Nieuw Europees offensief tegen witwaspraktijken
Europa bereidt een nieuwe antiwit-wasrichtlijn voor. Ook levensverzekeringen, trusts en alle verstrekkers van diensten en goederen krijgen meldingsplicht. Bovendien worden cash transacties van meer dan 15.000 euro verboden. Ten laatste eind 2007 moeten alle lidstaten de nieuwe richtlijn toepassen.
De nieuwe Europese antiwitwasrichtlijn ziet er heel wat strenger uit dan de twee voorgaande versies. De strijd tegen het terrorisme is daar niet vreemd aan. Voortaan geldt de meldingsplicht voor alle misdrijven met een gevangenisstraf vanaf één jaar. Dat betekent dat ook gewone fiscale fraude onder het toepassingsgebied van de richtlijn kan vallen. Vroeger bestond de meldingsplicht slechts voor uitzonderlijk zware criminaliteit (zoals drugs- of mensenhandel) en ernstige en georganiseerde fiscale fraude (zoals BTW-carrousels).
De eerste en tweede richtlijn
De twee vorige Europese richtlijnen om de criminele praktijken van het witwassen van geld tegen te gaan, werden vlug omgezet in Belgische wetten in 1993 en 2004. In de eerste richtlijn van 1991 werd witwassen nog gedefinieerd in termen van drugsmisdrijven en werden alleen aan de financiële sector verplichtingen opgelegd. Volgens die richtlijn moesten de lidstaten het witwassen van de opbrengsten van drugsmisdrijven verbieden en de financiële sector ertoe verplichten hun cliënten te identificeren, bewijsstukken te bewaren, interne controleprocedures vast te stellen en elk feit dat wees op het witwassen van geld aan de bevoegde autoriteiten te melden. In België moet die melding gebeuren aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI).
De tweede richtlijn breidde in 2001 de reikwijdte van witwassen uit, zowel wat de strafbare feiten (bijvoorbeeld mensenhandel, wapenhandel, prostitutie) als wat de beroepen en activiteiten betreft. De meldingsplicht werd uitgebreid naar alle misdrijven met een gevangenisstraf vanaf twee jaar. Ook niet-financiële beroepen, zoals vastgoedmakelaars, notarissen en advocaten werden aan de meldingsplicht onderworpen. Nieuw was toen de invoering van een verbod op cash transacties boven de 15.000 euro voor handelaars in goederen met grote waarde (bijvoorbeeld diamantairs, juweliers en kunsthandelaars).
De tweede richtlijn gaf nog geen exacte definitie van het begrip ‘ernstige strafbare feiten’, hoewel al uitdrukkelijk naar terrorismefinanciering werd verwezen. In juni 2003 gaf de internationale Financiële Actie Groep (FATF) veertig nieuwe aanbevelingen voor een ingrijpende herziening van de richtlijn. Bedoeling was ook rekening te houden met de ervaring en uitgebreide maatregelen te treffen die vereist zijn om dit verschijnsel doeltreffender te bestrijden.
De derde richtlijn en het terrorisme
De EU-lidstaten en de Europese Commissie waren van oordeel dat de herziene veertig aanbevelingen van de FATF op een gecoördineerde wijze op Europees niveau toegepast moesten worden. De Commissie is ervan uitgegaan dat de nieuwe richtlijn dient voort te bouwen op de huidige verworvenheden en dat de bestaande bepalingen over de onderworpen beroepen niet in vraag mogen worden gesteld.
Er wordt een nieuwe definitie van witwassen van geld voorgesteld, zodat ook terrorismefinanciering uitdrukkelijk wordt bestreken. Ook in de titel van de richtlijn wordt verwezen naar het “gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, met inbegrip van terrorismefinanciering.” Wit geld dat dient om terrorisme te financieren, valt vandaag onder de definitie van het witwassen van geld.
De nieuwe richtlijn verwijst uitdrukkelijk naar het verlenen van trust- en bedrijfsdiensten en ook levensverzekeringstussenpersonen worden erbij betrokken. Bij de geviseerde beroepscategorieën worden nu ook de publieke of politieke personen ondergebracht. Tegelijk wordt de werkingssfeer van de richtlijn uitgebreid naar alle personen die handelen in goederen of diensten verlenen en die betalingen in contanten boven de 15.000 euro ontvangen.
Voortaan vallen ook bestaande toestanden onder de nieuwe richtlijn. In de richtlijn van 1991 werd nog bepaald dat cliënten dienden te worden geïdentificeerd “bij het aangaan van zakelijke betrekkingen.” Er werd niet specifiek ingegaan op al bestaande situaties. Hoewel in de tweede richtlijn van 2001 strengere identiteitsvoorwaarden werden ingevoerd en een duplicaat van de identiteitskaart aan de bank moest worden afgegeven, bleven ‘bestaande situaties’ nog altijd buiten schot. Dat verandert bij de derde richtlijn. Nu wordt uitdrukkelijk gesteld dat kredietinstellingen en financiële instellingen geen anonieme rekeningen meer mogen bijhouden.
De richtlijn schrijft ook maatregelen voor die de financiële instellingen en beroepsbeoefenaars moeten nemen om hun cliënten te kennen en inzicht te hebben in de aard van hun financiële activiteiten. Qua karakter verschillen de nieuwe bepalingen niet zoveel van degene uit de vorige richtlijn, al bevat de nieuwe richtlijn meer gedetailleerde vereisten. Er wordt ook bepaald dat de ken-uw-cliënt-procedures aan de risicogevoeligheid van de cliënt kunnen worden aangepast.
Gewone fiscale fraude
Al deze antiwitwasmaatregelen werden goedgekeurd in de strijd tegen het terrorisme en de grote criminaliteit, maar ze zijn wel toepasselijk op álle burgers. De vraag rijst dan ook welke gevolgen de nieuwe richtlijn heeft voor ‘gewone’ fiscale fraude.
In België worden fiscale misdrijven al bestraft met een gevangenisstraf tot twee jaar. Betekent dit nu ook dat fiscale fraude onder de meldingsplicht van de derde richtlijn valt? Ja dus, althans op voorwaarde dat een ‘bijzonder opzet’ aanwezig is. Een misdrijf wordt maar gepleegd als de betrokkene de bedoeling heeft om een misdrijf te plegen. Zo wordt een diefstal maar gepleegd als de betrokkene de bedoeling heeft om te stelen. In fiscaliteit betekent dit dat de betrokkene het ‘bijzonder opzet’ moet hebben gehad om belastingen te ontduiken. Indien belastbare inkomsten wegens een loutere vergetelheid niet werden aangegeven, ontbreekt het bijzonder opzet en kan er ook geen sprake zijn van een misdrijf. In principe zal de meldingsplicht dus ook toepasselijk zijn op fiscale misdrijven voorzover ze werden begaan met het specifieke oogmerk om belastingen te ontduiken.
Ondertussen neemt ook België zelf initiatieven in de strijd tegen de fiscale fraude en het witwassen van crimineel geld. Vooruitlopend op de aanvaarding van de derde antiwitwasrichtlijn en de omzetting ervan in ons Belgisch recht, heeft Dirk Van der Maelen (SP.A-fractieleider in de Kamer) een wetsvoorstel ingediend bij het parlement in zijn strijd tegen de fiscale fraude. Hij wil de Belgische wet aangevuld zien met de bepaling dat de herkomst van geld of activa illegaal is wanneer ze voortkomen uit misdrijven die hoge opbrengsten genereren en die strafbaar zijn gesteld met een maximale gevangenisstraf van meer dan één jaar.
Of het wetsvoorstel van Van der Maelen wordt goedgekeurd of niet, zodra België de derde antiwitwasrichtlijn in een Belgische wet omzet, zal de meldingsplicht gelden voor ‘gewone’ fiscale fraude.
Volgens Van der Maelen valt niet te ontkennen dat de fiscale fraude hoge opbrengsten genereert voor de fraudeur. Hij staaft zijn stelling met het verslag van de CFI waaruit blijkt dat er 11.234 meldingen gebeurden in 2004, waarvan 3163 nieuwe dossiers werden geopend voor in totaal 600 miljoen euro. Zowat 38,5 % van de bedragen die de cel doorgaf aan de procureur des Konings heeft betrekking op het witwassen van geld afkomstig van ernstige en georganiseerde fiscale fraude. Zo’n 18,5 % van de aangegeven bedragen heeft betrekking op de drugshandel en 18,5 % op de illegale handel in goederen.
Meldingsplicht voor verschillende beroepen
Onder het repressieve luik van de vorige antiwitwaswet konden verzekeringsmakelaars al strafrechtelijk vervolgd worden als ze hun cliënten bijstand verleenden om via levensverzekeringscontracten hun zwarte geld wit te wassen. Volgens de derde richtlijn zullen de verzekeringsmakelaars nu ook onderworpen worden aan de meldingsplicht. Zij moeten dergelijke witwasoperaties dus melden aan het CFI.
Vroeger was een vastgoedmakelaar al strafrechtelijk vervolgbaar in het kader van het misdrijf heling wanneer hij voor een klant een onroerend goed verkocht met een bouwovertreding. Op bouwovertredingen staan immers gevangenisstraffen tot vijf jaar. En de opbrengst van de verkoop van een onroerend goed waarop een bouwovertreding rust, kan op wettelijk vlak gelijkgesteld worden met een illegaal vermogensvoordeel. De verkoopprijs vindt immers zijn oorsprong in een misdrijf.
Een makelaar mocht zijn tussenkomst niet verlenen in het kader van de repressieve antiwitwaswetgeving. Straks heeft een makelaar dus ook meldingsplicht, omdat de verkoopprijs die wordt gerealiseerd, afkomstig is van een onroerend-goedtransactie waarop een bouwmisdrijf rust dat wordt bestraft met meer dan één jaar gevangenisstraf.
Een makelaar heeft nu eveneens meldingsplicht wanneer zijn klant bij een verkoop van een onroerend goed een bepaalde som in het zwart vraagt. Dat is zeker het geval als de vraagprijs bijvoorbeeld 200 is en de makelaar bemiddelt met 175 in het wit en 25 in het zwart. Bij dergelijke transacties zal de fiscus de rechter waarschijnlijk wel kunnen overtuigen van het feit dat de officiële prijs kunstmatig werd verlaagd om belastingen te ontduiken.
De richtlijn is ook van toepassing op personen die handelen in goederen of diensten, telkens wanneer in contanten wordt betaald en wel voor een bedrag vanaf 15.000 euro, ongeacht of de transactie plaatsgrijpt in één verrichting of via meer verrichtingen waartussen een verband bestaat. Het zal dus verdacht overkomen wanneer iemand meer dan 15.000 euro cash op zijn rekening komt storten als de bankier weet dat de betrokkene in een sector actief is waar weinig of geen cash omgaat. Laat staan dat de betrokkene gepensioneerd zou zijn…
Als u in alle stilte spaargeld hebt gerepatrieerd…
Ook de notaris en de boekhouder van de vennootschap krijgen meldingsplicht zodra ze kunnen vermoeden dat er transacties plaatsgrijpen die onder de derde richtlijn vallen. En die redenering gaat zeker ook op voor de bankier die kan vermoeden dat een rekeninghouder zijn zwarte spaarcentjes in alle stilte uit het buitenland heeft gerepatrieerd zonder zijn fiscale verplichtingen na te komen.
Bovendien kan voorspeld worden dat de opheffing van het bankgeheim en de uitwisseling van financiële informatie die in het kader van de Europese spaarrichtlijn werd ingevoerd, op de financiële sector zal werken als een rode lap op een stier. De bankier weet immers dat de fiscus vanuit andere Europese lidstaten (behalve Oostenrijk en Luxemburg) zal ingelicht worden wanneer een Belgische spaarder daar spaartegoeden heeft en hij zal zeker niet willen gepakt worden op een niet-naleving van zijn antiwitwasverplichtingen.
Banken moeten in elk geval bijzondere maatregelen nemen om verdachte transacties in verband met witwassen op te sporen. Zo blokkeerde Fortis Bank onlangs nog 150.000 rekeningen van klanten die bij hun kantoor nog geen kopie van hun identiteitskaart afgeleverd hadden. Die maatregel is een gevolg van de recente aanscherping van de antiwitwaswet van 12 januari 2004, die door het Belgische parlement werd goedgekeurd in uitvoering van de vorige, de tweede antiwitwasrichtlijn. Naar verluidt zouden de andere grootbanken wachten tot eind 2005 of begin 2006 met het massaal blokkeren van rekeningen. Nochtans kon Delta Lloyd Bank niet zolang geduld oefenen en blokkeerde al 14.000 rekeningen sinds 1 oktober 2004. Daar hadden de strenge instructies voor de toepassing van de antiwitwaswetgeving van de toezichthouder op de financiële sector, de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA), veel mee te maken. Nochtans mag een bank niet zomaar een rekening blokkeren. Ook de cliënt heeft rechten.
De meldingsplicht van de derde richtlijn speelt nu ook voor de boekhouders en accountants die kunnen vermoeden hoeveel zwarte omzet hun klant draait, terwijl dat vroeger niet het geval was en alleen gold voor opbrengsten uit zware criminaliteit.
Ook de bedrijfsrevisoren die in de uitoefening van hun beroep feiten vaststellen waarvan ze weten dat ze verband houden met het witwassen van geld of die bewijsmateriaal voor het witwassen van geld kunnen vormen, moeten van hun beroepsorganisatie (het Instituut der Bedrijfsrevisoren, IBR) onmiddellijk de Cel voor Financiële Informatieverwerking op de hoogte brengen. De antiwitwaswet heeft dus ook een absolute draagwijdte voor de bedrijfsrevisor.
En de advocaten?
Voor de beroepsactiviteiten van de advocaten wordt de geheimhoudingsplicht bewaard bij de verdediging of vertegenwoordiging van hun cliënten in een rechtsgeding (ongeacht het feit of de advocaat de gevoelige informatie heeft verkregen vóór, tijdens of na dit rechtsgeding) en bij de evaluatie van de rechtspositie van hun cliënten (evaluatie van de juridische, burgerlijke, strafrechtelijke risico’s die worden gedragen bij de verwezenlijking van een welbepaalde verrichting).
In een arrest van 13 juli 2005 heeft het Arbitragehof evenwel besloten om aan het Hof van Justitie in Luxemburg een prejudiciële vraag te stellen over de verenigbaarheid van het opnemen van (Belgische) advocaten in het toepassingsgebied van de tweede richtlijn met het recht op een eerlijk proces (zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM), voor zover de rechtsbescherming steunt op de onafhankelijkheid en het beroepsgeheim van de advocaat.
Werner Niemegeers
De antiwitwasmaatregelen werden goedgekeurd in de strijd tegen terrorisme en grote criminaliteit, maar ze gelden voor álle burgers.
Het zal verdacht overkomen wanneer iemand meer dan 15.000 euro cash op zijn rekening stort, als hij actief is in een sector waar weinig cash omgaat.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier