Niet scheiden doet lijden

Als een zelfstandige zijn beroeps- en zijn privérekeningen niet strikt gescheiden houdt, kan een fiscale controleur inzage in zijn privé-uitgaven eisen.

Een lezer is de bedrijfsleider van een informaticabedrijf. Hij heeft een kredietkaart op naam van de zaak, waar ook zijn echtgenote een exemplaar van heeft. Normaal gesproken gebruikt ze die beroepsrekening niet, behalve die ene keer, om een aankoop te betalen in een kledingzaak, omdat ze haar eigen kredietkaart thuis was vergeten. Die privékosten kwamen op de uittreksels van de beroepsrekening terecht en werden bij een fiscale controle uit de beroepskosten gehaald. Maar daarmee was de kous niet af. De controleur onderwierp de hele boekhouding aan een strenge controle, op zoek naar andere overdreven kosten en niet-aangegeven inkomsten. Hij verzocht ook om de privérekeningen te controleren. “Mag een controleur wel privérekeningen nakijken?”, vraagt de lezer zich af.

Wettelijke controlebevoegdheden

Wat een controleur wel en niet mag doen bij een fiscale controle is vastgelegd in het wetboek inkomstenbelastingen. Er staat: “Eenieder die onderhevig is aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting of de belasting van niet-inwoners is verplicht de administratie, op haar verzoek, zonder verplaatsing, met het oog op het nazien ervan, alle boeken en bescheiden voor te leggen die noodzakelijk zijn om het bedrag van zijn belastbare inkomsten te bepalen.”

Tot die ‘boeken en bescheiden’ behoren onder meer rekeninguittreksels van bankrekeningen die een zelfstandige beroepsmatig gebruikt. De fiscus kan daarmee bijvoorbeeld nakijken of hij al zijn inkomsten heeft aangegeven. Het bankgeheim — voor zover dat nog bestaat — wordt dus niet geschonden als de fiscus verzoekt de uittreksels van de rekening van de zaak of van de vennootschap voor te leggen.

Controle van privérekeningen

De fiscus mag in principe enkel beroepsrekeningen controleren, geen privérekeningen. Maar als een bankrekening zowel privé als beroepsmatig wordt gebruikt — zoals in het bovenstaande voorbeeld — dan mag de fiscus ook de private uittreksels nakijken. Eén beroepsverrichting op een privérekening of één privéverrichting op een beroepsrekening volstaat om van de rekeningen van de belastingplichtige beroepsrekeningen te maken, die de fiscus mag controleren.

Een ongeluk is gauw gebeurd. Een andere lezer had een bankkluis, waarvoor de bank hem kosten aanrekende. Zonder dat hij dat wist, hield de bank de kosten van de kluis af van zijn beroepsrekening. Ze werden aangegeven als werkelijke beroepskosten. Dat was voor de fiscale controleur een aanleiding om te vragen wat er in de kluis zat; mogelijk waren er dingen in te vinden die konden wijzen op niet-aangegeven inkomsten. De lezer antwoordde dat hij daarin enkel zijn trouwboekje en enkele persoonlijke documenten zoals zijn universitaire diploma bewaarde. Het enige negatieve gevolg van de zaak was dat de kosten van de bankkluis werden verworpen als werkelijke beroepskosten.

Belangrijk om te weten, is dat de intresten die de zelfstandige van de bank krijgt op geld dat op een beroepsrekening staat, belastbare beroepsinkomsten zijn. Dat betekent dat op die intresten geen roerende voorheffing van 15 of 25 procent verschuldigd is, maar wel de marginale aanslagvoet van maximaal 50 procent (plus de gemeentebelasting), en dat vanaf de eerste euro intresten.

Indiciaire taxatie

In uitzonderlijke omstandigheden is het wenselijk dat een zelfstandige belastingplichtige de fiscus toch inzage geeft in zijn privérekeningen. Dat kan verstandig zijn als hij te maken krijgt met een zogenoemde indiciaire taxatie. Stel dat hij een bepaalde uitgave fiscaal niet kan rechtvaardigen, omdat er te weinig officiële inkomsten zijn aangegeven. Om die toch aanvaardbaar te maken bij de controleur, kan de zelfstandige een uittreksel van zijn private spaarboekje voorleggen, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat hij een handgift van zijn ouders heeft gekregen. Dat houdt het risico in dat de fiscale ambtenaar alle verrichtingen op die privérekening wil inkijken, maar enkel op die manier kan hij vaststellen dat de handgift echt is gebruikt om de betwiste uitgaven te bekostigen.

Rekening-courant op de balans

De controleur van de fiscus heeft de bevoegdheid alle rekeninguittreksels op de naam van een vennootschap na te kijken. Vennootschappen hebben per definitie enkel beroepsmatige bankrekeningen, maar het gebeurt weleens dat de zaakvoerder of een bestuurder een uitgave of een factuur met privégeld betaalt. Op die manier creëert hij een rekening-courantschuld van de vennootschap in zijn voordeel. Door die schuldvordering kan hij geld uit de vennootschap halen voor het bedrag van de rekening-courant op de balans van de vennootschap. Die rekening-courant is als dusdanig geen bankrekening van de vennootschap, en mag dus in principe niet worden ingekeken door de fiscus.

Strikt scheiden

De beoordeling of een bankrekening een beroepsrekening is, is — in het fiscale vakjargon — een ‘feitenkwestie’. Het is aan de fiscus om, aan de hand van de feitelijke omstandigheden die eigen zijn aan de discussie, te bewijzen dat de omstreden rekening wel degelijk beroepsmatig is gebruikt. Toch is het wenselijk op zeker te spelen en een dispuut met de fiscus te vermijden door beroepsrekeningen strikt gescheiden te houden van privérekeningen. Zo is het niet verstandig een leverancier van een privérekening te betalen.

Een zelfstandige of een vennootschap mag wel een beroepsmatige zichtrekening hebben waarmee alle verrichtingen voor de zaak worden gedaan, en daarnaast een privéspaarrekening waarop overtollig geld van de zaak wordt overgeschreven. Dat is privéspaargeld op een rekening die de fiscus niet kan inkijken en waarvan de intresten niet belastbaar zijn als een beroepsinkomen.

JOHAN STEENACKERS

De fiscus mag in principe enkel beroepsrekeningen controleren, geen privérekeningen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content