Niet uit het lood te slaan
Een crisismanager als Patrick De Maeyer is niet makkelijk uit het lood te slaan: nadat de volkse Brusselaar eerder al Usines Saint-Roch uit Couvin en Galva Power uit Overpelt nieuw leven inblies, is hij nu bezig met de sanering van het antimoon- en loodbedrijf Campine uit Beerse. Zijn recept? Behalve bezuinigen vooral ook zorgen voor een mild sociaal klimaat en een milieuvriendelijk imago.
Na een desastreus 1998 – toen het bedrijf een nettoverlies liet optekenen van 93 miljoen frank op een omzet van 1,44 miljard frank – boekt de nv Campine sinds begin dit jaar weer positieve resultaten. De verkoopcijfers van het chemiebedrijf uit Beerse stegen in het eerste trimester van 1999 met 25% tegenover dezelfde periode vorig jaar, goed voor een nettowinst van 5 miljoen frank op een omzet van 387 miljoen frank.
Dat Campine in de eerste maanden van dit jaar wél winst wist te boeken, zal wel geen toeval zijn: sinds december 1998 waait een frisse wind door de beursgenoteerde groep: Patrick De Maeyer (46 j.). Met zijn stevige handdruk, gulle lach en imposante snor borstelt deze rasechte, tweetalige Brusselaar de verouderde, industriële site langs het Albertkanaal schoon. Op vraag van de meerderheidsaandeelhouder – de Duitse metaaltrader Hempel (75%) – herstructureert de voormalige externe bestuurder van Campine nu het bedrijf dat in 1998 nog een geconsolideerd verlies van 122 miljoen frank leed (tegenover een winst van 94 miljoen frank in 1997).
Sanering op enkele maanden tijd
Patrick De Maeyer laat er geen gras over groeien. De crisismanager zweert bij duidelijke objectieven: een return on equity van 8% en een return on capital employed van 15%. Die doelstellingen moeten gehaald worden door een drastische kostenvermindering en een verhoging van de verkoopcijfers. Alles wordt in een jaarlijks budget en in concrete actieplannen gegoten. Iets waaraan het kaderpersoneel van Campine tot op heden niet gewend was. Maar de aanpak werpt vruchten af. In tegenstelling met vorig jaar sloot het Kempense chemiebedrijf het eerste kwartaal van 1999 positief af.
De Maeyer: “Op enkele maanden tijd reorganiseerden wij de productie, sloten het Brusselse verkoopkantoor en pasten het voorraadbeheer aan. Deze sanering verliep vrijwel zonder banenverlies. Op een totaal van 180 medewerkers werden – behalve een paar natuurlijke afvloeiingen – maar zes mensen op brugpensioen gestuurd.”
Als crisismanager
kan De Maeyer een mooie referentielijst voorleggen. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig blies deze ex-verkoper van Pechiney voor Trelleborg enkele failliete metaalbedrijven uit Franstalig België nieuw leven in: Boliden Cuivre et Zinc uit Luik (nu Boliden Bergsöe), DEF Radiateurs in Rocourt en Usines Saint-Roch uit Couvin. In 1995 verliet De Maeyer de Zweedse groep om na het Bleyen-debacle (zie Trends, 7 maart 1996) Galva Power in Overpelt te leiden. Twee jaar geleden benoemde de Hempel-groep hem tot externe bestuurder bij Campine, waar hij eind vorig jaar Ludo Quirijnen als topman opvolgde.
Wereldspeler in de productie van antimonen
In 1912 richt de Belgische ingenieur Etienne Rutherford op het industrieterrein van Beerse een non-ferrobedrijf op: Campine. Tussen de twee wereldoorlogen neemt de familie Godin-Bergmans de onderneming over. Zij specialiseert zich in de verwerking van antimonen, een metaal dat in tal van huishoudelijke artikelen en loodderivaten voorkomt. Wanneer de eigenaars alle aandelen op de Brusselse beurs gooien, verwerft de Duitse handelsmaatschappij Hempel in 1982 de absolute meerderheid (75%).
Behalve het moederbedrijf Campine telt de chemische groep zes dochters: F-Stop (Beerse), Plastronic Europe (Nederland), Campine North America (Verenigde Staten), Snam (Frankrijk), Euro Bat Tri (Frankrijk) en Radiform Australia (Australië). De 50%-participatie in Sanimet (Machelen) – waarin ook Raymond De Groote zetelde, zakenpartner van de duistere Antwerpse zakenman Réginald Duthoo – werd eind 1997 van de hand gedaan.
Met een geconsolideerde omzet
van 1,65 miljard frank en een totaal personeelsbestand van 180 werknemers behoort de Campine-groep tot de wereldtop in de productie van antimonen (zie kader: Diversificaties worden afgestoten). De fabriek in Beerse draait in een drieploegensysteem, 24 uur op 24, zeven dagen op zeven. Het chemiebedrijf beschikt niet alleen over een Iso 9001-norm, maar is ook de trotse eigenaar van een milieucharter en een EFQM-kwaliteitsmodel (EFQM staat voor European Foundation for Quality Management).
De Maeyer: “Onze grondstof – antimoon – komt uit China. Hiervan maken wij vlamvertragende producten en katalysatoren voor de kunststofindustrie. Alle omhulsels van pc’s, tv’s en andere huishoudelijke toestellen bevatten onze eindproducten. Aangezien de Belgische markt relatief klein is, halen wij 82% van onze omzet uit export. Nu de prijs van de grondstoffen op een historisch dieptepunt ligt, moeten wij ons dichter bij de afzetmarkten vestigen. Daarom denken wij eraan een nieuwe productie-eenheid te bouwen in Baltimore (Verenigde Staten). Maar eerst moeten we onze Belgische vestigingen op het juiste spoor zetten.”
Het belang van een goed sociaal klimaat
De komst van De Maeyer aan het hoofd van de Campine-groep veroorzaakte een cultuurschok in het bedrijf. Hoewel hij in Luik woont – “De rit geeft me tijd om na te denken en strategische beslissingen te nemen” – staat De Maeyer dagelijks om 8 uur ‘s morgens op de fabrieksvloer. De gedelegeerd bestuurder spreekt alle medewerkers persoonlijk aan. Vaak weergalmt zijn bulderlach door de gewelven. Samen met de ondernemingsraad stelt De Maeyer een duidelijke planning op: “Een goede verstandhouding met het personeel en de vakbonden is van cruciaal belang. Dat heb ik in Wallonië geleerd. Zonder hun inzet maak je geen bloeiend bedrijf. Daarom krijgen zij van mij dezelfde informatie als de aandeelhouders, inclusief de maandelijkse resultaten. Dergelijke transparantie loont. Zo begrijpen de werknemers beter de beslissingen van het management en worden spanningen vermeden.”
Ook aan het milieu-imago van Campine hecht De Maeyer veel belang. “Zo beschikken wij over een eigen waterzuiveringsstation – een investering van 40 miljoen frank – en worden al onze restafvalproducten in een gespecialiseerd bedrijf ( nvdr – Indaver in Antwerpen) op een ecologisch verantwoorde wijze verwerkt. Ten slotte onderwerpen wij het personeel aan een grondig, medisch toezicht. We willen onze mensen niet vergiftigen. Want ondanks alle automatisering blijft het een gevaarlijke job.”
ERIC POMPEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier