“Reken ons maar af op onze dienstverlening”

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Vijftien jaar geleden werd de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel opgesplitst. Sindsdien beleefde zijn Vlaamse opvolger woelige tijden. Voorzitter Christ’l Joris en topman Koen Allaert lijken evenwel de puntjes op de i geplaatst te hebben. Is Flanders Investment & Trade eindelijk goed bezig?

Flanders Investment & Trade staat, anderhalf jaar na de fusie van de exportpromotieafdeling met de dienst Buitenlandse Investeringen, eindelijk op scherp. Die blijde boodschap van voorzitter Christ’l Joris (Etap Lighting) en gedelegeerd bestuurder Koen Allaert (ex-Alcatel) komt niets te vroeg – na het voortdurende komen en gaan van managers en het ondersteboven keren van de Vlaamse exportpromotiedienst. De twee toplui lichten de strategie toe zoals die onlangs uitgekiend werd met het oog op een beheersovereenkomst met de Vlaamse regering die op 1 januari 2007 van kracht wordt. Daarin staan klantvriendelijkheid en efficiënte dienstverlening centraal.

De bedrijven verwachten meer dan mooie woorden. Sinds de opsplitsing van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel, al vijftien jaar geleden, bleef de turbulentie maar duren. De geloofwaardigheid en de return on investment van een organisatie met een jaardotatie van 40,46 miljoen euro staan op het spel. De Waalse evenknie Awex zat al die tijd in rustiger vaarwater. Het tij zou moeten keren nu er vier ondernemers en twee werkgeversorganisaties (Voka en Unizo) aan boord zijn, goed voor de helft van de bestuursmandaten. Christ’l Joris oogst alvast lof voor de toegewijde manier waarmee ze haar opdracht vervult, zo blijkt uit een rondvraag van Trends. “Na opeenvolgende politieke creaturen in de voorzitterszetel is er eindelijk een onderneemster die van wanten weet,” luidt de samengevatte commentaar.

Vijf jaar geleden peilde Agoria Vlaanderen de tevredenheid van bedrijfsleiders die zich voor het eerst op buitenlandse markten begaven. Hun oordeel over de dienst was vernietigend. Volgens de rondvraag van de federatie voor technologiebedrijven klopten ondernemers die naar het buitenland wilden, toen liever aan bij collega’s met terreinervaring dan bij de Vlaamse economische vertegenwoordigers (Vlev’s) uit het buitenlandse netwerk van het toenmalige Export Vlaanderen, de voorloper van Flanders Investment & Trade.

Functioneert Flanders Investment & Trade vandaag beter? Wilson De Pril, directeur van Agoria Vlaanderen: “Zeker, positief is dat men bereid is nieuwe wegen te bewandelen. De meerwaarde ligt in het sterke buitenlandse netwerk. Dat moet nog meer mee evolueren met de globale economische dynamiek die vooral te vinden is in de VS en in de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China). Groeilanden zijn voor de meeste Vlaamse ondernemingen nog onbekend terrein. De economische risico’s zijn er groter en juist daarom kan Flanders Investment & Trade een belangrijke rol spelen.” De Pril merkte onlangs op dat het buitenlandse netwerk van Vlevs te zwak is in de nieuwe groeimarkten, vooral in Midden- en Oost-Europa, en te zwaar weegt in traditionele afzetmarkten als de Europese Unie.

“Wél offensief in de nieuwe groeimarkten”

Met de exportcijfers in de hand kaatst Christ’l Joris de bal terug: “70 % van onze buitenlandse kantoren is actief in landen buiten de toptienexportbestemmingen. Ik vind dat een offensieve aanpak in de nieuwe groeimarkten. Van de 71 vertegenwoordigingen wereldwijd zijn er 32 in Europa. We hebben er zes in de tien nieuwe lidstaten (in Roemenië en Bulgarije via een samenwerkingsakkoord met de Waalse exportdienst Awex), drie in Rusland en één in Oekraïne, via Awex. Mocht blijken dat we daar offensiever moeten zijn, kunnen we dat bijsturen tijdens onze tweejaarlijkse evaluatie van het buitenlandse netwerk. In overleg met onze strategische partners Voka, Unizo en Agoria, onderzoeken we waar we onze aanwezigheid moeten versterken.”

Topman Koen Allaert wijst erop dat Europa de belangrijkste afzetmarkt blijft: “Goed voor 70 % van onze export.” Dat 30 % van de Vlevs in die traditionele ‘thuismarkt’ gestationeerd is, vindt hij een noodzaak. De Pril vindt echter dat we gedurfder moeten bijsturen: “Volgens de Oeso doen we het duidelijk minder goed dan onze belangrijkste concurrenten Nederland, Frankrijk en Duitsland. Is leveren aan de buurlanden nog export in het eengemaakte Europa? Wat is de toegevoegde waarde van exportkantoren in Rijsel, Keulen of Den Haag?”

Allaert repliceert dat onze export in Europa hetzelfde patroon volgt als bij de buren: “Hun top tien van exportbestemmingen stemt sterk overeen met de onze. Ook voor onze buurlanden geldt dat hun belangrijkste handelspartners de omringende landen zijn.” In de top tien van elk van onze naaste handelspartners zijn de Verenigde Staten de enige buitenstaander – behalve in Frankrijk, dat (omwille van Airbus) ook China in zijn top tien heeft.

Terwijl de bestemmingen van de Belgische export in ‘oud’ Europa (EU-15) al jaren vrij stabiel blijven en die uitvoer in volume de voorbije vijf jaar met 30 % steeg, gingen we in de nieuwe EU-lidstaten 78 % of meer dan het dubbele vooruit. Met 130 % is Roemenië de grootste stijger. Rusland klom 112 %, Turkije 71 % (zie kader Export stijgt, investeringstrend minder rooskleurig). “Heel wat Vlaamse bedrijven zijn dus ook buiten de EU actief,” concludeert Allaert. “En omdat het zwaartepunt van ons netwerk dáár ligt, zullen we ze daar verder begeleiden, ondersteunen en stimuleren.”

Vier strategische doelstellingen

In de beheersovereenkomst met de Vlaamse regering staan vier strategische doelstellingen:

1. Internationaal ondernemen bevorderen, met speciale aandacht voor kmo’s.

2. Een significante bijdrage leveren tot het aantrekken van buitenlandse investeringen.

3. Stimuleren van duurzaam en ethisch ondernemen.

4. Een uitmuntende dienstverlening aanbieden.

Om de realisatie van die doelstellingen te meten, werden aan de beheersovereenkomst tien kritische performantie-indicatoren (KPI) gekoppeld. “Zonder in bureaucratie te vervallen, geven eenvoudige meetinstrumenten de polsslag van de organisatie en feedback van de gebruikers over de kwaliteit van onze dienstverlening,” zegt Allaert. Vanaf 2007 komt er een jaarlijkse bevraging bij de ondernemingen om na te gaan in welke mate Flanders Investment & Trade bijdroeg aan hun internationale expansie, export en investeringen of bij het opzetten van samenwerkingsverbanden in het buitenland. Een recente Voka-enquête wees uit dat de helft van de ondervraagde ledenbedrijven zijn exportinspanningen buiten Europa wil opvoeren.

Er zal ook gepeild worden hoe de Vlevs startende exporteurs concrete opportuniteiten bezorgden of hoogtechnologische ondernemingen in Vlaanderen in contact brachten met interessante buitenlandse partners. In de Voka-rondvraag over knelpunten bij internationaal ondernemen scoorde het vinden van betrouwbare partners het hoogst. “Op basis van deze KPI-gegevens zullen we een tandje bijsteken en correcties aanbrengen waar dat nodig is,” verzekert Christ’l Joris.

Naar Silicon Valley en Bangalore

Ook de succesratio van de investeringsprospectie wordt gemeten. Midden oktober meldde het World Investment Report 2006 van Unctad (uitgaand van cijfers van de Nationale Bank van België, die de resultaten meteen relativeerde) dat ons land 44 % minder investeringen aantrok dan het jaar voordien: 19 miljard euro tegenover 33 miljard euro in 2004. De Ernst&Young Barometer van de Europese attractiviteit meldde dan weer op basis van de European Investment Monitor dat “België in 2005 het op drie na aantrekkelijkste investeringsland van Europa was”, na de grote landen Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland.

“Precies omdat er op dat vlak zoveel tegenstrijdigheden zijn, richten we een werkgroep Investeringen op, die zich zal buigen over een scherpere profilering van onze organisatie om buitenlandse investeringen te lokken naar een aantal Vlaamse magneten, technologieclusters en sterke regio’s. De werkgroep zal ook criteria vastleggen waarmee we een beter zicht krijgen op de investeringscijfers voor Vlaanderen, zodat we doelgerichter kunnen werken,” stelt Allaert. Onder meer de Haven van Antwerpen en het Vlaams Instituut voor Logistiek zullen deel uitmaken van die werkgroep.

In hetzelfde perspectief krijgt het buitenlandse netwerk er vanaf 2007 vijf technologieattachés bij. Hun opdracht is tweevoudig: kennisintensieve buitenlandse investeerders warm maken om voor Vlaanderen te kiezen en een aanspreekpunt zijn voor Vlaamse ondernemingen die met het IWT (Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie) innovatieprojecten uitwerken en contacten willen leggen in het buitenland. Daarvoor is een extra budget van 1,75 miljoen euro goedgekeurd. Technologieattachés zijn specialisten in specifieke sectoren (onder meer biotechnologie, logistiek, ICT) en worden geplaatst in regio’s die uitmunten in bepaalde technologieën. Hun standplaatsen zijn nog niet vastgelegd, maar waarschijnlijk horen Silicon Valley in de VS en Bangalore in India erbij.

Met de toevoeging van technologieadviseurs in zijn buitenlands netwerk bewijst Flanders Investment & Trade, volgens Wilson De Pril van Agoria Vlaanderen, “dat er nu geluisterd wordt naar wensen van het bedrijfsleven.” In het verleden was dat niet altijd het geval.

Vlaamse investeerders in het buitenland

Volgens het Unctad-rapport investeren in België gevestigde bedrijven ook heel wat minder in het buitenland dan concurrenten uit de buurlanden. De Belgische investeringen in het buitenland zijn gedaald tot 18,2 miljard euro (een derde minder dan in 2004). Kan Flanders Investment & Trade die trend ombuigen?

“In eerste instantie moeten de bedrijven het zelf doen. Maar de grote nieuwigheid is dat we alle aspecten van internationaal ondernemen bestrijken, dus veel meer dan export,” beklemtoont Christ’l Joris. Ondernemers met buitenlandse plannen kunnen aankloppen bij de (binnenlandse) adviseurs Internationaal Ondernemen die in elke provincie zijn ondergebracht in de VLAO-kantoren (Vlaams Agentschap Ondernemen). In het buitenland mogen de Vlevs nu ook informatie verschaffen over plaatselijke marktmogelijkheden, lokale reglementeringen en wetgeving, over potentiële partners en concurrenten, risico’s en cultuurverschillen of ze kunnen contacten vergemakkelijken met plaatselijke overheden. “Waar nodig verwijzen ze door naar meer gespecialiseerde lokale diensten en consulenten,” vult Allaert aan. “We nemen uiteraard niet de taak over van lokale investeringsorganisaties.”

Intussen is ook het Fonds Vlaanderen Internationaal operationeel, waarmee de Vlaamse overheid risicokapitaal ter beschikking stelt van kmo’s die in het buitenland investeren (zie kader Investeren met steun van Fonds Vlaanderen Internationaal). En om de interne communicatie tussen het hoofdkantoor in Brussel en het internationale netwerk te optimaliseren, zal geïnvesteerd worden in een virtual private network. Hiermee krijgen de buitenlandse vertegenwoordigers in Hanoi of Lima dezelfde supersnelle breedbandtoegang tot alle internet- en intranetgegevensbanken als hun collega’s in Brussel.

Het is vroeg dag, maar zo te horen, lijkt Flanders Investment & Trade, na aanslepende moeilijke jaren, eindelijk in rustiger vaarwater aanbeland.

Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content