Red de ziekteverzekering: importeer buitenlandse patiënten
België heeft een overaanbod van zorginfrastructuur, een overschot aan artsen en een laagdrempelige gezondheidszorg. Het kostenplaatje is navenant. Daarom gaan er stemmen op om buitenlandse patiënten aan te trekken en onze medische zorg te exporteren. Heeft een expansiescenario zin voor de Belgische zorg?
Het universitaire ziekenhuis in Gent heeft twee tolken in dienst die Arabisch spreken. Dat is handig bij de behandeling van de lokale allochtone bevolking en bovendien een plus als er zich buitenlandse patiënten uit het Midden-Oosten aanmelden. En hoewel dat een tamelijk marginaal fenomeen is, gebeurt het de jongste jaren steeds vaker dat buitenlandse patiënten in België medische zorgen zoeken. Veel statistieken bestaan daar overigens niet over, omdat die patiënten vaak buiten het systeem van de ziekteverzekering blijven. Maar hun aantal neemt toe. Vooral de Britten en de Nederlanders hebben de weg naar onze ziekenhuizen gevonden. Nederlanders vormen zonder twijfel de grootste groep buitenlandse patiënten in het Belgische systeem. Logisch: er is geen taalbarrière en in hun eigen land botsen onze noorderburen op lange wachtlijsten.
Uit een studie over de mobiliteit van Europese patiënten blijkt bijvoorbeeld dat 3970 Nederlanders in 1999 via een rechtstreekse overeenkomst tussen hun Nederlandse zorgverzekeraar en een Belgisch ziekenhuis een chirurgische ingreep lieten uitvoeren. In 2004 was dat aantal opgelopen tot 7267. Daarnaast zochten in datzelfde jaar nog eens 12.526 Nederlanders hun heil in Belgische ziekenhuizen via het bekende E112-formulier. Dat verleent Europese burgers de status van Belgisch patiënt, hoewel de betaling gebeurt via de mutualiteit of verzekeraar in eigen land. In totaal waren er in 2004 trouwens 22.477 patiënten die via die weg een beroep deden op Belgische zorg.
Naar schatting zouden er jaarlijks 30.000 buitenlandse patiënten in België behandeld worden. Toch vinden de werkgeversorganisaties Agoria, VBO en Voka dat niet genoeg. Bij hen leeft al langer het idee om de Belgische gezondheidszorg uit te bouwen als een economische groeisector, zeg maar een exportproduct. En eigenlijk gaan de concepten bij de werkgevers verder dan het importeren van patiënten. Ze willen meer dan het Belgische zorgoverschot opvullen. Zij geloven voor de zorgsector in een economische expansiestrategie die het denken met beperkende kostenposten doorbreekt in de hoofdzakelijk door overheidsbudgetten gestuurde sector.
De eerste signalen om de zorgsector als een volwaardige expansieve sector te beschouwen, kwamen enkele jaren geleden al van Sonja Teughels, adviseur van het kenniscentrum van Voka. “Alle westerse landen proberen greep te krijgen op de stijgende uitgaven in de ziekteverzekering,” stelt ze. “Ook bij ons mondt die besparingsdrang uit in een tendens om het aanbod te beperken. Je kan dat ook omdraaien en buitenlandse patiënten aantrekken om de capaciteit in ons bestaande aanbod te optimaliseren. De reputatie van onze zorg is goed, de prijzen hier zijn concurrentieel en we hebben capaciteit op overschot.”
Het groeiende aantal buitenlanders in het zorgsysteem toont aan dat die evolutie eigenlijk al bezig is. “Maar,” stelt Teughels, “voorlopig ontbreekt een gemeenschappelijke en overkoepelende missie. De overheid en de zorgwereld staan nog tamelijk weigerachtig tegenover dit verhaal. Er zijn ideologische barrières: zorg en ondernemerschap gaan nog steeds moeilijk samen.”
Een Europese gezondheidsmarkt
Het is nochtans slechts een kwestie van tijd. De zorg globaliseert, net als alle economische sectoren. Getuige daarvan de reisbureaus die een combinatietrip aanbieden naar een exotisch land als Tunesië of Thailand: eerst een chirurgische ingreep en daarna een herstelperiode aan het strand. “We laten kansen liggen die andere landen aan het inpikken zijn,” onderlijnde VLD-senator Jacques Germeaux toen hij een paar weken geleden begon te lobbyen voor zijn resolutie over transnationaal patiëntenverkeer.
In de Europese dienstenrichtlijn geldt gezondheidszorg als uitzondering. Toch geloven de meeste waarnemers dat er op termijn een Europese gezondheidsmarkt komt. Een indicatie voor hun gelijk halen ze uit de recente uitspraken van het Europees Hof van Justitie. Steeds duidelijker kiest de rechtspraak partij voor de patiënt die de wachtlijsten in eigen land probeert te ontlopen door elders in Europa een ingreep te laten uitvoeren. Het is met andere woorden een kwestie van tijd voor de mobiliteit van de patiënten het Europese gezondheidslandschap grondig zal hertekenen.
Tegenstanders verzetten zich omdat die evolutie leidt tot de ‘vermarkting’ van de gezondheidszorg. De Belgische patiënt zou er wel eens onder kunnen lijden, zo vrezen ze, omdat buitenlandse patiënten meer geld opleveren. Al is dat nog niet meteen aan de orde. Integendeel, wie vandaag veel buitenlandse patiënten behandelt, wordt daar in de huidige ziekenhuisfinanciering financieel voor gestraft. Dat komt omdat die patiënten in de Rizivstatistieken niet meetellen.
De marktanalyse die een Vlerickstudent onder begeleiding van Bain Consultancy uitvoerde voor het VBO, komt in grote lijnen hierop neer: er is op dit moment ruimte voor ongeveer 50.000 extra patiëntenopnames per jaar, en het potentieel van EU-patiënten dat voor een behandeling naar België zou willen komen, is veel groter. Zelfs gecorrigeerd voor de afstand – hoe verder weg de buitenlandse patiënten wonen, hoe minder kans dat ze komen – is dat zo. Dat komt vooral omdat door de vergrijzing steeds meer patiënten in eigen land op wachtlijsten komen. Met andere woorden: de Belgische ziekenhuissector mist kansen die voor het grijpen liggen.
Stop de export van dokters
De expansiescenario’s van Voka en het VBO gaan echter verder dan het aantrekken van buitenlandse patiënten. Ook in de wereld van het onderzoek liggen er kansen. Bij Voka schuift Sonja Teughels het Zweeds-Deense Medicon Valley – de regio rond Kopenhagen en Malmö – als een typevoorbeeld naar voren. Daar clusteren een aantal grote ziekenhuizen met geneesmiddelenbedrijven en innovatieve biotechbedrijfjes. Bovendien zet de regionale overheid in beide landen haar schouders onder de promotie van één concept. Het resultaat is dat de regio bij topwetenschappers op de kaart staat. “Zo’n visionaire aanpak missen we hier,” zegt Teughels. “Het aantrekken van toponderzoekers is op zich belangrijk om de economische activiteit die er vandaag al is, te kunnen behouden.”
België is in Europa na Groot-Brittannië de belangrijkste speler voor klinisch geneesmiddelenonderzoek. Er worden dus verhoudingsgewijs meer nieuwe geneesmiddelen uitgetest op Belgische patiënten dan elders in Europa. Daarvoor zijn de relaties tussen geneesmiddelenbedrijven, de artsen en de klinische centra van belang. “Beschikbaarheid van talent is in die context cruciaal,” weet Teughels. “We zitten in België, globaal genomen, nog steeds met een overschot aan artsen. Die trekken nu jammer genoeg vaak naar het buitenland. Als we buitenlandse patiënten naar hier halen, zou er meer werk zijn en kan dat talent hier blijven zonder dat per definitie het Rizivbudget ontspoort.”
6000 extra jobs
Bij het VBO gelooft men dat er nog veel moet gebeuren voordat de marktmogelijkheden van de zorgsector optimaal worden benut in België. Maar net als de nieuwe Vokavoorzitter Urbain Vandeurzen heeft VBO-topman Rudi Thomaes er wel een prioriteit van gemaakt. “Er wordt al tien jaar gepraat, maar met uitzondering van enkele niches blijft het bij slogans,” zegt hij. Daarom is het VBO goed een jaar geleden begonnen aan een grondige denkoefening. Het VBO promoot zijn dienstenplatform als antwoord op de globalisering van de economie. Een van de niches waar de werkgeversorganisatie potentieel ziet, is de medische wereld. De zorgsector kan groeiende tewerkstelling bieden voor toekomstige generaties, zo denkt de gedelegeerd bestuurder. “Veel mensen zijn bang dat de overstap naar de diensteneconomie enkel leidt tot banenverlies,” zegt Thomaes. “Als we buiten de lijntjes durven denken, biedt de gezondheidseconomie juist extra banen.”
Om die stelling te onderbouwen, schakelde de werkgeversorganisatie ook de Vlerickschool en de Solvay Business School in. De definitieve onderzoeksresultaten zijn pas tegen september klaar. Tegen die tijd wil het VBO met concrete aanbevelingen komen voor een ethisch en wettelijk kader dat aan de medische sector een ideale groeibodem biedt. Voor Trends licht Thomaes een tip van de sluier op. “We hebben onderzocht hoe groot de markt voor een exportstrategie van de Belgische gezondheidszorg wel is,” legt hij uit. “Wij geloven in een potentieel van 5000 directe en nog eens 1000 indirecte jobs.”
Een belangrijke rol is weggelegd voor bedrijven die de Belgische medische competenties exporteren. Dat gaat van apparaten voor medical processing tot diagnostische diensten via breedband. Thomaes: “We mogen zelfs verder denken dan teleradiologie. Die bestaat vandaag al: er zitten bij Euradconsult in Mechelen radiologen die beelden analyseren van over de hele wereld. Het is niet ondenkbaar meer om beelden van een patiënt uit een andere tijdzone te analyseren. Dankzij de technologie wordt de fysieke afstand tussen patiënt en arts minder van belang. Dat geldt niet enkel voor radiologie, maar ook voor ingrepen via operatierobots op afstand. Er is interesse voor zulke toepassingen, maar we moeten ons wel durven te profileren.”
Euradconsult is een interessant voorbeeld van de mogelijkheden. ‘Klanten’ kunnen in de toekomst net zo goed rederijen als ziekenhuizen zijn, zolang een diagnose op afstand maar van belang is. Misschien doen vliegtuigmaatschappijen met veel passagiers ooit een beroep op medische competentie in Mechelen. Want eigenlijk is een stewardess die vraagt of er een dokter aan boord is, niet echt waterdicht als veiligheidsbeleid. “Het belangrijkste is dat we ons niet laten afschrikken door mislukkingen,” benadrukt Thomaes. “Uiteindelijk zal het al fantastisch zijn als 20 % van de initiatieven in de toekomst ook overleeft. Waarom zou de regering de vermarkting van de gezondheidszorg blokkeren, terwijl ze wel allerlei gunstmaatregelen moeten nemen om de banen in Ford Genk te redden?”
Nood aan marketing
De buitenlandse patiënten die hier vandaag al zijn, komen er vaak via mond-tot-mondreclame. “We moeten een actievere marketing voeren,” zegt Thomaes. “Er bestaat zoiets als een Belgian Medical Offer, maar de wereld weet het nog niet.” Juist op dat terrein van gezamenlijke promotie timmert ook Agoria aan de weg. In januari 2006 hield de federatie van technologische industrie het netwerk Hospibel boven de doopvont. Daarin zitten ondernemingen die toeleverancier zijn van medische uitrusting. Dat gaat van rolstoelen tot toestellen voor radiotherapie van IBA. Dominique Michel, secretaris-generaal van Agoria: “Belgische bedrijven hebben een grote knowhow op het vlak van medische uitrusting. In 2003 bedroeg die exportmarkt al 1,8 miljard euro en de sector is in volle expansie. Zo investeerden zowel Frankrijk als Groot-Brittannië de jongste jaren massaal in medische uitrusting. Trouwens, op dat terrein hebben we in eigen land nog veel groeimarge. Per inwoner besteedt België 79 euro aan medisch materiaal, het Europese gemiddelde ligt op 118 euro, terwijl dat in de VS 178 euro bedraagt.”
Agoria kijkt verder dan de traditionele westerse wereld. Ook India en China zijn afzetmarkten. Bijvoorbeeld in China is er nog veel ruimte voor de uitbouw van hospitalen. De federatie neemt voor de groep bedrijven van het Hospibelnetwerk de gezamenlijke exportpromotie voor haar rekening.
Daarnaast is Agoria ook bezig met de uitbouw van E-health. Vrij vertaald betekent het dat informaticatoepassingen worden gebruikt om medische gegevens te verzamelen, op te slaan en te verdelen. “Er zijn op dat vlak initiatieven, maar er kan nog veel worden verbeterd,” zegt Michel. “Zo is de connectie tussen huisartsen en ziekenhuizen vandaag nog onderbenut en wordt in de thuiszorg onvoldoende gebruikgemaakt van elektronische follow-up. Diagnostische toepassingen op afstand zijn een trend, maar de kennis zit verspreid.”
Voor de uitbouw van zijn E-healthplatform kreeg Agoria overigens overheidssubsidies. Het moet zorgen voor de netwerking tussen de betrokken ondernemingen, referentieprojecten uitbouwen en is verantwoordelijk voor de lobbying. “Onze initiatieven zijn complementair met het plan van het VBO,” schetst de topman. “Het VBO probeert 50.000 buitenlandse patiënten naar België te halen, wij willen Belgische bedrijven met medische technologie promoten. Samen dragen we ertoe bij om België als gezondheidsregio in het buitenland op de kaart te zetten. En eigenlijk zijn we niet slecht bezig, maar onze marketingstrategie verdient een duwtje in de rug.”
Volgende week: Belgen in buitenlandse ziekenhuizen.
Roeland Byl
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier