Nationale Bank: Inkomensongelijkheid groter dan verwacht in België

Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank. Foto: Belga Image

De één procent hoogste inkomens in ons land dragen relatief gezien niet het meeste bij aan belastingen en sociale bijdragen. Dat tonen nieuwe cijfers van de Nationale Bank (NBB). De inkomensongelijkheid in België blijkt groter dan verwacht.

De Nationale Bank pakt maandag uit met nieuwe cijfers over de welvaart in ons land en de verdeling daarvan over de huishoudens. Wat blijkt? De inkomensongelijkheid in België is groter dan algemeen aangenomen. 

Concreet bedroeg de Belgische Gini-coëfficiënt – een internationale maat waarmee inkomensongelijkheid wordt becijferd – in 2022 volgens de nieuwste methodologie gemiddeld 30 punten. Eerder werd uitgegaan van een Gini-index voor ons land van gemiddeld 25 punten. Hoe hoger de Gini-coëfficiënt, hoe hoger de ongelijkheid. “Voorheen gingen we er altijd van uit dat België een relatief laag niveau van ongelijkheid kent in vergelijking met de rest van de Europese Unie. Hoewel we nog steeds een grote herverdeling van inkomens kennen, wordt het niveau van ongelijkheid duidelijk naar boven bijgesteld”, aldus Rutger Kemels, expert econoom-statisticus bij de Nationale Bank.

Hoogste inkomens onderschat

Dat die inkomensongelijkheid groter blijkt dan gedacht, komt doordat de hoogste inkomens systematisch werden onderschat. “Bij enquêtes gaan de hogere inkomens niet volledig zijn over hun inkomsten. De nieuwe methodologie capteert die inkomens beter”, legt Roeland Beerten, hoofd statistiek bij de Nationale Bank uit.

Zo was in 2022 1,8 procent van de bevolking – de allerhoogste inkomens – goed voor 10 procent van alle beschikbaar inkomen. Omgekeerd waren 27,5 procent van de gezinnen met de allerlaagste inkomens ook goed voor 10 procent van het beschikbaar inkomen. Of met andere woorden: de zowat 92.000 rijkste huishoudens verdienden samen evenveel als de 1,4 miljoen huishoudens met het laagste inkomen.

Bekijk het interview met Roeland Beerten, hoofdstatisticus van de NBB.

De grootste ongelijkheid zit bij de één procent huishoudens met het allerhoogste beschikbaar inkomen. Concreet gaat het om gezinnen met een inkomen van gemiddeld 430.000 euro per jaar. Met beschikbaar inkomen wordt inkomen uit arbeid bedoeld, maar ook uit vermogen (intresten, dividenden,…) of uitkeringen, minus de belastingen en sociale bijdragen. Gerealiseerde meerwaarden – denk aan de verkoop van aandelen met winst – zijn niet inbegrepen in die cijfers.

Gunstig fiscaal regime

Wat blijkt nu: hoe hoger dat beschikbaar inkomen, hoe meer van dat inkomen wordt betaald aan belastingen en sociale bijdragen. Dat geldt evenwel niet voor de één procent hoogste inkomens. Dat komt omdat hun inkomen voor een groot deel bestaat uit inkomen uit vermogen. En die inkomsten genieten van een gunstig fiscaal regime en zijn vrijgesteld van sociale bijdragen, “waardoor de belastingdruk op de hoogste inkomens wordt verlicht, wat bijdraagt aan de toenemende ongelijkheid”, zo klinkt het bij de Nationale Bank. “Relatief beschouwd dragen de sterkste schouders niet de zwaarste lasten”, zegt NBB-directeur Géraldine Thiry.

Die ongelijkheid wordt wel afgezwakt door allerlei sociale transfers in natura. Dat gaat bijvoorbeeld om onderwijs, gezondheidszorg of cultuur. “Die sociale overdachten spelen een cruciale rol bij het afzwakken van ongelijkheden en verbeteren van de levensstandaard van lage-inkomensgroepen”, zegt de Nationale Bank.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content