Niet helemáál onbaatzuchtig
Eén op vijf Vlamingen doet vrijwilligerswerk. Vaak krijgen die in ruil wat geld of gratis maaltijden toegeschoven.Maar wat doet de fiscus met de voetbaltrainer die elk jaar 2500 euro opstrijkt? En mogen die werkuren meetellen voor de berekening van het pensioen?
Maar wat doet de fiscus met de voetbaltrainer die elk jaar 2500 euro opstrijkt? En mogen die werkuren meetellen voor de berekening van het pensioen?
Er zijn intussen al twee wetsvoorstellen ingediend om een duidelijk wettelijk kader voor vrijwilligerswerk te creëren. De commissie voor de Sociale Zaken in de Kamer wil nog dit jaar concrete maatregelen uitwerken. De Commissie baseert zich op het rapport van de Luikse professor Jacques Defourny ( ULg) en de Leuvense professor Beatrice Van Buggenhout ( KU Leuven). Van Buggenhout maakte in opdracht van de Koning Boudewijnstichting een inventaris op van de pijnpunten in het huidige statuut.
Goed verdiend
In principe wordt vrijwilligerswerk niet bezoldigd. De vrijwilliger krijgt wel een kostenvergoeding. Als dat gebeurt op basis van bewezen kosten, vormt dit geen enkel probleem. Nogal wat verenigingen betalen echter liever een forfaitaire vergoeding. Maar die zou kunnen worden beschouwd als verloning. Voor de sociale zekerheid komt het erop aan bewijsstukken te bewaren van werkelijk gemaakte kosten.
De vergoeding voor vrijwilligerswerk is niet belastbaar, op voorwaarde dat ze niet hoger is dan 25 euro (1000 frank) per dag, met een maximum van 1000 euro (40.000 frank) per jaar. Wordt een hoger bedrag uitgekeerd, dan beschouwt de administratie dat als belastbaar inkomen. De belastingplichtige heeft echter altijd de keuze de reële kosten aan te geven.
In de sportsector ontvangen vrijwilligers vaak vergoedingen die niet in verhouding staan tot de gemaakte kosten. Er is sprake van vergoedingen tot 2500 euro (100.000 frank) per jaar. Vooral trainers en lesgevers zouden deze bedragen ontvangen.
Op dit ogenblik geniet een vrijwilliger geen recht op sociale bescherming. Professor Van Buggenhout stelt voor om het aantal uren dat halftijdse vrijwilligers presteren niet in aanmerking te nemen voor de wachttijd van werkzoekenden, maar wel voor de berekening van het pensioen. Het vrijwilligersveld gruwt echter bij die gedachte. Sociale rechten zouden een te grote administratieve last meebrengen, zeggen ze. Personen die een brugpensioen of een werkloosheidsuitkering ontvangen en zich willen inzetten als vrijwilliger ondervinden vaak moeilijkheden met officiële instanties. Een werkloze moet toelating krijgen van de directeur van het plaatselijke werkloosheidskantoor, die wegens het ontbreken van richtlijnen vrij autonoom kan beslissen. Ook voor gepensioneerden geldt een aangifteplicht, ook al verdienen ze niets met hun werk. Arbeidsongeschikte werknemers mogen, in tegenstelling tot arbeidsongeschikte zelfstandigen en slachtoffers van een arbeidsongeval, geen vrijwilligerswerk verrichten. Ze moeten immers elke activiteit (en niet alleen beroepsactiviteiten) hebben stopgezet.
Een oplossing voor al deze gevallen is om het vrijwilligerswerk uit het begrip ‘arbeid’ te halen. Professor Van Buggenhout stelt ook dat de RVA over de mogelijkheden beschikt om de aard van het vrijwilligerswerk voorafgaandelijk voldoende te bepalen, zodat een oplossing voor werkloze en bruggepensioneerde vrijwilligers voor de hand ligt.
Welles-nietes-aansprakelijkheid
Omdat er bij het uitoefenen van vrijwilligerswerk een zekere overeenkomst tussen de vrijwilliger en de organisatie bestaat, is er in principe sprake van een gezagsrelatie. Daarom zijn arbeidsrechtelijke bepalingen in verband met veiligheid, welzijn en gezondheid van toepassing. Ook de arbeidsduurregeling, de regeling inzake zondagsrust, de wet op de feestdagen en het arbeidsreglement gelden voor vrijwilligerswerk. Er wordt nu onderzocht of al deze bepalingen niet gewoon overboord gegooid kunnen worden, omdat er normaal gezien geen druk om te presteren wordt uitgeoefend op de vrijwilliger.
Ook de aansprakelijkheid van de vrijwilliger en de verzekering hiertegen zorgen voor hoofdbrekens. Het lijkt nochtans simpel. Als de vrijwilliger onder het gezag van een organisatie valt, is deze aansprakelijk voor de fouten die de vrijwilliger begaat. Ook wanneer hij zijn bevoegdheid overschrijdt. Pas als de fout geen enkel verband houdt met de vrijwilligersovereenkomst of als de benadeelde had moeten beseffen dat de vrijwilliger duidelijk zijn bevoegdheid overschreed, kan de organisatie zich vrijpleiten.
Maar zodra ernstige problemen zich voordoen, ontkennen veel organisaties hun gezagsfunctie. Daarom bestaat er nu een voorstel om de organisatie te allen tijde verantwoordelijk voor haar vrijwilliger(s) te maken. Dat zou de vrijwilliger een duidelijk omschreven bescherming bieden. Er zou wel een afzonderlijke regeling kunnen komen voor het misbruik van vertrouwelijke informatie. Daarvoor zou de vrijwilliger strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld moeten kunnen worden.
Binnen de huidige regeling is niet elke organisatie verplicht om haar vrijwilligers te verzekeren tegen ongevallen of burgerlijke aansprakelijkheid. Deze rechtsonzekerheid kan door een verplichting worden opgelost. Een organisatie moet beseffen dat een activiteit, zelfs een vrijwillige, steeds risico’s inhoudt. Een verplichte verzekering kan echter een financiële last betekenen voor veel instellingen en verenigingen. Hier kunnen een aangepast subsidiebeleid of een collectieve verzekering uitkomst bieden.
Lieven Desmet
Vrijwilligers gruwen bij de gedachte aan sociale rechten. Dat brengt alleen maar administratieve last mee.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier