REVISOREN. Voor het vuurpeloton

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

De hervorming van het bedrijfsrevisoraat viert haar tienjarig bestaan. Maar het beroep krijgt rake klappen. Enerzijds vermindert de wetgever het aantal mandaten. Anderzijds knabbelen de accountants steeds verder aan de monopoliepositie van de revisoren. En als klap op de vuurpijl worden revisoren voor de rechtbank gedaagd.

Ook in België steekt het litigatieprobleem de kop op. Voor de eerste maal in de geschiedenis worden onze revisoren voor de rechtbank gedaagd.

Zo loopt een klacht tegen vier revisoren van Ernst & Young voor hun aandeel in de neergang van PB Finance. De tijdelijke bestuurders van dit beursvehikel dochter van de Schneider-groep betichten hen van oplichting, valsheid in geschrifte en inbreuk op de boekhoudkundige regels. Ook heeft de revisor van Interagri in voorhechtenis gezeten. Tenslotte eist PA-Consulting in het raam van de Belgacom-affaire rond Bessel Kok een schadevergoeding van het internationale auditkantoor KPMG.

Deze drie voorbeelden kenschetsen de malaise in de sektor. Vandaag hangen aansprakelijkheidsclaims enkele jaren geleden nog als een Amerikaanse afwijking afgewimpeld als het zwaard van Damocles boven het hoofd van de Belgische bedrijfsrevisoren. De gebruikers van de jaarrekeningen aandeelhouders, beleggers, leveranciers, financiële analisten en werknemers eisen korrekte informatie. Zij drukken de revisoren met de neus op hun maatschappelijke funktie. Ook de Kommissie Preventief Bedrijfsbeleid dringt aan op een meer pro-aktieve houding.

DE KLOOF.

Het Instituut der Bedrijfsrevisoren (IBR) is zich bewust van de expectation gap : de kloof tussen de revisor en het publiek. In november ’95 wijdt de beroepsfederatie een speciaal forum aan de maatschappelijke funktie van de revisor.

Paul Behets, de nieuwe voorzitter van het IBR, wil op pro-aktieve wijze inspelen op de evoluties in de samenleving : “Vandaag staan fraude en falingpreventie in het middelpunt van de belangstelling. Wij nemen de uitdaging aan en gaan ons bezinnen over mogelijke maatregelen. Dit debat zal leiden tot een grotere responsabilizering. Maar je kunt de revisor toch niet voor alles verantwoordelijk stellen. Ook de bestuurders en bedrijfsleiders moeten hun bijdrage leveren in de corporate governance. De vennootschapswet streeft daar ook naar. “

Tevens kan en mag het publiek niet verwachten dat de revisor zich uitspreekt over de vooruitzichten van een onderneming, aldus Behets : “Onze wettelijke opdracht beperkt zich tot revisonale taken, met andere woorden, stroken de financiële staten met de ekonomische realiteit ? “

In de plaats van een nieuwe wetswijziging geeft de IBR-voorzitter de voorkeur aan een duidelijker profilering van het beroep en een dialoog met de verschillende gesprekspartners, zoals accountants, analisten, werkgevers en werknemers. Behets : “Ons beroep kampt met een imagoprobleem. De toegevoegde waarde van de bedrijfsrevisor wordt in ons land nog te veel onderschat. Vele ondernemers beschouwen ons als een dure lastpost. Zij vergeten echter de preventieve rol die wij kunnen spelen. Vooraleer de revisor een jaarrekening goedkeurt, geeft hij praktisch advies aan het management en de raad van bestuur. Hier gaat heel wat diskussie aan vooraf. Bovendien lezen te weinig mensen onze verslagen grondig. Elke afwijking in de verklaring een standaardtekst heeft zijn betekenis”.

Voorts wijst Behets op de delikate rol van de revisor : “Als hij een negatief oordeel velt, draaien de kredietverschaffers vaak de kraan toe, met alle gevolgen vandien. ” Een eventueel notifikatierecht bij malafide praktijken wijst de IBR-voorzitter van de hand : “Het revisoraat is een vrij beroep, dat staat of valt bij de kwaliteit onafhankelijkheid en deskundigheid van haar beoefenaars. Een kollektivizering van de individuele aansprakelijkheid betekent de doodsteek voor het beroep. ” Wel erkent hij dat de invoering van een meldingsplicht in geval van fraude zoals nu in Nederland en Frankrijk bestaat op termijn niet tegen te houden is : “Maar de revisor is en blijft een waakhond van de onderneming, geen bloedhond om misdrijven op te sporen. Daartussen bestaat een wezenlijk onderscheid. “

DE SCHOK.

Al jaar en dag bekvechten revisoren en accountants over hun specifieke taken. Hoogtepunt in deze diskussie vormt de recente rel over de KMO-campagne van het IBR.

Volgens het Instituut der Accountants (IDAC) druist deze aktie waarin de revisoren zichzelf als superadvizeurs van de KMO’s voorstellen in tegen artikel 3 van de wet op het revisoraat, bekrachtigd door de hervorming van de wet van 21 februari ’85. IDAC-voorzitter Raymond Krockaert : “Hoewel revisoren nevenaktiviteiten mogen uitoefenen, moeten ze zich volgens de memorie van toelichting voornamelijk toeleggen op hun hoofdtaak, namelijk de certificering van de balansen. Het initiatief van het IBR maakt echter van de uitzondering de regel en verstoort het wettelijk evenwicht tussen accountants en revisoren. Daarom hebben wij onze bezorgdheid terzake voorgelegd aan de Hoge Raad. “

Behets relativeert deze beschuldiging : “Onze hoofdopdracht bestaat uit de kontrole van de jaarrekening. Uit intern onderzoek blijkt dat de revisor gemiddeld 82 % van zijn tijd aan deze taak besteedt. Daarnaast kan en mag hij de ondernemingen ook andere financiële diensten verlenen, die komplementair zijn aan de aktiviteiten van de accountant. Of deze opdrachten verenigbaar zijn met de certificering van de balansen, moet de revisor zelf uitmaken. De etiek van een beroep bestaat uit de feitelijke onafhankelijkheid van elke beoefenaar. Wel heeft het IBR een wettelijke toezichtsfunktie. In die zin wil ik de interne criteria, die bij deze konfraternele kontrole gelden, verder verfijnen. Voor elke opdracht bestaan minimumprestaties in tijd en middelen. Ook zullen risicovolle bedrijfstakken in de nabije toekomst van naderbij gevolgd worden. “

Daar waar het buitenland amper of geen onderscheid tussen revisoren en accountants maakt, houdt het IBR zich krampachtig vast aan zijn strepen. Mede dank zij de sterke lobbykracht van het IDAC met hun 7000 leden hebben zij duidelijk meer impact dan hun 900 kollega’s van het IBR breidt de Belgische wetgever sinds ’91 stapsgewijs de bevoegdheden van de accountant uit : belangenkonflikt, ontbinding, omzetting en de vereffening van vennootschappen (oorspronkelijk exclusief voorbehouden aan de revisor). Vooralsnog behoudt de revisor het monopolie over de inbreng in natura, maar voor hoe lang nog (zie kader Integratie) ?

Het IDAC stelt voor beide kategorieën te versmelten tot één enkel beroep. Ondervoorzitter Willy Pairoux : “Accountants verifiëren en kontroleren nu al het merendeel van de jaarrekeningen, namelijk de verkorte schema’s van KMO’s, die geen kommisaris-revisor hoeven aan te stellen. Bovendien willen wij niet dat buitenlandse konfraters revisorale opdrachten kunnen uitoefenen in België, terwijl onze eigen leden dat niet mogen. “

Bovendien krimpt de jongste hervorming van de vennootschapswet het aantal bedrijven, die verplicht worden een revisor ter kontrole van hun jaarrekening aan te stellen, in. Voortaan worden de criteria (50 werknemers, jaaromzet van 200 miljoen en een balanstotaal van 100 miljoen) niet meer op gekonsolideerde, maar op individuele basis berekend, uitgezonderd : dochters van groepen die in België een gekonsolideerde jaarrekening moeten indienen, beursgenoteerde vennootschappen en portefeuillemaatschappijen. Net als bij de ondernemingsraden vreest de sektor een nieuwe golf van kunstmatige splitsingen in kleinere entiteiten om de voorwaarden te omzeilen. Waarnemers verwachten een totale aderlating van zo’n 4000 mandaten.

Ook Koen Geens (KU-Leuven), voorzitter van de Hoge Raad voor het Bedrijfsrevisoraat en de Accountancy, betreurt de beslissing van de wetgever : “Van nu af aan is de rechtspersoon de basis van de onderneming. Dit betekent een afbreuk van de ekonomische realiteit. Bovendien is het niet zeker dat deze maatregel de onderneming kosten bespaart. Advies van een goede revisor levert het bedrijf op termijn immers geld op. “

DE SPEURNEUS.

Vandaag laait de diskussie over de maatschappelijke funktie van de accountant/revisor hoog op. Binnen Justitie wint de idee veld een meldingsplicht bij fraude of georganizeerde kriminaliteit in te voeren.

Het IBR merkt op dat de kontroles van de revisor niet gericht zijn op het opsporen van belastingontduiking. Dat zou volgens de federatie een andere (en veel kostelijker) benadering vereisen. Tevens is de revisor gehouden aan een beroepsgeheim, zelfs bij wetsovertredingen, met uitzondering van inbreuken op de boekhoud- en vennootschapswet. Volgens de huidige regeling moet hij alleen maar de bedrijfsleiding informeren, de raad van bestuur aanmanen bijsturingen uit te voeren en nagaan of het probleem al dan niet de jaarrekening beïnvloedt. Dat volstaat, aldus het IBR.

Ook het IDAC is geen voorstander van de meldingsplicht bij fraude. Ondervoorzitter Pairoux : “Wij zijn geen opsporingsbrigade. Wel moet de accountant, gebonden aan het beroepsgeheim, het probleem eerst aan de bron aanpakken. Indien de betrokken ondernemer niet wil luisteren, kan hij de zaak aanhangig maken bij het Instituut. Dat is vooral belangrijk voor de interne accountants. Bij eventuele veroordeling achteraf is dit een mogelijk element ter ontlasting. Persoonlijk geloof ik eerder in een soort van meldingsrecht. Dat zou de geloofwaardigheid van het beroep ten goede komen. “

Voorts hebben de accountants en de revisoren een heilige schrik voor eventuele schadevergoedingen. Onlangs werd in Californië (VS) een advokaat van een internationaal kantoor veroordeeld tot 220 miljoen frank, omdat hij snoepjes in de bustehouder van een sekretaresse had gestopt. Zo’n vaart loopt het in ons land nog niet. Een Belgische geneesheer, die per ongeluk een vrouw had gesterilizeerd, kwam er met een boete van 300.000 frank van af. Daarom heeft het IDAC haar leden twee jaar geleden verplicht een BA-verzekeringspolis af te sluiten. De premie bedraagt 13.500 frank per jaar, maar is mede als gevolg van het lage aantal claims zopas verlaagd tot 11.500 frank voor een dekking van maximum 250 miljoen frank. Het IBR beveelt dergelijk kontrakt slechts aan.

In het zog van de financiële schandalen en het nieuwe wetsontwerp inzake faillissementen maant Stefaan De Clerck (CVP), lid van de kamerkommissie Handels- en Ekonomisch recht, het IDAC en het IBR aan hun verantwoordelijkheden op te nemen en formules te bedenken om financiële wanpraktijken aan de kaak te stellen : “Op dit ogenblik gaan we de verkeerde richting uit. Zo wint in de huidige bespreking van de faillissementenwet de gedachte steeds meer veld een soort van ekonomisch auditoraat in te voeren. De minister van Justitie wil het parket, dat zich principieel alleen maar op strafrechtelijke zaken moet toeleggen, een financiële kontroletaak toekennen. Dat kan toch niet. Bovendien stel ik tot mijn grote verbazing vast dat bij de opstelling van een procedure voor preventief bedrijfsbeleid het initiatiefrecht niet naar mensen uit het vak met name accountants en bedrijfsrevisoren maar naar het openbaar ministerie gaat. Daarom doe ik dus een dringende oproep aan beide beroepsfederaties tegenvoorstellen te formuleren om hun leden mee te laten funktioneren in het nieuwe systeem. In die zin vind ik de versterking van de depistagediensten met IDAC- of IBR-stagiaires een goede zaak.

DE FALING.

Volgens professor Eddy Wymeersch (UG) werkt het revisoraat in België niet (zie Trends van 14 november 1994). Het beroep faalt vooral bij het voorkomen van faillissementen (reeds 4591 gevallen in ’94). Bovendien blijkt uit de cijfers van ’92 dat 39 % van de KMO’s met verlies werkt (11 % bezit een negatief eigen vermogen).

Ook het Vlaams ABVV is teleurgesteld over de resultaten van de revisor als gesprekspartner van de werknemers voor het ontleden en interpreteren van de balanscijfers. Advizeur Frank Van Thillo : “De dialoog met de ondernemingsraad komt moeilijk op gang. Daar wordt in de opleiding ook geen aandacht aan gegeven. Met uitzondering voor de betere kantoren, die een sektoriële vergelijking maken, beperkt de revisor zich vaak tot het verstrekken van louter boekhoudkundige gegevens zonder enige vorm van interpretatie. Van de 35 bedrijven met meer dan 50 werknemers, die in ’94 failliet gingen, noteerde de Kommissie voor Preventief Bedrijfsbeleid acht goedkeurende verklaringen. In die zin speelt de revisor amper of geen rol in het voorkomen van falingen, nochtans een onderdeel van zijn maatschappelijke rol. “

De non-conformistische bedrijfsrevisor Marcel Bellen (ex-KPMG), lid van de Kommissie voor Boekhoudkundige Normen, verwijt zijn federatie niet krachtig genoeg op te treden om het beroep de nodige kredietwaardigheid te verlenen : “Bij de opleiding van de kandidaat-revisoren valt zijn amateuristische aanpak op. Het ingangseksamen is een lachertje, met als gevolg dat na 3 jaar stage meer dan de helft niet in zijn eindproeven slaagt. Dit cijfer bewijst toch dat men op de verkeerde weg zit. ” Ook het zelfregulerend proces (zie kader Europese eenmaking) werkt niet, aldus Bellen : “Het nieuw reglement van plichtenleer is een maat voor niets. Maar dit is een internationaal fenomeen. Onder druk van toenemende schadeclaims stelt zelfs het grote auditkantoor Ernst & Young in Groot-Brittannië waar toch een lange en liberale traditie heerst de oprichting voor van een onafhankelijk overheidsorgaan, zoals de Securities and Exchange Commission (SEC) in de Verenigde Staten, ter vervanging van de interne tuchtkommissie (zie Financial Times van 9 mei ’95). In plaats van publiciteitscampagnes te lanceren om het imago op te krikken pure geldverspilling zou het IBR beter werk maken van meer uniforme procedures, normen en vergoedingen. “

ERIC POMPEN

PAUL BEHETS (IBR) Revisor is een waakhond van de onderneming, geen bloedhond voor het opsporen van fraude.

RAYMOND KROCKAERT EN WILLY PAIROUX (IDAC) Hevig verzet tegen KMO-campagne van IBR.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content