Video | Nieuws

‘350 Belgische bedrijven produceren in China: voor 150 kan het in eigen land goedkoper’ (video)

Sebastien Marien
Sebastien Marien Redacteur bij Trends

Wegens de lage loonkosten produceren honderden Belgische bedrijven in China. Toch zijn er steeds meer redenen om dat in eigen land te doen. Hoge invoertaksen, transportkosten en de kleiner geworden loonkloof tussen Europa en China zijn maar enkele motieven. Professor Rudy Aernoudt (UGent) schat dat 120 tot 150 Belgische bedrijven die nu hun productie in China hebben, hier goedkoper kunnen produceren.

Een bedrijf dat in het buitenland produceert om te besparen, doet aan offshoring. China is met voorsprong het land waar de meeste bedrijven hun productie opstarten. Maar de jongste jaren is er ook sprake van een tegenbeweging: reshoring. Dat zien we al enkele jaren in de Verenigde Staten, maar ook in Europa ontstaat een beweging. Is het tijd om onze bedrijven terug te halen?

“Op basis van cijfers van een consulent weet ik dat 350 Belgische bedrijven met hun activiteiten in China zitten. Een deel ervan is daar omwille van expansie. Een bedrijf als AB InBev gaat bijvoorbeeld in China lokale bieren produceren. Dat is dus geen geval van offshoring. Een bedrijf dat aan offshoring doet, trekt puur wegens het kostenplaatje met zijn productie naar het buitenland. Helaas zijn er geen cijfers over het aantal Belgische bedrijven die voor offshoring naar China zijn getrokken”, zegt professor Rudy Aernoudt aan Trends. Hij is gespecialiseerd in corporate finance en European enterprise policy.

1,6 miljoen banen in de VS

Aernoudt wijst erop dat bedrijven door hun total cost of ownership (TCO) te berekenen, kunnen zien of ze met hun activiteiten al dan niet voordeliger kunnen produceren in eigen land. “Stel dat twee derde van de 350 Belgische bedrijven voor offshoring in China actief is. Dat zijn dan zo’n 250 bedrijven. Op basis van cijfers uit de VS, waar reshoring al veel verder staat, kunnen we schatten dat 120 tot 150 Belgische bedrijven zouden kunnen terugkeren om hier goedkoper te produceren.”

De Verenigde Staten voeren al enkele jaren een beleid dat ondernemingen stimuleert om opnieuw in eigen land te produceren. “400 bedrijven zijn teruggekeerd. Dat heeft in de Verenigde Staten 1,6 miljoen banen gecreëerd. Het gaat voornamelijk om bedrijven die mid- of hightechproducten maken. Die zijn wat minder arbeidsintensief om te produceren, waardoor de loonkosten niet te hoog zijn”, aldus professor Aernoudt.

Toch merkt hij op dat de goedkope Chinese lonen een almaar zwakker argument zijn. “De loonlasten zijn in China de jongste tien jaar met gemiddeld 15 procent per jaar gestegen. De loonlasten in pakweg Kroatië zijn lager. Er is nog steeds een loonkloof, maar lonen bedragen maar 10 procent van de totale kosten van de operaties in China.”

Belgisch hightechbedrijf keert terug

Nobi is een Belgisch bedrijf dat zijn productie heeft teruggehaald uit China. Het techbedrijf helpt met zijn slimme lampen voornamelijk ouderen en andere hulpbehoevende mensen. De lampen kunnen een val detecteren en voorkomen. Amper zes maanden na de beslissing om opnieuw lokaal te produceren, opent Nobi vandaag officieel zijn productiesite in Aartselaar.

Volgens Nobi kan het zelfs in de meest pessimistische scenario’s 18 procent besparen door opnieuw in België te produceren. Het bedrijf verwijst daarvoor naar de hoge transportkosten en invoerheffingen die kwamen kijken bij de productie in China. Nobi gaat ook meer onderdelen zelf produceren, omdat dat goedkoper is dan ze in China aan te kopen bij derde partijen. In Aartselaar heeft het nu op maat gemaakte productielijnen die efficiënter werken dan de operaties in China.

De productieketen van Nobi’s slimme lampen. Beeld: Nobi © Nobi

“De productiekosten van de slimme lampen bestaan voor 90 procent uit materiaalkosten en slechts voor 10 procent uit loonkosten. Dat is een groot voordeel bij de productie van hightechproducten. We plannen tegen eind 2023 zo’n vijftien medewerkers tewerk te stellen in onze productiesite”, zegt Nobi-CEO Roeland Pelgrims.

Ondersteunende maatregelen

“Vlaanderen heeft innovatieve techbedrijven heel wat te bieden, en niet alleen in die eerste fase van onderzoek en ontwikkeling”, zegt Jo Brouns (cd&v), Vlaams minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw, in een persmededeling. “Deze symbolische reshoring act van Nobi getuigt van visie en durf. Ik kan alleen maar hopen dat het ook andere Vlaamse hightechondernemers aanmoedigt zich nog meer regionaal te verankeren. Wij voorzien alvast in heel wat maatregelen om ondernemingen te ondersteunen die zich regionaal verankeren en die stappen willen nemen om onze arbeidsmarkt inclusiever te maken.”

Een manier waarop nog meer bedrijven kunnen worden overtuigd, is met subsidies. Dat blijkt uit een rapport van de SERV, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. In zijn advies aan minister Brouns schrijft de SERV: “Directe Vlaamse steun voor reshoringprojecten en faciliterend beleid ter versterking van de waardeketens en de veerkracht van de supplychains worden het best binnen een Europees kader benaderd en gecoördineerd.”

‘Reshoring zou kunnen passen in een competitief beleid rond arbeid en in het pensioenbeleid. Maar belangrijk is dat de industrie zich welkom voelt. In dit land is industrie slechts goed voor 16 procent van de economie. Dat is geen gezonde situatie op de lange termijn’

Professor Rudy Aernoudt (UGent)

Professor Aernoudt gelooft niet dat we bedrijven met subsidies moeten aansporen. “Subsidies zijn geen optie, want ze hebben geen enkele impact. Ze vervalsen alleen de concurrentie. Het echte voordeel voor bedrijven zit in de kostenbesparing die ze doen. Vanuit politieke hoek wordt beter gekeken naar de loonbalans en onze arbeidsmarkt in haar geheel.”

“Als je de competitiviteitsindex bekijkt en een vergelijking maakt met andere landen, dan zie je dat we er in een periode van tien jaar steeds op achteruit gaan. We willen 80 procent van de Vlamingen aan het werk krijgen, maar we zitten aan 72 procent. We hebben dus nog 700.000 mensen te gaan. Reshoring zou kunnen passen in een competitief beleid rond arbeid en in het pensioenbeleid, maar belangrijk is dat de industrie zich welkom voelt. In dit land is industrie slechts goed voor 16 procent van de economie. Dat is geen gezonde situatie op de lange termijn.”

Geopolitiek en klimaat

We kunnen de geopolitieke situatie niet wegdenken als we over reshoring spreken, vindt professor Aernoudt. Hij denkt dan aan de oorlog in Oekraïne die op het wereldtoneel tot spanningen leidt, maar ook aan de coronacrisis. “We hebben prachtige textielbedrijven in België, maar we konden niet aan mondmaskers geraken. We waren sterk afhankelijk van China, dat in eerste instantie naar zijn eigen behoefte keek. We moeten ons geen illusies maken: volledige economische zelfvoorziening is voor Europa bijna onbereikbaar. We moeten ons niet afsluiten van de wereld, maar het is in de eerste plaats voor strategische producten belangrijk dat we voor onze eigen productie instaan.”

Professor Rudy Aernoudt. Beeld: BELGA PHOTO ERIC LALMAND

Een bedrijf dat aan reshoring doet, kan niet alleen snijden in zijn kosten, het levert ook een bijdrage aan het klimaat. Er komt minder uitstoot kijken bij het transport van goederen als firma’s lokaal produceren. Al kan de uitstoot in eigen land wel toenemen, maar dat geeft een vertekend beeld.

“De Europese Unie werkt aan het CBAM-mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens”, zegt Aernoudt. “Een bedrijf dat staal produceert in Gent moet betalen voor zijn emissierechten, maar dat probleem heeft datzelfde bedrijf niet als het in China produceert. CBAM moet dat verhelpen. Het is in feite een douanetarief op koolstofintensieve producten die worden geïmporteerd. Dat beleid zal vanaf 1 oktober 2023 geleidelijk aan in werking treden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content