Schaapjes tellen in een rendez-voushuis
Hotel Le Berger was jaren hét rendez-voushotel van Brussel. In 2010 dreigde de sloophamer, maar enkele idealisten toverden de geheime ontmoetingsplaats om tot een juweeltje voor welgestelde toeristen.
Brussel kent net als alle grootsteden zijn geheime liefdesnestjes. In de Herdersstraat (Rue du Berger) en in het gelijknamige Hotel Le Berger kwamen de herders soms van heinde en verre om hun schapen in het grootste geheim naar het altaar van de liefde te leiden.
Het rendez-voushotel Le Berger – in een onooglijk straatje bij de Naamse Poort – werd in 1935 gebouwd en kreeg van meet af aan het etiket mee van ontmoetingsplaats. Insiders wisten dat discrete charme en een suggestief aangeklede omgeving met duister licht als een rode draad door de vijftig kamers liepen. Niemand hoefde wat te vrezen. De opzicht-ster kon via een belletje onderaan de trap de gasten via een entreelift ongezien binnenloodsen.
Le Berger was een vluchthaven voor heimelijke erotiek, intense omhelzingen, een warme ontmoeting of gewoon een goed gesprek. De art-deco-omgeving met bloemenbehang, hoge gordijnen, ondoorzichtig glasraam met bloemmotief, aangepaste lambriseringen of gouden kranen maakte het plaatje volledig.
Coup de foudre
Eind 2009 dreigde de sloophamer. Communicatiespecialiste Isabelle Léonard herinnert zich oudejaarsavond 2009 als gisteren. “We kwamen met een groep vrienden niet alleen het jaar uitzwaaien, maar ook het hotel. Daar kon ik me niet mee verzoenen. Deze locatie was niet mijn favoriete stoeibiotoop – hoewel ik mijn vaste vriend just for fun hier toch één keer verraste met een nachtje minnespel – maar ik had iets met deze locatie. Noem het een coup de foudre. Weken, maanden heb ik contact gezocht met architecten en projectontwikkelaars met één smeekbede: laat dit hotel bestaan en geef het een tweede leven. Mijn bedeltocht leek een maat voor niets, tot ik hotel-uitbater Jean-Michel André ontmoette.”
André is een Franstalige Brusselse jurist met een jeugdherinnering zo groot als een imposant flatgebouw: een bezoek aan het Brusselse Astoria Hotel. Die ene dag zou zijn hele verdere leven bepalen. Na zijn studies rechten, lanceerde hij zichzelf bij Novotel, Hilton en Sofitel, maar zijn liefde voor Brussel en zijn neus voor ondernemerschap stuwden hem in 1998 richting aankoop van een eigen hotel in Woluwe.
“Dat was toen het eerste designhotel in het Brusselse. De verfraaiing viel in de smaak van Turkse zakenmensen en zij kochten het pand. De meerwaarde op de investering deed me niet twijfelen. Ik investeerde de opbrengst in een nieuw designhotel in de Louizalaan.”
De noodkreet van Isabelle voor Le Berger viel bij hem niet in dove-mansoren. “Ik had het dossier al enkele jaren eerder bestudeerd, maar verticaal geklasseerd. Een gesprek met de eigenaar zorgde voor de definitieve kentering. Hij was bereid het hotel eerst te renoveren en het vervolgens aan mijn investeringsvennootschap te verkopen.”
Een vrouwelijk huis
“Dit is een levensdroom die uitkomt”, zegt Léonard terwijl bouwvakkers de laatste renovatiewerken uitvoeren en schilders op de deur van elke kamer een knipoogje naar het verleden maken. De 50 gefacelifte kamers krijgen geen nummers, maar op elk van de vijf verdiepingen ook vrouwennamen: Blanche, Elodie, Chloë, Antoinette, Mathilde, Ambre, Manon, enzovoort.
Het zijn niet de enige verwijzingen naar het schemerdonker van de jaren stillekes. De Zwitserse interieurspecialiste Martina Nievergelt restaureerde in anderhalf jaar het behang, het houtwerk, de art-deco-elementen, de luchters, de wandlampen, het sanitair en het meubilair. De uitdaging was niet eenvoudig: authenticiteit koppelen aan renovatie. “Ik stel vast dat steeds meer mensen op zoek zijn naar een ziel, een eigen identiteit”, zegt Nievergelt. “Dat geldt ook in het hotelwezen. Alle interieurelementen die we konden behouden, hebben we behouden. En wat nieuw is, zal de bezoeker amper of niet merken. Dit hotel ademt nog altijd de sfeer van toen en dat moet zo blijven.”
De aankleding van de kamers is een reflectie van de smaak van de Brusselse bourgeoisie in de jaren dertig. Niet alleen in de hotels, maar ook in hun flats of woningen hielden de Brusselaars veel van een intieme sfeer in vilt en kleur. Milde houtsoorten, verwarmd met dikke lagen textiel of bloemenbehang sierden de interieurs.
Wat anno 2012 verandert, zijn de gasten. De tijd van het geflikflooi is voorbij. André mikt nu op het betere publiek: zakenmensen, toeristen die net ietsje meer willen of artiesten. Al blijft hij realistisch: “Zodra ze de sleutel van de kamer op zak hebben en hun rekening betalen, doen ook zij achter gesloten deuren wat ze willen…”
KAREL CAMBIEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier