Schenden Belgen in Congo de Oeso-gedragscode?
Terwijl een Belgische handelsmissie de mogelijkheden aftast, spoort een Britse NGO regeringen aan om bedrijven in Congo kritisch op te volgen. “Schep klaarheid via de bestaande controleorganismen,” zegt het Raid-rapport.
De Britse NGO Rights & Accountability in Development ( Raid) zit kennelijk op dezelfde golflengte als het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO). Hoewel er vooruitgang is, wacht het VBO op meer rechtszekerheid en transparantie om zelf het initiatief te nemen voor een handelsmissie naar Congo. Toch reizen er niet minder dan 120 bedrijven (waarvan achttien Vlaamse) met de Waalse exportdienst Awex, in samenwerking met Export Vlaanderen, naar het vroegere Zaïre.
Tijdens het staatsbezoek van president Joseph Kabila riep SP.A-fractievoorzitter Dirk Van derMaelen, initiatiefnemer van ethische gedragscodes en sociale labels, op “om niet te hervallen in de fouten van het verleden”. Terloops, het VBO en de Belgisch-Afrikaanse handelskamer CBL-ACP stelden met de Congolese werkgeversorganisatie FEC inmiddels een gedragscode op.
Raid verwijst echter naar bestaande instrumenten die erop kunnen letten dat bedrijven in Congo niet ontsporen. De NGO, die gefinancierd wordt door Ford Foundation en International Peace Academy, roept in haar rapport ‘Unanswered questions’ van maart 2004 (onder meer) de Belgische regering op om het gedrag van ondernemingen in Congo te toetsen aan de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso). Bij het ministerie van Economische Zaken werd daarom een cel opgericht. Het Nationaal Contactpunt ( NCP) is het controleorganisme dat moet toezien op de naleving van de Oeso-regels.
Raid geeft een lijst van 89 bedrijven die genoemd werden in VN-rapporten over Congo. Tweeëntwintig worden als ‘Belgisch’ bestempeld vanwege hun link met België (meestal diamantbedrijven of traders). In het VN-eindverslag van oktober 2003 werden ze geklasseerd in vijf categorieën: ‘opgelost’, ‘voorlopige uitspraak’ en op te volgen door NCP, ‘verwezen naar NCP voor verder onderzoek’, ‘verwezen naar regeringen voor onderzoek’ en ‘bedrijven die niet reageerden op het VN-rapport’ (zie tabel: Belgische bedrijven in VN-rapport).
Arbitrair en onduidelijk
Volgens Raid was die opdeling arbitrair en onduidelijk, maar vooral onvoldoende gemotiveerd en niet transparant. Omdat “betrokken bedrijven, noch regeringen belang hebben bij zoveel onduidelijkheid” vraagt Raid dat de NCP – dus ook de Belgische – het werk van de VN-onderzoekers vervolledigen en klaarheid scheppen. Verwijzend naar de procedures in de Oeso-code voor NCP-werking anticipeert Raid op bezwaren als zouden NCP’s daar niet voor bevoegd zijn. “Regeringen moeten werk maken van hun engagement en consequent hun NCP middelen en mankracht geven om ernstig onderzoek te kunnen doen en complexe mijncontracten te laten ontleden door onafhankelijke experts.” (Het Belgische NCP bestaat welgeteld uit een voorzitter en één secretaresse.)
Raid zegt dat het rapport geen nieuwe beschuldigingen aanbrengt. Op basis van de VN-rapporten en publiek beschikbare informatie worden contradicties en onbeantwoorde vragen blootgelegd. “Alle partijen hebben er belang bij dat de Oeso-regels algemeen erkend worden als werkbaar en betrouwbaar. De respectieve parlementen moeten op het NCP-werk de nodige controle uitoefenen,” concludeert Raid. Aan de Oeso wordt gevraagd om nog scherper te formuleren hoe de Oeso-gedragscode bedrijven kan helpen in conflictzones en post-conflictgebieden zoals Congo een onderscheid te maken tussen wat wel en niet aanvaardbaar is.
Het rapport werd naar de VN- Veiligheidsraad, de Oeso-lidstaten en het Internationaal Strafhof gestuurd. Raid deed eerder voor de universiteit van Oxford en het Queen Elisabeth House onderzoek naar de weerslag van de privatisering van de mijnen in Zambia.
Erik Bruyland
Het Belgische Nationaal Contactpunt moet het werk van de VN-onderzoekers vervolledigen en klaarheid scheppen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier