Omgekeerde discriminatie?

Wettelijke samenwoners krijgen straks ook recht op het huwelijksquotiënt. Maar of de discriminatie van gehuwden daarmee opgelost zal zijn, is nog zeer de vraag.

Het wegwerken van de fiscale discriminatie tussen gehuwden en ongehuwd samenwonenden is vandaag het onderwerp van de dag. Partijen verdringen zich – soms op het schaamteloze af – om het vaderschap op te eisen over de plannen die deze discriminatie voorgoed de wereld uit moeten helpen.

Plan.

Wat er ook van zij, het plan van minister van Financiën Didier Reynders over de hervorming van de personenbelasting bevat een aantal concrete maatregelen die een belangrijke stap vooruit kunnen betekenen.

De grote lijnen van het hervormingsplan zijn inmiddels bekend. Die kunnen grosso modo worden opgedeeld in twee onderdelen. Enerzijds maatregelen die rechtstreeks op een verlaging van de belastingdruk zijn gericht, anderzijds maatregelen die zijn bedoeld om de discriminatie tussen gehuwden en ongehuwd samenwonenden weg te werken en die voor de betrokkenen als neveneffect ook een belangrijke verlaging van de belastingdruk tot gevolg moeten hebben.

Krediet.

Tot de eerste groep behoort op de eerste plaats de invoering van een nieuwsoortig ‘belastingkrediet’ voor belastingplichtigen met relatief lage beroepsinkomsten. Bedoeld zijn de belastingplichtigen met een netto-beroepsinkomen van 150.000 tot 500.000 frank. Zij krijgen recht op een forfaitaire belastingvermindering van 25.000 frank (met een overgangsregeling voor inkomens tussen 500.000 en 650.000 en tussen 100.000 tot 150.000 frank).

Typisch aan dit belastingkrediet zal zijn dat het terugbetaalbaar is: wie onvoldoende belasting betaalt, om het voordeel van de vermindering volledig te genieten, zal het saldo effectief uitbetaald krijgen.

Schijven.

Een tweede maatregel betreft de schijven van het progressieve tarief van de personenbelasting. Die worden op een bescheiden wijze aangepast, zodat vooral de middenmoot van de belastingplichtigen iets minder vlug in hogere schijven terecht zal komen, en dus ook minder snel de druk van de hogere tarieven zal voelen. Tegelijk worden de hogere inkomens vergast op een afschaffing van de twee hoogste tarieven van de personenbelasting. Als alles volgens plan verloopt, verdwijnen de tarieven van 52,5 en 55%, en zal het belastingtarief afgetopt worden op (het nog altijd indrukwekkende cijfer) van 50% dat overigens ongewijzigd verschuldigd zal zijn op het gedeelte van het inkomen dat hoger is dan (ongeveer) 1.140.000 frank.

Neutraal.

Vervolgens zijn er de maatregelen die gericht zijn op een meer neutraal karakter van de belasting ten opzichte van de verschillende samenlevingsvormen. Daartoe behoort om te beginnen de verhoging van het belastingvrije minimum waarop gehuwd samenwonenden recht hebben.

Het belastingvrije minimum waarop zij vandaag recht hebben, is beduidend lager dan dat van personen die fiscaal als alleenstaanden worden beschouwd. Het is dan ook beduidend lager dan het belastingvrije minimum waarop ongehuwd samenwonenden recht hebben (aangezien die op fiscaal gebied ook als alleenstaanden worden aangemerkt).

Die discriminatie wil men nu wegwerken door het belastingvrije minimum waarop samenwonende echtgenoten recht hebben, op te trekken naar dat van de alleenstaanden.

Vervangingsinkomens.

Een tweede belangrijke maatregel om de fiscale discriminatie tussen gehuwd en ongehuwd samenwonenden weg te werken, betreft de belastingvermindering die ten aanzien van vervangingsinkomsten van toepassing is. Bij gehuwden wordt die belastingvermindering slechts eenmaal toegepast (terwijl ongehuwd samenwonenden elk het recht op de vermindering hebben). Bij gehuwden wordt de belastingvermindering bovendien berekend uitgaande van het gecumuleerde inkomen van de twee echtgenoten samen.

In de nieuwe regeling zal deze discriminatie (volgens de plannen zoals ze nu bestaan) volledig worden weggewerkt: de belastingvermindering zal ook bij gehuwd samenwonenden worden berekend, alsof het om twee alleenstaanden gaat.

Cumul.

Een ander punt van discriminatie betreft de andere inkomsten dan de beroepsinkomsten. Die worden bij gehuwd samenwonenden nog steeds ‘gecumuleerd’ belast. De ‘decumul’ zal ook hier (zoals dat reeds bij de beroepsinkomsten het geval is) de regel worden.

Huwelijksquotiënt.

Ten slotte wordt ook nog een probleem van ‘omgekeerde’ discriminatie aangepakt. Dat heeft te maken met de toepassing van het huwelijksquotiënt.

Een en ander betreft gezinnen waarvan slechts één van beide partners een beroepsinkomen heeft, of waarvan de andere partner slechts zeer bescheiden beroepsinkomsten heeft. Het huwelijksquotiënt houdt in dat een deel van de beroepsinkomsten van de alleenverdienende (of van de meest verdienende) partner wordt overgeheveld naar de andere echtgenoot. In het beste geval kan die overheveling oplopen tot ongeveer 300.000 frank, wat tot gevolg heeft dat het financieel voordeel van de belastingbesparing die daaruit voortvloeit, kan oplopen tot meer dan 100.000 frank per jaar.

Getrouwd.

Het huwelijksquotiënt is, zoals de naam aangeeft, uitsluitend van toepassing op partners die gehuwd samenwonen. Ongehuwd samenwonenden hebben er geen recht op. Het huwelijksquotiënt is dan ook het schoolvoorbeeld van een belangrijke discriminatie tussen gehuwden en ongehuwden. Met dien verstande dat de discriminatie nu niet ten nadele van de gehuwden speelt, maar wel andersom: een eeninkomensgezin waarvan de partners ongehuwd zijn, heeft geen recht op het fiscaal voordeel, en betaalt zodoende – in vergelijking met een eeninkomensgezin waarvan de partners wel gehuwd zijn – snel vele tienduizenden franken aan belastingen meer.

Aangezien het de bedoeling is een grotere neutraliteit te bewerkstelligen van de belasting ten opzichte van de verschillende samenlevingsvormen, ligt het voor de hand dat ook deze discriminatie weggewerkt wordt.

Maar zover wil de minister van Financiën blijkbaar niet gaan. Ongehuwd samenwonenden blijven verstoken van het huwelijksquotiënt, tenzij – zo staat in de ministeriële plannen te lezen – zij een wettelijk samenlevingscontract hebben afgesloten.

Samenwonen.

Een en ander heeft te maken met de wet van 23 november 1998 die met ingang van 1 januari 2000 een juridisch kader voor het wettelijk samenwonen heeft ingevoerd. Wie voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats een verklaring van wettelijke samenwoning aflegt, wordt krachtens die wetgeving geacht een bijzonder statuut te hebben.

De wettelijke samenwoning is geen huwelijk, maar brengt toch bepaalde rechten en verplichtingen mee. Zo kunnen schulden die ten behoeve van het samenleven en van de kinderen aangegaan worden, bij de twee samenwonende partners ingevorderd worden, en is er ook een zekere bescherming van de gezinswoning.

Voor de minister blijkbaar voldoende reden om het huwelijksquotiënt naar deze samenlevingsvorm uit te breiden. Maar daarmee is het probleem uiteraard niet opgelost. Van alle ongehuwd samenwonenden hebben op dit ogenblik slechts enkele honderden een samenlevingscontract afgesloten.

Alle andere ongehuwd samenwonenden blijven van het huwelijksquotiënt verstoken. De vraag rijst bijgevolg of op deze manier geen fundamentele en onrechtvaardige discriminatie (ten nadele van de ongehuwd samenwonenden) blijft bestaan. Men mag immers niet vergeten dat niet alle samenwonende partners een samenlevingscontract kunnen aangaan. Bovendien is het wat eigenaardig dat een hervorming die bedoeld is om de neutraliteit ten opzichte van de verschillende samenlevingsvormen te herstellen, toch nog zou vereisen dat men formeel tot een of andere samenlevingsvorm (in casu, het wettelijk samenwonen) toetreedt.

Voorts moet men zich durven afvragen of een dergelijke discriminatie juridisch nog verdedigbaar is. Tot vandaag kan men misschien nog volhouden dat het onderscheid tussen gehuwden en niet-gehuwden juridisch voldoende groot is om het voordeel van het huwelijksquotiënt slechts aan de eerste categorie te gunnen. Maar of het onderscheid tussen gehuwden en wettelijke samenwoners enerzijds en ongehuwd samenwonenden zonder samenlevingscontract anderzijds hetzelfde verschil in behandeling nog kan schragen, is veel minder zeker. Het onderscheid tussen wettelijk samenwonenden (die straks ook toegang krijgen tot het huwelijksquotiënt) en ongehuwd samenwonenden (zonder samenlevingscontract) is juridisch immers veel minder groot.

Evenredig.

Preciezer gesteld, luidt de vraag of de voorgenomen maatregel nog geacht kan worden in verhouding te zijn tot het gestelde doel (neutraliteit tegenover de samenlevingsvorm) wanneer hij ongehuwd samenwonenden wel toegang geeft tot het huwelijksquotiënt zodra zij een samenlevingscontract hebben afgesloten, terwijl alle andere ongehuwd samenlevende partners van hetzelfde voordeel uitgesloten blijven. Zo niet, is er sprake van een (nieuwe en ditmaal juridische) discriminatie waarover vanzelfsprekend nog een hartig woordje gepraat zal worden voor het Arbitragehof.

jan van dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content