Op zoek naar Zwitsers vuil
De tijd dat iedereen zijn vuilnisemmer achteloos in een putje kieperde, is voorbij. Ook in het buitenland, weet Indaver, dat zopas nog de Zwitserse afvalverwerker Amstutz overnam. “Wij staan klaar om onze ervaring te gelde te maken.”
Het lijstje begint er langzamerhand indrukwekkend uit te zien. Nadat Indaver eerder al de grenzen van Ierland, Polen en Litouwen overstak, heeft de Vlaamse milieugroep nu haar zinnen gezet op Zwitserland. Overnameslachtoffer van dienst: Amstutz, een dochter van Holderbank Cement Beton.
Met de koop van zijn Zwitserse concurrent versterkt Indaver alvast zijn leiderspositie op de Europese markt van afvalverwerkers. De omzet kan er maar goed bij varen: 6,1 miljard frank geconsolideerd is het cijfer dat eind dit jaar in de boeken moet verschijnen.
In dertien jaar tijd heeft Indaver uit het niets een gediversifieerd park van verwerkingsinstallaties weten op te bouwen met een totale capaciteit van 850.000 ton huishoudelijk en industrieel afval. Volgens algemeen directeur Ronny Ansoms zal dit volume in 2001 zelfs toenemen tot minstens 1,2 miljoen ton. Voorlopig is het alleen wachten op de ingebruikname van de derde ovenlijn in Beveren (150.000 ton) en de zoutzuurrecyclagefabriek in het Nederlandse IJmuiden (175.000 ton, een joint venture met het Oostenrijkse engineeringbureau SAD).
Maar zo’n tonnenmaat bouw je vanzelfsprekend niet zomaar op. Tijdens zijn hele bestaan heeft Indaver ruim 15 miljard frank geïnvesteerd. Commercieel directeur Paul De Bruycker: “Zonder noemenswaardige subsidies zijn we erin geslaagd een ultramoderne en gediversifieerde infrastructuur op te zetten waarmee we zowat alle afvalproblemen de baas kunnen. En dat is nodig: veel bedrijven wensen een one-stop-shop voor al hun reststoffen.”
Nu komt het er op aan om deze activa en de verworven kennis in het buitenland te valoriseren. Aangezien ook in de milieusector de grenzen geleidelijk opengaan, zou dit moeten lukken. Op voorwaarde tenminste dat Indaver voldoende schaalgrootte weet op te bouwen. Na de recente overnames in Ierland, Polen, Litouwen en nu dus Zwitserland prospecteert het bedrijf alweer in Spanje, Portugal en Grienland. En dat allemaal, zo beklemtoont het semi-overheidsbedrijf, zonder zijn maatschappelijke doelstelling uit het oog te verliezen. Adjunct-algemeen directeur Kamiel Janssens: “Wij hebben altijd al een voortrekkersrol gespeeld in het lanceren van ecologisch verantwoorde afvalverwerkingstechnieken en -initiatieven, terwijl de privé-sector het risico niet wilde of niet kon nemen.”
Midden vorig jaar fuseerde Indaver, dat in 1998 een winst presenteerde van 273 miljoen frank, met de Vlaamse Maatschappij voor Afvalrecuperatie (Vlar), die in datzelfde jaar voor 52 miljoen frank in het rood eindigde. Beide dochters van de Vlaamse Milieuholding waren gespecialiseerd in respectievelijk industrieel en huishoudelijk afval. In 1999 haalden de 487 werknemers van de gefuseerde groep een geconsolideerde omzet van 4,625 miljard frank. Meteen goed voor de tweede plaats op de Belgische milieumarkt, na Watco (een kleindochter van Suez Lyonnaise des Eaux).
De nieuwe combinatie besloot al vrij vlug om haar kennis van afvalverwerking en afvalmanagement in het buitenland uit te dragen. Op 22 oktober 1999 sloot Indaver een overeenkomst met Corus (het voormalige Hoogovens) uit IJmuiden voor de bouw van een fabriek om jaarlijks 175.000 ton vervuild zoutzuur uit de staalnijverheid ter plaatse te recycleren. Kostprijs: 500 miljoen frank. Een maand later verwierf de Vlaamse milieugroep 60% in het Ierse afvalmanagementbedrijf MinChem (zie kader: Het groene eiland wordt nog groener). En daarna zette Indaver zijn zinnen op de Poolse afvalverwerker Uwe Eco, begin dit jaar gevolgd door een participatie van 25% in Vienituras (Litouwen). En afgelopen maandag vond dus de acquisitie plaats van Amstutz.
Hoe slaagt het Vlaamse bedrijf er toch in de harten van die buitenlanders te veroveren? Ansoms: “Onze prijzen liggen misschien wat hoger, maar we doen dan ook geen enkele toegeving op ecologisch vlak. En een goede verstandhouding met de buurtbewoners, ja ook dat vinden we belangrijk.”
Geografische expansie is één zaak voor Indaver, uitbreiding van de dienstverlening een andere. Zo recycleert het bedrijf hout uit de containerparken tot secundaire grondstoffen voor de spaanplatenindustrie. In augustus dit jaar opent de Vlaamse afvalverwerker een installatie – kostprijs: 210 miljoen frank – waarmee 165.000 ton slakken uit afvalverbranding zullen worden verwerkt tot secundaire bouwstoffen. En eind 2001 wordt zijn derde roosteroven in Beveren operationeel. Hierdoor stijgt Indavers thermische verwerkingscapaciteit voor niet-gevaarlijk afval naar 350.000 ton.
Ook blijft Indaver nieuwe verwerkingstechnieken stimuleren. Paul De Bruycker: “Sinds 1998 recycleert onze dochter IndAVeR Relight – een joint venture met AVR uit Rotterdam – jaarlijks 3000 ton TL-lampen in Beveren. Datzelfde jaar richtten wij Belgian Used Tires(BUT) op, een onderneming die elk jaar 10.000 ton oude banden verwerkt. En vandaag ontmantelen wij samen met van Gansewinkel als enige in Vlaanderen wit- en bruingoed in ons centrum te Tisselt ( Apparec). Naast de klassieke recyclage investeren wij ook in schone verbranding met energierecuperatie. Afval is de brandstof van de toekomst.”
Kamiel Janssens bevestigt: “Begin jaren negentig startte de Vlar als eerste in Vlaanderen met de selectieve inzameling van garageafval. Ook kochten wij, op een moment dat de markt instortte, een verwerker van oud papier uit Vilvoorde: Grammet. Op een ogenblik dat de intercommunales geen blijf meer wisten met hun glasbergen stapten we in de glasrecyclage. Plastic, metaal- en drankverpakkingen (PMD) ten slotte sorteerden we al lang voor er sprake was van Fost Plus.”
Kamiel Janssens verwerpt de kritiek dat Indaver/Vlar de gemeenten – zeg maar de wettelijke afvalverantwoordelijken – buitenspel zet: “Wij betrekken ze bij elk project en werken samen met 16 van de 27 afvalintercommunales. In zes ervan participeert de Vlar rechtstreeks in het kapitaal, wat voor hen de kostprijs drukt”.
Maar Interafval, de vereniging van 21 Vlaamse intercommunales voor afvalophaling en -verwerking, vindt dat er wél sprake is van belangenvermenging. Voorzitter Jacques Soenen: “Te meer daar Frank Parent, administrateur-generaal van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, als voorzitter van de raad van bestuur institutioneel betrokken is bij Indaver/Vlar, terwijl het overheidsorgaan zelf de sectorale beleidsplannen opstelt en adviezen op het gebied van milieuvergunningen verleent.” Opvallend in dat opzicht is dat, ondanks het verbrandingsmoratorium van gewezen minister van Milieu Theo Kelchtermans (CVP), de ovens van Drogenbos en Beveren – twee initiatieven waarbij Indaver betrokken is – buiten het moratorium vallen. Daarom pleit de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten(VVSG) voor een terugtrekking van de VMH – de moeder van Indaver/Vlar – uit de sector van het huishoudelijk afval. Ze dringt er eveneens op aan dat artikel 43, punt 2 uit het Afvalstoffendecreet wordt geschrapt. Die bepaling geeft aan de Vlar een initiatiefrecht voor de oprichting en exploitatie van afvalverwijderingsinstallaties. Janssens: “Wij hebben van deze maatregel slechts drie keer gebruik gemaakt, namelijk bij de oprichting van Vlabraver ( nvdr – de verbrandingsoven in Drogenbos), Averpa ( nvdr – het Antwerps studiesyndicaat om alternatieve verwerkingstechnieken te bouwen) en Aplim ( nvdr – een Limburgs initiatief dat intussen op sterven na dood is). Dit gebeurde telkens in nauw overleg met de privé-sector ( nvdr – Watco is partner) en de betrokken intercommunales.”
“We komen van ver,” besluit Ansoms: “Toen ik achttien jaar oud werd ( nvdr – in 1969) landde de eerste mens op de maan. Maar de afvalverwerking stond op dat moment nog nergens. Vandaag staat de wetgeving op punt, zijn de vervuilers gesensibiliseerd en is de infrastructuur voorhanden. Wij staan klaar om onze ervaring in het buitenland te gelde te maken.”
eric pompen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier