Ongelijke wapens
Een nieuw fiscaal voorontwerp van wet bevat alweer initiatieven in de zogenoemde strijd tegen de fiscale fraude. Op de planning staat een verhoging van de verjaringstermijnen tot tien jaar, zowel wanneer er sprake is van fiscale fraude als wanneer het een situatie van complexe aangifte betreft. Bovendien wordt de voorafgaande kennisgeving van aanwijzingen van belastingontduiking afgeschaft. Dat is een procedurele maatregel ter bescherming van de belastingplichtige waar veel taxatiediensten zich in vastreden en door de rechtspraak werden teruggefloten.
Er wordt ook heel bewust een rem gezet op het gerechtelijk toezicht op de fiscale controles. De zogenoemde pretaxatiegeschillen, over de onderzoeksdaden en de procedurele aspecten van de fiscale controle, moeten nu eerst passeren bij de administratie in plaats van rechtstreeks te worden voorgelegd aan de rechter.
De wetgever stelt expliciet: “Het aanspannen van een gerechtelijk geschil wanneer vermeende procedurefouten loutere techniciteiten betreffen, is op heden niet meer maatschappelijk verantwoord.” Het lijkt mij eerder maatschappelijk onverantwoord dat een burger dat niet meer zou mogen aankaarten. Een procedure is geen ‘loutere techniciteit’, wel de bescherming van de burger tegen een willekeurige overheid.
Het is ook contradictorisch dat om gerechtelijke geschillen te vermijden er juist een extra administratieve geschilprocedure in het leven wordt geroepen. Die procedure heeft bovendien eigen vervaltermijnen en is verplicht uit te putten vooraleer men naar de rechter kan. U voelt het al komen: u wordt als het ware verplicht een dubbele bezwaarprocedure te lanceren, één procedureel en één ten gronde.
Wat is de echte reden van deze bijkomende administratieve geschilprocedure? In het wetsontwerp klinkt het dat de fiscus in het nieuwe administratieve bezwaar aan de verschrikte burger kan toelichten dat het een loutere uitoefening is van de controlebevoegdheden die aan de controleambtenaren toekomen (sic). Dan knipper je toch twee keer met je ogen als je dat leest. Het wetsontwerp is vooral het zoveelste initiatief van de wetgever om de fiscale administratie een procedurele reddingsboei te bezorgen.
Het gaat hier al lang niet meer over een louter beleidsmatige discussie. Zo kan je er vanuit juridisch oogpunt toch wel ernstige vragen bij stellen dat de ene partij, de fiscus, wél kan rekenen op procedurele mildheid en de andere partij, de belastingplichtige, systematisch geen enkele clementie krijgt.
Telkens opnieuw wordt geschermd met het openbare-ordekarakter van de fiscale wet om te weigeren ook maar enig begrip te tonen voor de belastingplichtige die verloren is geraakt in het kluwen van de fiscale wet. Het gaat zo ver dat zelfs in dossiers waar zowel de rechter als de fiscale administratie erkent dat u ten gronde recht had op een vrijstelling of vermindering, die u toch geweigerd zal worden als u een administratieve vergetelheid beging.
Geen rechter die zich bij machte voelt om rechtvaardigheid te brengen. In het strafrecht, nochtans ook van openbare orde, kan de rechter daarentegen wél rekening houden met verzachtende omstandigheden. De belastingbetaler wordt vanuit dat oogpunt veel harder aangepakt dan wie een misdrijf beging.
Het hele fiscale systeem zit zo muurvast in het idee dat de fiscale wet van openbare orde is, dat enkel de wetgever hulp kan bieden. En de wetgever biedt die hulp ook in de vorm van procedurele reddingsboeien. Maar hij doet dat enkel voor de fiscus. De wetgever gaat er blijkbaar van uit dat de fiscale wet enkel complex is voor de fiscale administratie en spielerei is voor de burger. Als burger bekruipt je vooral, wederom, het gevoel met ongelijke wapens te strijden.
De auteur is advocaat en vennoot bij Renier & Ketels.Tax
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier