Nog 50 jaar loonmatiging
Beu dat loonmatiging uw lot is, terwijl de baas intussen mooie winsten opstrijkt? Dan is hier een portie slecht nieuws: dat liedje is nog lang niet gedaan. De globalisering herverdeelt de welvaart in het voordeel van de winsten en in het nadeel van de lonen. Dat proces kan nog vijftig jaar duren.
De economie boert goed, maar toch moet de gewone werknemer op zijn kin kloppen. De lonen stijgen de jongste jaren nauwelijks en gecorrigeerd voor inflatie moet er al helemaal met een vergrootglas worden gespeurd naar extra koopkracht. Dan doen de bedrijfswinsten (en de lonen van de toplui die verantwoordelijk heten voor die winsten) het de jongste jaren veel beter. Het gevolg is dat de lonen een steeds kleiner stuk van de welvaartskoek krijgen.
Die groeiende ongelijke verdeling zaait tweedracht russen werkgevers en werknemers en bemoeilijkt het sociaal overleg. “Noem het geen jaloersheid, maar het evenwicht is zoek en moet worden hersteld,” zegt Luc Cortebeeck, voorzitter van de christelijke vakbond ACV.
De herverdeling drijft ook een wig tussen de gemoedstoestand van bedrijven en gezinnen. De bedrijfsleiders zijn op dit moment euforisch, terwijl de gezinnen toch eerst even achter de oren krabben voor ze de portemonnee opentrekken.
En ja, het is allemaal (weer) de schuld van China. En van India, en van Brazilië, en van Rusland. Van heel de ontluikende wereldeconomie eigenlijk, en van de groeiende handel tussen al die nieuwe deelnemers aan de globale economie (zie kader: Waarom winsten toenemen, en lonen achterblijven). “De globalisering heeft een gigantische goedkope arbeidsreserve ontsloten die een temperende invloed heeft op de loongroei in de wereld. Het gevolg is dat de groei van de wereldeconomie vooral de bedrijfswinsten ten goede kwam,” zegt Bart Van Craeynest, econoom van KBC. “En wij krijgen op de eerste plaats te maken met de scherpe concurrentie uit Oost-Europa,” zegt Luc Cortebeeck.
Uw loon wordt (nog) niet in Praag of Peking onderhandeld, maar de dichte drommen arbeiders die in China en omstreken de arbeidsmarkt optrekken, beïnvloeden wel uw onderhandelingspositie met uw baas. “De uitbreiding van het kapitalisme naar China, India en voormalige Sovjet-Unie zette een kritieke periode voor alle werknemers in gang,” schrijft Richard Freeman van Harvard University (*). “Vroeger waren China en India door handelsbarrières, kapitaalcontroles en het ontbreken van immigratie afgesneden van onze arbeidsmarkten en het globale productiesysteem. Nu zijn ze lid van de club en dat heeft het beschikbare aantal arbeidskrachten verdubbeld van 1,5 naar 3 miljard. Ik noem het de Grote Verdubbeling. Dit nieuwe aanbod van goedkope arbeid heeft de onderhandelingspositie van de werknemers overal ter wereld verzwakt.”
“Sommige werkgevers gebruiken die ontwikkelingen inderdaad om druk uit te oefenen op de loon- en arbeidsvoorwaarden,” zegt Rudy De Leeuw, voorzitter van het ABVV.
Lonen stagneren al vijf jaar
Het proces is volop bezig. Lees maar wat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft opgemerkt in zijn jongste Outlook: “Een opmerkelijke karaktertrek van de huidige expansie in de meeste economieën is de sterke stijging van de winstmarges, terwijl de stijging van de reële lonen heel beperkt bleef. De reële lonen stegen minder snel dan de arbeidsproductiviteit. In de eurozone stagneert het reële loon per tewerkgestelde nu al vijf jaar. ”
De economie groeit dus nog, maar de doorsnee werknemer merkt er in zijn portemonnee niet veel meer van. Ook de bank der banken, de Bank for International Settlements, (BIS), besteedt er in haar pas verschenen jaarrapport aandacht aan: “Het loonaandeel in de wereldeconomie daalde met 5 % de voorbije drie decennia (zie grafiek 1: Globaal loonaandeel daalt).”
In het rijke Westen is de daling van het loonaandeel nog meer uitgesproken. Grafiek 2 ( Loonaandeel in België kalft verder af) toont dat het loonaandeel sinds het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw op het hakblok ligt. Professor economische geschiedenis Erik Buyst (KU Leuven): “In de jaren vijftig, zestig en zeventig steeg het loonaandeel snel omdat heel wat landbouwers en winkeliers met een laag inkomen verdwenen en baan ruimden voor beter verdienende loontrekkers. En de reële lonen stegen in die periode ook fors ten koste van de winstmarges. Het herstelbeleid en de loonmatiging van de jaren tachtig zorgden voor de ommekeer. En vanaf de tweede helft van de jaren negentig versterkte de globalisering die trend. Vooral de ongeschoolden voelen de kille wind van de globalisering (zie kader: De ongelijkheid neemt toe).”
De jaren negentig boden in België nog een leuk intermezzo voor de loontrekkers. De krapte op de arbeidsmarkt van eind de jaren negentig bijvoorbeeld lokte een forse loonstijging uit. Dat het Belgische loonaandeel nu nog enkele procenten boven het gemiddelde van de drie buurlanden ligt, is een erfenis uit die jaren negentig. Maar intussen heeft de realiteit van de globalisering ook hier opnieuw aangeklopt, en is het loonaandeel opnieuw al enkele jaren aan het dalen.
Caroline Ven, directeur van het economisch departement van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO): “Het aandeel van de winsten in de totale welvaartskoek stijgt inderdaad sinds 2001, maar toen was het winstaandeel beland op het laagste peil in twintig jaar. Nu zitten we terug op het gemiddelde van de voorbije twintig jaar. Dat betekent dat in de bedrijven een kwart van de netto (na aftrek van afschrijvingskosten) toegevoegde waarde naar winst gaat, en dat de lonen dus driekwart opstrijken. Wat toch billijk is, want vergeet niet dat we een kapitaalintensieve economie zijn.”
Rudy De Leeuw reageert: “Het is opmerkelijk dat het VBO altijd de nadruk legt op de ontwikkeling van het loonaandeel na 1986. De daling van het loonaandeel was vooral uitgesproken in de periode 1982-1986.”
Luc Cortebeeck vult aan: “Ik merk in de berekeningen van het VBO Hollandse rekenkunde door een bepaald jaar als uitgangspunt van de vergelijking te nemen. Nemen we 1996, het doopjaar van de wet op de concurrentiekracht, als startpunt, dan stellen we een verschrompeling van het loonaandeel vast (-3,3 % procentpunten).”
De toename van het bruto binnenlands product (de economische groei dus) wordt de jongste jaren in België in elk geval tegen andere verhoudingen verdeeld dan historisch gangbaar was. De welvaart die er vandaag bijkomt, vloeit vooral naar de winsten. De lonen krijgen hun klassieke aandeel in de toegevoegde waarde van 60 % à 70 % niet meer, maar moeten tevreden zijn met slechts 30 % à 40 % (zie grafiek 3 – Lonen volgen toegevoegde waarde niet langer). Winsten gaan nu dus met meer dan de helft van de extra koek lopen. Vandaar dat het loonaandeel in het bruto binnenlands product aan het dalen is.
De comeback van Fort Europa?
“Maar die daling is geen onomkeerbaar proces,” gelooft Luc Cortebeeck. “De Chinese leiders kennen nu nauwelijks sociale rechten toe, maar zullen dat beleid moeten omgooien, omdat ze bang zijn voor sociale onrust door de toenemende ongelijkheid tussen de nieuwe middenklasse en de achterblijvers. Ook in India verwacht ik een reactie. Ja, dat is een proces van lange adem, maar wij moeten dat proces een duwtje in de rug geven door er de vakbonden te steunen.”
Richard Freeman schat de overgangsfase op vijftig jaar. “Als China zijn huidige groeiverhaal kan doorzetten en de lonen om de tien jaar stijgen (zoals ze sinds 1990 doen), dan komen ze over dertig jaar in onze buurt. In India zal dat nog iets langer duren. Ik schat dus dat de overgangsfase nog veertig tot vijftig jaar zal duren. Baring disaster, zijn we op weg naar een echte globale economie en arbeidsmarkt met gelijke inkomsten tussen naties. Grootschalige armoede zal tot het verleden behoren.”
Globalisering belooft dus een veel betere wereld, en de handelstheorie belooft iedereen – dus ook aan ons – welvaartswinst. Maar de transitie zal niet zonder slag of stoot verlopen, en de gemiddelde winst verbergt sectoren die hier uitdoven. Maar overleeft de westerse welvaart wel de toegenomen concurrentie, en de herbestemming van jobs en fabrieken? Richard Freeman: “Het Westen profiteert van de invoer van goedkopere producten, maar lijdt onder de goedkopere arbeidsconcurrentie. Wat zal de doorslag geven? Idealiter profiteren alle landen van de hogere arbeidsproductiviteit, terwijl we in het Westen een technologische voorsprong in een aantal sectoren behouden.”
Idealiter dus. Maar wat als bijvoorbeeld in één klap grote pakketten jobs verhuizen, hoe zal de samenleving dan nog de mooie theorie verteren? Erik Buyst: “De geschiedenis leert dat de globalisering niet volgens een vlotte, rechte lijn verloopt. Tijdens de vorige globaliseringsgolf, (1880-1914) lokten bijvoorbeeld machtige grootgrondbezitters een protectionistische tegenreactie uit. Vandaag zijn de andersglobalisten nog maar de voorhoede van een veel grotere maatschappelijke reactie de komende tien jaar, als grotere bevolkingsgroepen getroffen worden. Globalisering veronderstelt een flexibele arbeidsmarkt, maar wil een verouderende Europese bevolking dat nog? Ze trekt mogelijk aan de noodrem en trekt zich terug in Fortress Europe.”
Loonmatiging, de juiste strategie?
Datzelfde Europa presenteerde in 2000 nog de Lissabonstrategie om de globalisering van antwoord te dienen: meer investeren in O&O, in innovatie, in onderwijs, in flexibeler arbeidmarkten. Applaus op alle banken, alleen is er nog niet veel van in huis gekomen van al die goede bedoelingen. En dus moet loonmatiging de meubelen redden.
“Maar pure loonmatiging is een defensieve strategie die nergens toe leidt. Iedereen levert in, maar niemand wordt er competitiever van. We moeten zoals de Scandinavische landen meer mikken op productiviteitswinsten. Die leiden tot meer jobs én hogere lonen,” zegt Freddy Heylen, professor aan de Universiteit Gent.
Loonmatiging brengt ook collateral damage met zich. Bart van Craeynest: “Zware loonmatigingsinspanningen in Duitsland verbeterden wel de uitvoerperspectieven van de Duitse bedrijven, maar dat ging vooral ten koste van de Europese concurrenten. Bovendien bleek de loonmatiging nefast voor de inkomens- en bestedingsgroei van de Duitse gezinnen.” Het resultaat is dat de Duitse economische motor nog niet helemaal wil aanslaan, ondanks de recordbestellingen uit het buitenland en de euforie bij de bedrijfsleiders. Idem dito in België. De recordeuforie van de Belgische bedrijfsleiders zou ruim 7 % groei moeten opleveren, maar België moet tevreden zijn met 2,5 % omdat de gezinnen niet meekunnen.
Daarom zegt Rudy De Leeuw: “We willen dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven de kwaliteitsconcurrentie van de Belgische economie in kaart brengt. Maar er zijn ook redelijke brutoloonsverhogingen nodig.”
Luc Cortebeeck kijkt nog eens naar de grafiek van het dalende loonaandeel en zegt: “De lonen moeten prioritair beschermd blijven tegen inflatie. De indexering is dus heilig. We willen ook werk maken van hogere brutominimumlonen. Het nettominimumloon is verhoogd dankzij lagere lasten, maar een hoger brutominimumloon is belangrijk voor de berekening van pensioenen en uitkeringen. Maar of de lonen ook de arbeidsproductiviteit moeten volgen? Daar moeten we voorzichtiger mee zijn. We moeten bijvoorbeeld de loonontwikkeling in de buurlanden in de gaten houden.”
Bart Van Creaynest: “België kan niet als enige de politiek van loonmatiging overboord gooien en tegen de stroom in roeien. De concurrentiestrijd met de buurlanden wordt nu eenmaal gevoerd op het vlak van de lonen. Een belangrijke handicap op dit terrein kunnen we ons niet veroorloven. We kunnen er als kleine open economie niet onderuit om de Duitse inspanningen te volgen.”
Caroline Ven: “Het loon stijgt op dit moment trager dan de arbeidsproductiviteit. Dat is juist, maar de lonen kunnen de productiviteit pas volgen als het startpunt evenwichtig is, en dat is nu niet het geval. En de productiviteitswinst is vooral het gevolg van de inzet van meer kapitaal, niet omdat de mensen zelf productiever zijn geworden. Bovendien leiden hogere bedrijfswinsten ook tot een stijging van de werkgelegenheid.”
Loonmatiging is inderdaad een weldaad voor de tewerkstelling. De voorbije jaren zijn er meer jobs in de eurozone gecreëerd dan in de VS. En zegt Caroline Ven: “We moeten de koopkracht van de gezinnen verhogen door meer mensen aan de slag te krijgen. Dat kan door de economische groei te vertalen in meer jobs, in plaats van hogere lonen voor hetzelfde aantal werkenden.”
Bij gebrek aan dynamiek in de economie, zitten de lonen gevangen tussen hamer en aanbeeld. Stijgen ze te sterk, dan maait de globalisering de jobs bij bosjes neer, maar stijgen de lonen onvoldoende, dan hapert de economische groei. Het worden 50 lange jaren.
(*) ‘Labor Market Imbalances: Shortages, or Surpluses, of Fish Stories?’, Richard B. Freeman, Harvard University and NBER, juni 2006.
Daan Killemaes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier