‘Niemand kan in de toekomst kijken’
Kredietbeoordelaars krijgen kritiek. Ze zagen de bankencrisis in 2008 niet aankomen, terwijl ze nu de eurocrisis met hun ratings alleen maar lijken te vergroten. “Ratingagentschappen moeten niet aan de leiband, ze moeten dringend innoveren”, stelt Nicolas Véron van de Brusselse denktank Bruegel.
Vraag het aan de Grieken. Die weten wat de gevolgen zijn van een slechte kredietrating. Nochtans begon de kredietbeoordelaar S&P al in 2004 met de downgrading van Athene. Het heeft met andere woorden een tijdje geduurd voor de boodschap aankwam. Gingen de waarschuwingen enkele jaren geleden verloren in de wind, nu worden ze nauwlettend in de gaten gehouden. De afwisselende ratingverlagingen van banken en eurolanden dreigen elkaar zelfs te versterken. Logisch dat er steeds meer vragen worden gesteld naar de rol van kredietbeoordelaars in de negatieve spiraal waarin Europa terechtkwam.
Voor de Franse onderzoeker Nicolas Véron was het deze zomer de aanleiding om de kredietratingbureaus onder de loep te nemen. Hij schreef in augustus een policy paper over de kredietbeoordelaars. Sinds vorige week staat die ook op de website van de onafhankelijke Brusselse denktank Bruegel. Véron is een ex-adviseur van de voormalige Franse minister van Werk, Martine Aubry, en heeft een internationale carrière achter de rug die hem uiteindelijk naar Bruegel en naar het Peterson Institute of International Economics in Washington DC bracht.
Bruegel noemt zich onafhankelijk, omdat hij zowel van de EU als van de bedrijfswereld centen krijgt. De bedoeling van de denktank is om een bijdrage te leveren aan het Europese economische beleid door feitelijke en relevante research. Andere onderzoekers bij Bruegel zijn André Sapir en Reinhilde Veugelers.
Overbodig of niet?
De Amerikaanse kredietbeoordelaars Moody’s, Fitch Ratings en Standard & Poor’s (S&P) domineren de markt van de kredietrisico’s nagenoeg volledig. De agentschappen geven een kredietadvies over financiële instellingen, bedrijven die niet tot de financiële sector horen, soevereine staten, verzekeringsfondsen, enzovoort. Hun advies is helaas niet altijd even betrouwbaar. “Maar de accuratesse meten van de kredietbeoordelaars is niet eenvoudig, want ze berekenen mogelijke risico’s. Pas achteraf blijkt of een bedrijf met een lage rating een faling heeft weten te vermijden dan wel dat een onderneming met een goede rating alsnog bankroet is gegaan”, benadrukt Véron.
Toch oordeelde de SEC in 2008 en het FCIC in 2011 dat de kredietbeoordelaars in de fout gingen toen ze de Amerikaanse fondsen tijdens de vastgoedzeepbel in de nillies een goede rating bleven geven. “Die blaam is volledig verdiend”, zegt Véron. “Al dient gezegd dat in 2000 de residential mortgage-based securities een relatief recente activiteit waren voor de beoordelaars.”
De stelling dat de ratingagentschappen de eurocrisis met hun ratingverlagingen verergeren, verdient volgens Véron ook wel enige nuance. Ratings volgen veeleer de verslechtering van het marktsentiment, dan dat ze eraan voorafgaan. Hun impact op de eurocrisis is daarom kleiner dan gedacht. Volgens de adviseur hebben de ratingverlagingen veel minder impact gehad dan wat er pakweg in de Europese politieke arena gebeurde.
Zijn kredietbeoordelaars dan eigenlijk overbodig? “Zeker niet, maar je moet van hen geen mirakels verwachten. Niemand kan in de toekomst kijken, dus is hun job om de kredietwaardigheid te bepalen, een schier onmogelijke taak. Die hebben ze overigens niet altijd naar behoren gedaan, zoals bleek met de Amerikaanse hypotheekproducten. Daarom is het belangrijk om andere marktspelers toegang te bieden tot informatie zodat die zelf hun oordeel over financiële risico’s kunnen vormen, onafhankelijk van de kredietbeoordelaars.”
Reguleren is geen oplossing
De kredietbeoordelaars begonnen al voor 1900 met hun activiteiten. Veel regulering kwam daaraan niet te pas. De recente crisis bracht daarin verandering. In de VS kwam er in 2006 een US Credit Rating Reform Act. In Europa staat sinds 2009 al het derde regelgevende kader over de kredietagenschappen in de steigers. De meeste regelgevende en superviserende taken zijn nu in handen van de nieuwe European Securities and Markets Authority (ESMA).
Ondanks het flagrante falen van de kredietratingagentschappen is Véron tegen die drang naar meer regulering. “Ik pleit zeker niet voor minder regelgeving, maar de kredietbeoordelaars nog meer reguleren, lijkt me mikken op het verkeerde doel. We hebben een sterker kader nodig voor meer transparantie bij financiële producten en voor kapitaaltoewijzing in de jaarrekeningen. Dat is het terrein van boekhoudregels en auditors. Voor risicoanalyse is het boekhoudkundige kader niet altijd ideaal en we kunnen een bijkomende laag in de meldingsplicht goed gebruiken. Zeker voor banken en complexe financiële instellingen of soevereine landen geldt dat. Daarbij hoort dan ook een degelijk beleidskader voor eventuele sancties.”
Een vaak gehoorde kritiek is ook de concentratie in de kredietratingmarkt. De drie groten hebben hun hoofdkwartieren in New York en krijgen daardoor het verwijt dat ze te hard op de VS zijn georiënteerd. Véron spreekt dat tegen. “Het is een sterk geïnternationaliseerd werkmilieu. Bovendien is er tot op heden geen bewijs van dat de bedrijfscultuur zou leiden tot het promoten van de VS en dat die houding bij het kredietadvies zou meespelen. Denk maar aan de recente verlaging van de kredietwaardigheid van de VS door S&P. Die werd hard bekritiseerd door de Amerikaanse minister van Financiën Timothy Geithner.”
Het Europees Parlement heeft onlangs een studie be-steld om te onderzoeken of een publieke Europese kredietbeoordelaar zin heeft. Dat blijft volgens Véron nog maar de vraag. “Zo’n nieuw en publiek gefinancierd agentschap moet eerst geloofwaardigheid verwerven en de markt overtuigen dat nationale belangen – hoe je dat ook definieert in Europa – niet meespelen in zijn beslissingen.”
Innovatie nodig
In zijn paper zet Véron de problemen en mogelijke oplossingen met de kredietratingbureaus op een rij. De belangrijkste suggestie die hij naar voren schuift, is de noodzaak voor innovatie. Anders gezegd: als de kredietbeoordelaars de moderne finan-ciële wereld sneller hadden kunnen volgen, dan was de subprimecrisis er misschien niet geweest.
Maar welke innovaties zijn dan nodig? “Ik heb het gevoel dat onze instrumenten om financiële risico’s te bepalen verouderd zijn. Ze slagen er niet in de blootstelling te meten bij het gebruik van complexe producten in een volatiele financiële, economische en politieke omgeving. Ik denk dat we meer competitie nodig hebben in de markt voor finan- ciële risicoanalyse, zodat nieuwe oplossingen opduiken. Ik heb er geen idee van wat die oplossingen dan zouden moeten zijn, maar ik betwijfel of ze komen van de kredietbeoordelaars zelf.”
“Het trieste is: hoe harder de ratingbureaus worden gereguleerd, hoe minder ruimte er is voor nieuwe uitdagers in die markt. Dat is een van de redenen waarom een totale deregulering van de markt voor kredietbeoordelingen mij redelijk lijkt. Al is dat niet het pad wat de Europese Commissie of de Amerikaanse autoriteiten hebben gekozen.”
ROELAND BYL
“Meer regelgeving voor krediet- beoordelaars? Dat lijkt me mikken op het verkeerde doel”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier