Pensioenbelasting draait in de soep
Niets is zo ondoorgrondelijk als de belastingberekening op de pensioenen. Die belasting barst van de anomalieën. Pensioenen zijn, in tegenstelling tot lonen, onderworpen aan specifieke stelsels van vrijstellingen, gewone en bijkomende belastingverminderingen, die geen coherent geheel vormen. Als wettelijk wordt ingegrepen in één stelsel, heeft dat vaak bizarre neveneffecten in een ander. Dat gebeurde vorig jaar met de programmawet, en dat gebeurt nu opnieuw met de taxshift.
We hebben het dan niet zozeer over de fiscale inkomensval die gepensioneerden met een laag pensioen al decennia parten speelt. Die anomalie treedt op als een gepensioneerde nog een ander inkomen heeft. Op een pensioen van 15.500 euro betaal je geen belasting, maar combineer je dat met een ander inkomen – al is het maar 10 euro – dan kost je dat maar liefst 800 euro belasting. Het probleem is genoegzaam bekend, ook in regeringsmiddens. Herhaaldelijk hebben de opeenvolgende ministers van Financiën al laten verstaan dat ze het zullen aanpakken, maar toch raakt het niet opgelost.
Veel minder bekend is de pensioenval die optreedt als een gepensioneerde helemaal geen ander inkomen heeft. De programmawet heeft die nog versterkt. Tot een grens van 15.518 euro per jaar (bedrag geldig voor het aanslagjaar 2015) zijn pensioenen vrijgesteld van belasting. Is het pensioen hoger, dan wordt de belasting erop zo verminderd dat je nooit méér belasting betaalt dan het bedrag waarmee het grensbedrag wordt overschreden. Heb je een pensioen van 15.518 euro, dan ben je niets verschuldigd. Heb je een pensioen van 15.618 euro dat 100 euro hoger ligt, dan betaal je 100 euro belasting. In beide gevallen heb je netto hetzelfde bedrag.
Maar dat klopt niet helemaal: die 100 euro belasting wordt nog verhoogd met gemeentebelasting. Bedraagt die 8 procent, dan houd je van een pensioen van 15.618 euro netto 8 euro – 8 procent van 100 euro – minder over dan van een pensioen van 15.518 euro. Dat kleine verlies is geen drama, maar het is natuurlijk nooit prettig te constateren dat je na een brutopensioenverhoging netto minder in handen krijgt. De regering heeft daar vorig jaar, op verzoek van de oppositie, een mouw aan gepast. Althans dat was de bedoeling, want bij de uitwerking van de wetswijziging is technisch een en ander misgelopen, waardoor de pensioenval niet verdween, maar zich nog scherper stelt.
Van een pensioen van 15.700 euro blijft nu netto 15.570 euro over, terwijl je van een pensioen van 16.700 euro netto slechts 15.440 overhoudt, of 130 euro minder. Voor de wetswijziging was dat maar 80 euro minder. Bruto 1000 euro meer betekent in dit geval netto 130 euro minder. Absurd en onrechtvaardig. Belastingtarieven stijgen progressief. Daar is niets mis mee, de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Maar als 50 procent – het hoogste normale belastingtarief – voor velen al een zware dobber is, wat dan te denken van 113 procent? Want dat is, in het land van Magritte, de reële aanslagvoet op 1000 euro pensioen boven 15.700 euro.
Enkel lagere pensioenen tot 17.000 euro kunnen te maken krijgen met de inkomens- en de pensioenval. De hogere pensioenen hebben er geen last van. Het gaat dus over een groep gepensioneerden voor wie 130 euro, en zeker 800 euro, een wereld van verschil is. Bovendien blijft die groep ook bij de taxshift in de kou staan. De taxshift verhoogt vanaf 2019 voor iedereen de zogenoemde belastingvrije som – het deel van het inkomen dat wordt vrijgesteld van belasting. De stijging zal een jaarlijkse belastingbesparing van ongeveer 300 euro opleveren. Maar omdat dat voordeel enkel bedoeld is voor ‘werkenden’, wordt het voor ‘niet-werkenden’ zoals gepensioneerden, gecompenseerd met een lagere belastingvermindering op hun pensioen. Die vermindering daalt met 300 euro, maar voor gepensioneerden met een hoog pensioen daalt ze slechts met 100 euro. Gevolg: de verhoging van de belastingvrije som – het sluitstuk van de taxshift – levert pensioenen tot 22.430 euro niets op, terwijl de koopkracht van pensioenen boven 44.860 euro met 200 euro stijgt. Is dat een bedoeld of een ongewenst neveneffect? Aangezien onze pensioenbelasting een complex en delicaat raderwerk is, houd ik het op het laatste. Maar als ik me vergis, is het een hoogst merkwaardige beleidskeuze.
De auteur is fiscalist bij Wolters Kluwer.
JEF WELLENS
In het land van Magritte is 113 procent de reële aanslagvoet op 1000 euro pensioen boven 15.700 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier