintjer, vice-president van de Asian Development Bank in Manila, en vroeg hem of het niet veeleer om een tijdelijke schijnopleving gaat? De schuchtere groei is immers meer het gevolg van massale injecties van overheidsgelden dan van het aantrekken van de privé-consumptie of van privé-investeringen. Ziet Lintjer Oost-Azië desondanks toch relatief snel uit de startblokken gaan?

JOHN LINTJER (ASIAN DEVELOPMENT BANK). Economen hebben nooit met zekerheid een keerpunt in de economische conjunctuur kunnen voorspellen. Niet toen in juli 1997 het “Aziatisch mirakel” over de kop ging en ook nu blijven we maar beter voorzichtig. Niettemin slaat de economische motor duidelijk opnieuw aan. ADB verwacht een gemiddelde groei van 4,4% dit jaar (tegenover 2,6% in 1998) en 5% in 2000. Voor de ergst getroffen landen van Zuidoost-Azië is onze raming 0,8% als gemiddelde over 1999 en 2,8% volgend jaar. Negatieve ontwikkelingen elders – een groeivertraging in de Verenigde Staten of in Europa – zouden dat hoopvolle beeld nog kunnen verstoren. Japan blijft onzeker, hoewel we van de fiscale stimuli deze keer wel een positieve ommekeer verwachten en meer privé-consumptie. China vertraagt van 7,8 naar 7% dit jaar en wellicht slechts 6,5% in het jaar 2000, maar wij geloven niet in een depreciatie van de Chinese munt. Onze economen hebben de polsslag van Oost-Azië gemeten en concluderen dat de patiënt aan de beterhand is. En omdat de handel zich voor meer dan de helft onderling tussen de landen van de regio afspeelt, zullen de gunstige ontwikkelingen in elk van de afzonderlijke landen elkaar versterken.

TRENDS: Naarmate de patiënt zich beter voelt, kan hij geneigd zijn om de zware medicijnen van het IMF niet langer te slikken.

Dat is het grote gevaar. De regeringen komen gauw onder druk om de teugels te vieren. Afgezien van het kuddegedrag van de buitenlandse investeerders die hun geld massaal terugtrokken, is het in Oost-Azië vooral misgelopen omdat de essentiële voorwaarden ontbraken om efficiënt te functioneren overeenkomstig de normen van een vrijemarkteconomie. Er zal een doorzichtig en goed gereguleerd banksysteem moéten komen, een juridisch stelsel dat investeerders rechtszekerheid biedt en bijgevolg een betrouwbare faillissementswetgeving. Minstens even belangrijk is dat de samenleving in politiek en sociaal opzicht stabiel is. Zonder deze fundamentele veranderingen is elk herstel illusoir en wankel. Maar in alle crisislanden wordt gewerkt aan dit type structurele hervormingen. Zo besteedt ADB 9 miljard VS-dollar in Thailand, Zuid-Korea en Indonesië aan cruciale aanpassingen in de financiële sector en in de bedrijfswereld. Transparantie, beter management, corporate governance in de privé-sector, zijn onze stokpaardjes.

Diepgaande hervormingen zullen tijd vergen. Familiale bedrijven staan ook hier nog terughoudend tegenover corporate governance. Indonesië heeft nu zo’n pico bello faillissementswetgeving, uitgedokterd door Loeff Claeys Verbeke. Maar Jerry Hoff, de Nederlandse advocaat die ze moest gaan toepassen, liep ondiplomatisch hard van stapel…

In deze context van ingrijpende hervormingen gaat het feitelijk meer over de manier waarop een samenleving is opgebouwd dan over economie. Daar moet men als expert rekening mee houden, hoewel een deskundige in alle omstandigheden compromisloos zijn mening moet kunnen verkondigen. IedereAziaat herinnert zich echter het beeld van IMF-voorzitter Camdessus toen president Suharto een akkoord ondertekende met het Internationaal Muntfonds, dat – weliswaar ongewild – als uiterst arrogant was overgekomen. Men mag de oosterse gevoeligheden niet onderschatten. Bij de ADB zijn onze deskundigen hoofdzakelijk Aziaten, wat vertrouwen schept. Hetgeen niet betekent dat we om de kern heendraaien. Maar soms kan 75% reeds een voortreffelijke score zijn en moet je niet op 100% van de vooropgestelde hervormingen blijven aansturen. De rest volgt later wel. Bovendien moeten we de pil vergulden door steun aan de armen en door tegelijk te sleutelen aan de uitbouw van sociale vangnetten. Het is onvermijdelijk dat de begrotingstekorten fors zullen toenemen. De internationale gemeenschap is bereid een duit in het zakje te doen. Pas zo zullen de Aziaten met overtuiging aan de noodzakelijke structurele hervormingen meewerken. Het veronderstelt ook dat je de burgermaatschappij en de democratie versterkt en dat je daarover open en eerlijk bent met de overheden. Dat zijn delicate evenwichtsoefeningen, maar het gaat de goede kant op. Is het niet opmerkelijk dat deze ontwikkelingseconomieën zich, ondanks hun vele problemen, nooit tot protectionistische maatregelen hebben laten verleiden? Meer dan ooit staat het aandeelhouderschap van hun bedrijven open voor buitenlandse investeerders.

De idee van een regionaal, Aziatisch IMF duikt weer op.

Het is een onderwerp in discussie. Ik vind het voorbarig om daarop in te gaan. ADB steunt wel met technische assistentie de regelmatige vergaderingen van de ministers van Financiën uit de Asean-landen (Zuidoost-Azië). Ze becommentariëren daarbij elkaars beleid. Zoiets was vóór de crisis ondenkbaar. Aansluitend bij deze ontwikkeling heeft ADB een Regional Economic Monitoring Unit opgezet om interregionale samenwerking te stimuleren, naar het voorbeeld van de Europese Unie. Zelfs in Ecofin, de bijeenkomst van EU-ministers van financiën, is kritiek op elkaars beleid een delicate aangelegenheid. Op die manier worden echter mogelijkheden gecreëerd om zwakheden van de afzonderlijke lidstaten sneller bij te sturen.

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content