“Onze bedrijven moeten meer investeren – en niet alleen hun aandeelhouders verwennen”

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Guy Quaden zit als gouverneur van de Nationale Bank van België mee aan de knoppen van het Europese rentebeleid. Half Europa kijkt mee over de schouders en is altijd klaar om kritiek te geven. Quaden berust: “De Europese Centrale Bank is de enige Europese federale instelling met echte macht. Daarom zijn we bijna onvermijdelijk de zondebok voor alles wat fout loopt in het eurogebied.”

Wij, centrale bankiers zijn wel onafhankelijk, maar dat betekent niet dat we in een ivoren toren leven,” zegt Guy Quaden, de gouverneur van de Nationale Bank van België (NBB). “Want ik leef samen met een consumente en ik zie dat de gewone consumenten meer aandacht hebben voor inflatie dan de economen. En ik zie hier elke woensdag bedrijfsleiders en vakbondsmensen tijdens de regentenraad van de Bank, en op zaterdag slorp ik de frisse gedachten van mijn studenten op.”

Zaterdag is Retour à Liège-dag voor de geboren Luikenaar. ‘s Morgens doceert Guy Quaden de keuzevakken Economisch Beleid en Monetaire Unie aan de universiteit van Luik en ‘s avonds trekt hij zijn rode sjaal aan en bevolkt hij de tribunes van voetbalclub Standard Luik. “De jongste jaren beleefde ik meer plezier aan het lesgeven, al zijn de resultaten van de Rouches dit jaar bemoedigend. Wanhoop dus niet over Luik, ook niet in het voetbal. Maar ze moeten collectief wat aanvallender spelen.”

En dat is nu precies wat politici en heel wat economen ook de Europese Centrale Bank verwijten. Het monetaire beleid uitgestippeld door de raad van bestuur, waarvan Quaden deel uitmaakt, zou te verdedigend en te risicoloos zijn, want te veel gefocust op inflatiebestrijding en met te weinig oog voor de economische groei.

Die kritiek klonk luid op 1 december 2005, toen de Europese Centrale Bank (ECB) haar beleidsrente van 2 % naar 2,25 % optrok. Op de jongste vergadering van 12 januari liet de ECB de rente onveranderd.

GUY QUADEN (NATIONALE BANK). “Er is altijd kritiek als we de rente optrekken. Als de politici het monetaire beleid aan onafhankelijke centrale bankiers hebben gegeven, is daar een reden voor… Een rentevoet van 2,25 % is nog altijd zeer gunstig voor de economische groei. Die nominale rentevoet is lager dan België of Duitsland ooit hebben gehad in de laatste 50 jaar. En in reële termen is dat een rente van ongeveer 0 %. Dat is nog altijd gunstig voor de groei. En de langetermijnrente blijft zeer laag. Wie heeft een maand later nog moeite met onze beslissing?”

( De gouverneur wikt en weegt zijn woorden.) “Als ik één woord verschillend van mijn collega’s zeg, is dat het begin van een story. De doelstelling van de ECB is om de consumenten en de financiële markten te overtuigen dat de inflatie op middellange termijn beperkt zal blijven in het eurogebied, dat is iets minder dan 2 %. De algemene inflatie is momenteel hoger dan 2 % (het jongste cijfer is 2,2 %). Het is waar dat de onderliggende inflatie (dat is de inflatie zonder volatiele elementen als energie en voeding) lager is dan 2 %, maar die onderliggende inflatie is minder en minder relevant. Dat komt omdat een stijging van de olieprijs in het verleden als tijdelijk werd beschouwd, maar nu is die stijging vooral toe te schrijven aan een stijging van de vraag, in het bijzonder in China en India. En dat geeft die stijging een duurzamer karakter. De gunstige gevolgen van de globalisering op de inflatie – de daling van de prijzen voor industriële goederen – drukken de algemene inflatie, maar de ongunstige gevolgen – de stijging van de olieprijzen en grondstoffenprijzen – rekenen we niet mee in de onderliggende inflatie. Als men vindt dat het niveau van de olieprijzen relatief hoog zal blijven, is er geen reden om de olieprijzen uit te sluiten om de inflatie in te schatten.”

De ECB kijkt dus vooral naar de algemene inflatie, en niet zozeer naar de onderliggende inflatie bij het uitstippelen van het monetair beleid?

QUADEN. “Natuurlijk. Ons beleid is zeer duidelijk in het eurogebied. Onze hoofddoelstelling is de algemene inflatie net onder de 2 % houden.”

Dat betekent dat de ECB de rente de komende maanden nog een paar keer zal optrekken?

QUADEN. “We hebben in december 2005 een beslissing genomen op basis van de informatie die we toen hadden. Het was toen noodzakelijk de inflatieverwachtingen onder controle te houden, waarbij we de economische groei niet schaden. We staan niet op de rem, we lossen enkel het gaspedaal wat. We hebben niet beslist dat de verhoging de eerste van een reeks was. We hebben ook niet gezegd dat het niveau van vandaag eeuwig zal zijn. We zullen maand na maand beslissen, op basis van de analyse van de informatie die we maand na maand verzamelen over de inflatie en de economische activiteit én de perspectieven – we zijn forward looking.”

De rente kan dus de volgende keer ook verlaagd worden?

QUADEN. “Dat lijkt me gegeven de economische heropleving echt niet de meest waarschijnlijke hypothese, maar ik herhaal dat we maand na maand de informatie zullen analyseren.”

Zal de algemene inflatie niet vanzelf dalen, zelfs als de olieprijs op hetzelfde niveau van 2005 blijft?

QUADEN. “Op basis van de olieprijzen van december zou de inflatie in het eurogebied dit jaar 2,1% bedragen. Ik geef echter geen pronostiek voor de olieprijzen of de wisselkoersen. Zoals meester Greenspan zegt: we moeten flexibel genoeg zijn om in alle omstandigheden met alle mogelijkheden rekening te houden.”

Houdt de ECB rekening met de prijzen van activa zoals vastgoed (dat vooral in Nederland en Spanje fors gestegen is)?

QUADEN. “Veel economen zeggen dat de renteverhoging te veel en te vroeg was. Andere zeggen dat het te weinig en te laat was, rekening houdend met de stijging van de vastgoedprijzen in een aantal landen. Onze doelstelling is de consumentenprijzen in het gareel houden, maar we moeten ook aandacht hebben voor andere aspecten van de inflatie, zoals de prijzen van activa als aandelen of huizen. De prijzen van die activa zijn immers een bron van informatie voor ons beleid. Maar het sturen van die activaprijzen is onze doelstelling niet, omdat we geen precies idee hebben wat het ideale niveau van de prijzen voor aandelen of onroerende goederen is. En in de huizenprijzen zijn er ook nog grote verschillen tussen de lidstaten en zelfs tussen regio’s binnen een land.”

Die ene rentevoet voor elf lidstaten van de eurozone met elf verschillende economieën is toch moeilijk werkbaar?

QUADEN. “Natuurlijk, maar dat is het geval voor elke monetaire unie, ook de VS. En de verschillen binnen het eurogebied zijn niet groter dan tussen de vijftig Amerikaanse staten. Er zijn andere beleidsopties die aangewend moeten worden om de structurele verschillen op te lossen.”

De VS is een politieke unie, de eurozone niet…

QUADEN. “Ik heb het tien jaar geleden gezegd en geschreven: de beste oplossing is een monetaire unie gekoppeld aan meer politieke unie. Maar een monetaire unie kan werken zonder politieke unie en werkt op twee voorwaarden, die in het eurogebied zijn vervuld. Eén: de centrale bank moet een duidelijke doelstelling hebben. Dat mandaat – prijsstabiliteit – hebben we. Twee: de centrale bankiers moeten onafhankelijk zijn. En dat zijn we. Eens benoemd, nemen we onze beslissingen zonder instructies te krijgen van of te vragen aan de overheid. Het grote nadeel in het Europese institutioneel landschap is echter dat er maar één echte federale instelling is met echte macht en dat is de ECB. Dat is vervelend, omdat we bijna onvermijdelijk de zondebok zijn voor alles wat fout loopt in het eurogebied. Wanneer de inflatie te hoog is, wanneer de groei te laag is, straks misschien als het slecht weer is… Het is altijd de schuld van de ECB.”

Hoog op de Belgische agenda van 2006 staat onze concurrentiekracht. Onze exportprestaties zijn zwak. Hebt u er een verklaring voor?

QUADEN. “Er is een probleem van competitiviteit en onze exportprestaties zijn niet helemaal bevredigend. De voorbije jaren groeide de Belgische economie iets sneller dan het gemiddelde in het eurogebied, een gemiddelde dat verzwakt was door de zwakke groei in Duitsland. De laatste jaren presteert Duitsland echter beter dan België op het vlak van de export. De exportprestaties van Duitsland zijn goed om twee redenen: de loonmatiging én de Duitse bedrijven zijn goed gepositioneerd op de markten (Oost-Europa en Azië) en bij de producten (uitrustingsgoederen) waar de groei het grootst is. België moet zijn competitiviteit ook verbeteren door meer innovatieve en kwalitatieve producten te maken. De werknemers moeten een zekere loonmatiging aanvaarden. En de bedrijven moeten niet alleen hun aandeelhouders verwennen, ze moeten ook meer investeren in vorming en innovatie. Sinds 2001 zijn de bedrijfsinvesteringen als percentage van de winst jaar na jaar gedaald. In 2005 lijkt er een inhaalbeweging te zijn, maar die blijft beperkt tot de dienstensector.”

De loonkostenhandicap loopt nog op. Hoe kan die gecorrigeerd worden?

QUADEN. “De loonkosten zijn hier niet echt ontspoord, maar onze handelspartners zijn nog redelijker geweest. De loonkostenhandicap is met 2 % opgelopen door de indexering die hoger was dan voorzien, en door de lager dan verwachte stijging van de loonkosten in Nederland en Duitsland. 2 % is misschien niet veel, maar dat gebeurt te vaak. De loonindexering is specifiek voor België en Luxemburg. Van een afschaffing is geen sprake – bijna niemand wil op dit punt een godsdienstoorlog ontketenen – maar aanpassingen zijn wel aan de orde. De introductie van de gezondheidsindex was tien jaar geleden een grote stap voorwaarts, en ik pleit vandaag voor een veralgemening van de all-inloonakkoorden, waarbij een hoger dan verwachte indexering wordt gecompenseerd door een lagere reële loonstijging. Ik besef wel dat ook dit geen mirakeloplossing is.”

Het VBO pleit voor een forse besparing in de overheidsuitgaven om die besparing te investeren in lagere lasten.

QUADEN. “Bespaard kan er zeker worden zonder ongunstige effecten voor de economie. Maar ik merk dat de twee meest succesvolle landen uit de eurozone, Ierland en Finland, heel verschillend zijn op dat vlak. Ierland heeft een laag niveau van openbare uitgaven, gekoppeld aan een lage fiscale druk. Dat werkt in Ierland. In Finland echter is het niveau van de overheidsuitgaven, zoals in de andere Scandinavische landen, nog hoger dan in België, zeker zonder rentelasten. Het voornaamste probleem is daarom de kwaliteit en de efficiëntie van de uitgaven. Besteden we te veel voor onderwijs en onderzoek? Neen. Maar we besteden niet goed. Er zijn bijvoorbeeld te veel instellingen, en we hebben op dat vlak te weinig schaalvoordelen. Intussen zijn de overheidsinvesteringen veel te laag. Ze waren het eerste slachtoffer van de sanering in de jaren tachtig.”

Intussen hangt het torenhoge tekort op de Amerikaanse lopende rekening als een zwaard van Damocles boven de wereldeconomie. Wanneer valt het?

QUADEN. “Sinds enkele jaren zijn de risico’s voor de groei de hoge olieprijs én het tekort van de lopende rekening van de VS, dat met 6,5 % van het bbp hoger is dan ooit. De kwaliteit van het tekort is ook verminderd. Aan het eind van de jaren negentig was de motor achter het tekort de enorme bedrijfsinvesteringen – maar dat was een investering in toekomstige groei. De jongste jaren is de grootste oorzaak het Amerikaanse overheidstekort, en dat is volgens de grote meerderheid van de economen minder productief op middellange termijn. De financiering van het tekort gebeurde vroeger ook vooral door directe investeringen van buitenlandse bedrijven in de VS of door aankoop van Amerikaanse aandelen. Nu is de grootste bron van financiering de aankoop van schatkistpapier door Aziatische investeerders en centrale banken. Aandacht is nodig voor die onevenwichten, die op lange termijn niet houdbaar zijn. De beste oplossing is een geleidelijke correctie, om bruuske schommelingen van de wisselkoersen te voorkomen. De Amerikanen moeten meer (be)sparen – de overheid op de eerste plaats en ook de bevolking – zonder de Amerikaanse motor zonder brandstof te zetten, want dat zou voor iedereen nefast zijn. De Aziatische munten moeten flexibeler zijn – er is een eerste aanzet gegeven met de appreciatie van de Chinese munt – en Japan en Europa moeten ook hun steentje bijdragen. Europa heeft weliswaar geen overschot op zijn lopende rekening en is dus niet rechtstreeks verantwoordelijk voor de globale onevenwichten, maar is dat onrechtstreeks wel, omdat Europa meer moet bijdragen aan de globale groei.”

Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content