Prostaat niet langer taboe
Prostaatkanker is niet meer wat het vroeger was.
Van alle mannen met kanker heeft één op vier het aan de prostaat. Prostaatkanker heeft longkanker voorbijgestoken, en wel om twee redenen. Ten eerste worden we allemaal een dagje ouder, en prostaatkwalen slaan vooral op oudere leeftijd toe. Ten tweede wordt prostaatkanker tegenwoordig actief opgespoord en dus sneller ontdekt. Omdat weinig mannen doodgaan aan prostaatkanker, wist een man vroeger vaak niet dat hij aan de ziekte leed: de tumor groeit meestal zo traag dat men het bijltje erbij neerlegde om andere redenen en nog voor de diagnose werd gesteld.
Met de komst van de PSA-test is dat plaatje veranderd. Dankzij deze simpele bloedtest, voorgesteld aan mannen vanaf vijftig jaar, kan prostaatkanker vroegtijdig worden opgespoord, waardoor de kans op genezing groter is. De keerzijde van de medaille is dat veel sluimerende prostaatkankers aan het licht komen en behandeld worden, terwijl ze nooit voor problemen zouden hebben gezorgd: de meeste mannen sterven namelijk met hun kanker en niet door hun kanker.
Het stellen van een vroegtijdige diagnose geeft aanleiding tot angst, soms onnodige onderzoeken en complicaties van behandelingen die vermeden hadden kunnen worden. Bovendien is de PSA-test niet erg betrouwbaar. Het prostaatspecifieke antigeen (PSA) dat in het bloed wordt opgespoord, stijgt naar abnormale waarden bij alle ziekteprocessen in de prostaat: dus ook bij ontstekingen of bij een goedaardige prostaatvergroting. Meer nog, na honderd kilometer fietsen verhoogt de waarde ook (dus nooit een PSA-test laten doen daags na een lange fietstocht!).
Zelfs voor prostaatkenners is het moeilijk te beslissen vanaf welke waarde verder onderzoek nodig is: vaak zal een man met een abnormale PSA-waarde zelf aandringen op verdere exploratie, omdat hij ongerust is.
Bezint, eer u eraan begint
Geen wonder dat de PSA-test in medische kringen voor heel wat discussie zorgt. Zo denkt de Vlaamse wetenschappelijke huisartsenvereniging eraan de test in de toekomst niet langer systematisch aan te bieden aan mannen vanaf vijftig jaar. Alleen wie er zelf naar vraagt, krijgt een gedegen uitleg over de voor- en nadelen en kan dan zelf beslissen of hij zich laat testen of niet. Huisartsen zien meer dan wie ook de ongerustheid die zo’n afwijkend testresultaat met zich meebrengt.
Specialisten-urologen zijn doorgaans wél voorstander van een systematische PSA-test. Zij zien immers vooral de mannen die te laat gediagnosticeerd worden en niet meer kunnen genezen.
Want denkt professor Willem Oosterlinck, uroloog en hoofd van het eerste multidisciplinaire prostaatkankercentrum in het Universitair Ziekenhuis van Gent, van de PSA-test? “Ik twijfel er niet aan dat de combinatie van vroegtijdige opsporing en sneller ingrijpen de sterfte door prostaatkanker zal terugdringen. Tegelijk worden er tegenwoordig inderdaad veel te veel PSA-bepalingen gedaan. Jaarlijks screenen is meestal niet nodig: wanneer iemand op zijn vijftigste een PSA van 0,9 heeft bijvoorbeeld ( nvdr – een normale waarde varieert van 0 tot 4), dan is het risico op prostaatkanker kleiner dan één procent binnen vijf jaar. Een nieuwe controle na minstens vijf jaar is dan ruimschoots voldoende. Ik zou de test aanbevelen op vijftig jaar en nadien afhankelijk van het eerste testresultaat.”
marleen.finoulst@trends.be
Marleen Finoulst
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier