Of we klaar zijn voor een nieuwe voedselcrisis? Dat weten we pas achteraf”
Na vijf jaar is de integratie van de verschillende inspectiediensten in het Voedselagentschap eindelijk een feit. Efficiëntie, zo luidt voortaan het nieuwe credo van topman Piet Vanthemsche.
eXtra informatie op www.trends.be
Op de Trends-website kunt u het nieuwe businessplan van het Voedselagentschap inkijken.
Trekvogels die het dodelijke vogelgriepvirus via onze kippen dreigen te verspreiden, het Waalse Sobelco dat al jarenlang knoeit met vervaldata en voedingsetiketten vervalst, vijftien feestgangers die naar het ziekenhuis moeten nadat ze op een zomerse barbecue met stafylokokken besmet vlees aten…
Het is maar een willekeurige greep uit de voedselincidenten van de voorbije weken. Groeiden gelijkaardige calamiteiten in het nabije verleden steevast uit tot heuse crisissen, dan blijft een collectieve voedselpsychose voortaan gelukkig uit. De Belgische consument heeft opnieuw vertrouwen in wat hij allemaal naar binnen lepelt en dat heeft ongetwijfeld te maken met de uitbouw van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
Toch kijkt gedelegeerd bestuurder Piet Vanthemsche nog altijd argwanend naar de toekomst. “Het is duidelijk dat we beter omgaan met incidenten dan vroeger, maar of we klaar zijn voor een nieuwe crisis? Dat weet je pas achteraf. Een crisis laat zich nu eenmaal niet voorspellen. Eén ding is wel duidelijk: we zitten momenteel tussen twee crisissen in.”
Werken in de hel
Het Voedselagentschap is intussen op een scharniermoment aanbeland. Tegen 2008 moeten de verschillende sectoren binnen de voedselketen (landbouw, voedingsindustrie, handel en horeca) aan autocontrole doen. Het takenpakket van het agentschap zal daardoor gevoelig veranderen. Niet dat de klassieke controles zullen verdwijnen, maar de klemtoon komt voortaan veel meer te liggen op het evalueren en certificeren van die eigen controlesystemen van de sectoren. Dat betekent meteen ook dat het Voedselagentschap een ware facelift zal ondergaan en die zal een niet onbelangrijke impact op het personeelsbestand hebben.
Volgens het nieuwe businessplan – dat eind vorig jaar door de federale regering werd goedgekeurd – is er voor 210 ambtenaren geen plaats meer in het vernieuwde Voedselagentschap. Er zullen weliswaar geen naakte ontslagen vallen, maar toch betreuren de vakbonden deze operatie. “Met 210 mensen minder zal het agentschap ongetwijfeld aan slagkracht inboeten,” vreest Antoine Van Loven, adjunct-secretaris bij de overheidsvakbond ACOD, parastatale instellingen Brussel.
Nog niet zo lang geleden was de voedselinspectie in ons land verdeeld over talloze diensten – onder meer grondstoffeninspectie, zuiveldienst, diergeneeskundige inspectie en het Instituut voor Veterinaire Keuring (IVK) – die onvervalste politieke bolwerken waren en vaak naast elkaar werkten. Talloze ministers hadden al hun tanden stukgebeten in een poging om de rivaliserende kampen te verzoenen en samen te voegen in één efficiënte organisatie. Er was een dioxinecrisis en een regering zonder christen-democraten nodig om menig heilig huisje te slopen. En dan nog.
De eerste topman van het Voedselagentschap, Luc Beernaert, boekte weinig vooruitgang en toenmalig minister van Volksgezondheid Magda Aelvoet (Groen!) maakte van de mini-PCB-crisis in 2002 dankbaar gebruik om hem aan de deur te zetten. Uit meer dan honderd kandidaten kwam uiteindelijk dierenarts Piet Vanthemsche als meest geschikte kandidaat naar voren om de puinhoop op te ruimen.
De West-Vlaming kwam niet onbeslagen op het ijs, want tijdens de dioxinecrisis was hij kabinetschef van toenmalig minister van Landbouw Karel Pinxten (toen CVP, nu VLD). “Crisissen zijn zeer intensief. Sommigen gaan eraan kapot, maar ik heb nooit meer geleerd dan toen, in 1999. De hel is een interessante plaats, maar je mag er niet te lang blijven,” blikt hij terug op die turbulente periode die hij als een afgesloten hoofdstuk beschouwt. In de daaropvolgende nieuwjaarsperiode stuurde hij naar alle betrokkenen wel nog een kaartje met daarop zijn levensmotto: ” No guts, no glory“.
Bij het ambtenarenkorps had Vanthemsche intussen al veel krediet opgebouwd. Zijn populariteit groeide nog fors toen hij eind 1999 als secretaris-generaal bij het ministerie van Landbouw ontslag nam omdat hij vond dat zijn medewerkers onheus behandeld werden door de Dioxinecommissie. Vanthemsche beweert nadrukkelijk geen enkele partijkaart te hebben, maar de politieke kaste duwt hem nog altijd in het CD&V-hoekje.
Controleurs onder vuur
Ondanks een voorgeschiedenis vol strubbelingen is het Voedselagentschap intussen in rustiger vaarwater geraakt en dat is geen geringe verdienste van Piet Vanthemsche. Vorig jaar werd hij door de Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid uitgeroepen tot Overheidsmanager van het jaar 2004.
Met 1290 voltijdse equivalenten leidt Vanthemsche naar eigen zeggen een middelgrote organisatie – het ministerie van Financiën telt 30.000 ambtenaren (zie kader: Wat doen die 1290 ambtenaren?)
De centrale diensten zijn uitgesmeerd over tien verdiepingen van de WTC III-toren aan de Brusselse Simon Bolivarlaan. Deze ambtenaren onderhouden de internationale contacten (met onder meer de Europese Commissie, de administraties van derde landen en de Wereldgezondheidsorganisatie), overleggen continu met de lokale sectoren en sturen de Provinciale Controlediensten.
De elf Provinciale Controlediensten huisvesten de mensen die op het terrein actief zijn. Zij nemen monsters van veevoeders bij fabrikanten, handelaars en veehouders, controleren de pootaardappelen op de aanwezigheid van bruinrot, verifiëren of de horecasector en de grootkeukens de hygiënevoorschriften en de rookreglementering naleven en onderzoeken het gehakt bij de slager op de aanwezigheid van sulfiet.
Op het terrein is er opvallend veel gemor te horen over deze controleurs. De bedrijfsleiders hebben onder andere moeite met het feit dat sommige controleurs politieke mandaten bekleden, iets wat hun onkreukbaarheid niet ten goede komt. Anderen trekken zelfs ronduit de competentie van de controleurs in twijfel. Bij het Voedselagentschap beklemtonen ze dat alle inspecteurs een deontologische code moeten ondertekenen, maar dat het niet verboden is om een politiek mandaat te bekleden.
“Wij voldoen aan de strengste Europese kwaliteitslabels BRC en IFS, en dan komt een controleur ons zaken opleggen die volledig indruisen tegen die hoogstaande normen,” klinkt het vertwijfeld bij een Vlaamse producent van bereide gerechten. Hij staat op zijn anonimiteit, want nadat een Brusselse cateraar recent zijn beklag over het Voedselagentschap had gedaan, kreeg die al dan niet toevallig een uitgebreide – weliswaar stedelijke – controle.
Bij het Voedselagentschap kennen ze die kritieken en om te vermijden dat de ene controleur al wat sneller een boete uitschrijft dan een andere, streeft de organisatie naar een doorgedreven uniformiteit. Zowel in de procedure van de controle als in de bestraffing van de tekortkomingen. “We zijn er volop mee bezig, maar het kan inderdaad nog beter,” geeft Piet Vanthemsche ootmoedig toe. “Die uniformiteit is noodzakelijk voor de rechtszekerheid van onze bedrijven, maar is bovendien ook goed voor het vertrouwen van de controleurs.” Eerder dit jaar gaf het Voedselagentschap een gedragscode uit – het ‘Charter van de inspecteur en controleur’ – waarin de gecontroleerde meer verneemt over zijn rechten en plichten.
Naast de centrale diensten en de provinciale controle-eenheden beschikt het Voedselagentschap ook nog eens over vijf eigen laboratoria (Gembloux, Gentbrugge, Melle, Luik en Tervuren). Samen met het zeventigtal onafhankelijke laboratoria analyseren zij alle monsters die tijdens de controles genomen worden. Zestig procent van de analyses (exclusief de BSE-tests die integraal uitgevoerd worden door de externe laboratoria) gebeurt in de eigen labs.
Vanuit kostenstandpunt kan je vragen stellen bij het nut van een eigen netwerk, maar Vanthemsche is categoriek. “De meest efficiënte oplossing is een mix van eigen en externe laboratoria, want anders dreigen we te afhankelijk te worden. Sinds vorig jaar hebben we een rationalisatieprogramma lopen bij de eigen labs, waarbij elk zich toelegt op specifieke analyses. Dat heeft vruchten afgeworpen, want met dezelfde mensen, dezelfde budgetten en dezelfde infrastructuur hebben we een rendementsverbetering gekend van meer dan dertig procent.”
De slinger van het beleid
Met het nieuwe businessplan komt er ook een nieuw financieringssysteem voor het Voedselagentschap. De helft van het budget – dat verleden jaar bijna 130 miljoen euro bedroeg – komt van de federale regering, die zich geëngageerd heeft om jaarlijks 63 miljoen euro op tafel te leggen. De rest moet het Agentschap zelf bijeen zien te schrapen via retributies en voornamelijk bijdragen van de verschillende sectoren. De ervaring leerde dat met het oude systeem de lasten tussen de sectoren niet evenredig werden verdeeld. Langdurige onderhandelingen leidden uiteindelijk tot een nieuwe verdeelsleutel.
Secretaris-generaal van Horeca Vlaanderen, Luc De Bauw, kijkt met gemengde gevoelens terug op het bereikte compromis. “Voedselveiligheid is van primordiaal belang voor de horecasector, om zijn kredietwaardigheid op niveau te houden. Met de drastische verhoging van onze bijdragen wordt de financiële lat voor de horeca zeer hoog gelegd, maar het moeizaam bereikte compromis gaan we loyaal uitvoeren. Al blijf ik vinden dat de landbouwsector in verhouding zeer weinig bijdraagt.”
Abstractie gemaakt van de BSE-tests die een apart financieringssysteem kennen, sloot het Voedselagentschap vorig jaar af met een verlies van anderhalf miljoen euro. Piet Van- themsche ziet daar absoluut geen graten in. “Dat is amper één procent van het totale budget, we hebben dus redelijk goed gemikt,” lacht hij. “Het jaar voordien hadden we zelfs 12 miljoen euro over.” Van de regering heeft het Voedselagentschap de toelating gekregen om de komende jaren een spaarpotje aan te leggen van 10 miljoen euro voor het geval er opnieuw een grootschalige crisis uitbreekt. Indien er daarna nog overschotten zijn, dan zullen die terugvloeien naar de sectoren.
Piet Vanthemsche heeft altijd veel belang gehecht aan de dialoog met zijn stakeholders. Bij het Federaal Voedselagentschap werd daar zelfs een apart orgaan voor gecreëerd: het raadgevend comité. Een dertigtal belangengroepen heeft daar een, onbezoldigd, zitje en iedereen is het erover eens dat het orgaan werkt. Zelfs woelwater Michel Vandenbosch van de dierenrechtenorganisatie Gaia die zelden een vergadering mist, spreekt lovende woorden. “Er is een verschil van dag en nacht tussen de Raad voor Dierenwelzijn en het raadgevend comité van het Voedselagentschap en dat heeft vooral te maken met de leiding. Hier hebben we het gevoel dat we ernstig genomen worden en dat heeft al vaker geleid tot concrete resultaten. Bij het Voedselagentschap beseffen ze dat nog niet alles perfect verloopt, maar ze zijn niet te beroerd om bij te sturen.”
Piet Vanthemsche beschouwt de federale regering als zijn raad van bestuur. Managers die uit de privé-sector komen, hebben het wel vaker moeilijk om zich aan te passen aan de dynamiek en onhebbelijkheden van het politieke bedrijf. Piet Vanthemsche voelt zich hier echter als een vis in het water.
“Iedereen doet daar altijd zo laatdunkend over, maar samenwerken met de politiek is niet vermoeiend. Ik vind het uitermate spannend. De democratisch verkozen meerderheid bepaalt het beleid en ik voer het uit. Ik ben een ambtenaar pur sang. Kort na de dioxinecrisis streefde men naar nultolerantie, tegenwoordig vindt de politiek dat we te streng zijn. Dat is nu eenmaal de slinger van het beleid, maar tussen die twee uitersten kun je perfect functioneren.”
Dirk Van Thuyne
De vakbonden vrezen dat met 210 mensen minder het Voedselagentschap aan slagkracht zal inboeten.
Bedrijven die kritiek leveren op het Voedselagentschap, riskeren een extra controle.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier