ODE AAN DYNAMISCHE ONDERNEMERS

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Heel wat studies schilderen ondernemers af als optimistische, zelfverzekerde mensen die fanatiek op hun doel af stormen. Strookt dat portret met de alledaagse werkelijkheid?

Tussen lippendienst en echt engagement gaapt vaak een kloof van cynisme, zelfbedrog en grote systematische vertekening. Tussen woord en daad staan wetten en praktische bezwaren. Studies beweren: entrepreneurs…

… streven op fanatieke wijze doelstel- lingen na, duwen en trekken aan ande- ren en aan zichzelf, leggen de lat hoog.

… zoeken autonomie, onafhankelijk- heid en vrijheid, in het bijzonder van allerlei willekeurige beperkingen zo- als chefs, reglementen en controleurs.

… focussen.

… geven de voorkeur aan praktische oplossingen boven concepten. Liever actie dan conceptie. Ze zijn daarbij on- geduldig, ze willen resultaten nu.

… zijn optimistisch, vol zelfvertrou- wen.

De kick van Tom Boonen. Kloppen de bevindingen van die studies over ondernemers? Om de twee jaar interview ik, in het kader van het Impulscentrum Groeimanagement Middelgrote Ondernemingen (IGMO) aan de Vlerickschool, zo’n twintigtal bedrijfsleiders, ondernemers van groeibedrijven. Ik analyseer hun antwoorden, maak een rapport en de inzichten worden getoetst in een tweedaags seminarie waar schijn van werkelijkheid wordt gescheiden. En wat blijkt? De theorie klopt. Of toch niet, de theorie drukt het meestal nog te voorzichtig uit.

Bijna alle dynamische ondernemers zijn gebeten door hun doelstellingen. Ze willen koste wat het wil vooruit. Het kan altijd beter. “Tevredenheid is een vorm van zelfmoord,” vertelde ons ooit een bedrijfsleider. “Goed is nooit goed genoeg,” is op hun lijf geschreven. Hun primaire doel is hun bedrijf uitbouwen, hun ding kunnen doen, autonoom zijn. Ze zijn bezeten door een merkwaardige passie voor ofwel een product, ofwel een markt, ofwel deals maken, en soms zelfs gewoon gepassioneerd door mensen. Als die passie economisch succesvol wordt uitgebouwd, worden ze rijk, soms heel rijk, maar dat is niet hun doel, dat is gewoonweg leuk meegenomen. Geld is de maatstaf van succes, niet het doel. In dat opzicht doen die dames en heren me vaak denken aan topsporters. Tom Boonen fietst niet voor de foto in de krant, maar voor de kick van de overwinning. Zo komt hij in de krant. Ondernemers willen ondernemen. Zo worden ze (soms) rijk.

Vijandige scheidsrechters in uitwedstrijden. Dat ondernemers autonomie zoeken is bijna een tautologie. Zoals collega en goede vriend Hans Crijns zegt: “Een ondernemer is flexibel, creatief en wil zijn eigen ding doen.” Entrepreneurs haten bureaucratie, ze zoeken de vrijheid voor hun dolende geest, die steeds op zoek is naar nieuwe opportuniteiten. Ik ben telkens opnieuw verbaasd waar ze die opportuniteiten overal gaan zoeken. Sommigen lijken eerder uitvinders dan zakenlui. Ze reizen desnoods de halve wereld rond om de dingen beter, goedkoper, origineler te kunnen kopen, produceren of verkopen. Of ze blijven het hardnekkig in de eigen achtertuin zoeken, omdat daar nog altijd niet alle opportuniteiten gerealiseerd zijn. Focus is absoluut hun ding.

Hoe expansief ze soms ook zijn, ze spelen echt niet graag een uitwedstrijd. Wat niet behoort tot hun kernbusiness, vermijden ze liever, want bijna allen hebben ze al wel eens uitstapjes in de verkeerde wereld geprobeerd. Ze hebben uitwedstrijden achter de rug en hebben vastgesteld dat daar weinig te rapen valt, behalve een vijandig publiek, een onbekend terrein en scheidsrechters die zelden in hun voordeel fluiten. Thuis, dáár valt wat te rapen. En het product of dienst doet er echt niet toe. Of het nu hammen zijn of ramen, olie of kalenders, software of laadbakken, schakelkasten of verven – steeds weer worden grenzen verlegd, nieuwe toepassingen of distributiemogelijkheden gezocht.

Zijn ze daarbij eerder praktisch dan conceptueel? Meestal eerder praktisch. Liever morgen dan overmorgen. Sommigen lijken evenwel professoren. Soms vraag ik me af of ze niet beter af en toe mijn plaats zouden innemen. Een niet zo kleine minderheid denkt diep door, soms zeer abstract, over de eigen sector, de economie, de samenleving. Veel meer dan men zou vermoeden, verslindt deze groep allerlei boeken en cursussen, tot grote vreugde van uw columnist. Vaak denken ze over maatschappelijke problemen net een stapje dieper en verder. Af en toe duiken de klassiekers op: te hoge loonkosten, incompetente overheid, oneerlijke concurrentie vanuit bepaalde landen. Maar die werkgeversthema’s domineren zelden de mentale agenda. Het is veeleer de vraag: hoe kan ik daarom heen?

Optimisme is morele plicht. En of deze dames en heren positief zijn? Beste lezer, indien u ooit de energie voelt wegvloeien, indien u wat depri dreigt te worden, indien de negatieve attitude u dreigt in zijn greep te krijgen, dan kan ik u een perfecte therapie voorschrijven: praat met enkele dynamische ondernemers.

Hun tomeloos optimisme werkt verschrikkelijk aanstekelijk. Allicht zonder het zelf te beseffen, zijn ze haast allen aanhangers van de grootste wetenschapsfilosoof van de twintigste eeuw, Karl Popper. Buiten moeilijke dingen zoals het falsificatieprincipe, heeft hij ook gezegd: ” Optimism is a moral duty.” Aan die verplichting geven deze dames en heren heel graag toe. Volg hen maar.

De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick Leuven Gent Management School

Reacties: marc.buelens@trends.be

Marc Buelens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content