Moet u wel naar de Raad voor de Mededinging?
Minister Fientje Moerman mag dan wel de Raad voor de Mededinging versterken, die Raad moet zich bezighouden met dossiers die in 70 % van de gevallen niet eens relevant zijn voor het mededingingsbeleid. Ondertussen glippen te veel belangrijke dossiers door de mazen van het net.
(1) “Merger Review: How much of industry is affected in an international perspective?”, Patrick Van Cayseele, Jozef Konings, Jan De Loecker, Center for Economic Studies, DPS 03.15, December 2003.
(2) “The dynamics of industrial mark-ups in two small open economies: Does national competition policy matter?”, Jozef Konings, Patrick Van Cayseele, Frederic Warzynski, International Journal of Industrial Organization, 19 (2001).
Van alle potentiële fusie- en overnameoperaties tussen uitgeverijen en/of drukkerijen moet nauwelijks 0,75 % vooraf eerst de goedkeuring krijgen van de Belgische mededingingsautoriteiten. De tabaksfabrikanten daarentegen moeten bijna 36 % van alle potentiële fusieoperaties eerst melden aan de Raad voor de Mededinging. “In sommige sectoren lopen de CEO’s de deur van de Raad plat, terwijl men in andere sectoren zowat kan doen wat men wil,” zegt Patrick Van Cayseele, voorzitter van het departement Economie aan de KU Leuven en als expert lid van de Raad. Samen met professor Jozef Konings (KU Leuven) en Jan de Loecker (KU Leuven en Harvard) onderzocht hij hoeveel van de Belgische én Europese potentiële fusieoperaties uit de industriële sectoren eerst langs de mededingingsautoriteiten moeten passeren (1).
De opgetekende verschillen tussen de sectoren (zie tabel) zijn ergens logisch, aangezien de schaalvoordelen en dus de gemiddelde grootte van de bedrijven van sector tot sector verschillen. In elk geval is het zo dat wie in België een omzet van minstens 15 miljoen euro boekt, en na een fusieoperatie minstens 40 miljoen euro haalt, eerst de goedkeuring van de Raad moet krijgen voor die operatie.
Maar die verschillen zijn ook allesbehalve billijk. Ten eerste omdat de aanmeldingskosten niet gering zijn. Reken op 100.000 euro bij een grote Belgische operatie. De lasten zijn dus heel ongelijk verdeeld over de sectoren. En ten tweede: ook kleinere bedrijven kunnen in hun niche een dominante positie, zelfs bijna een monopoliepositie bezetten, maar zij hebben door hun beperkte omzetcijfers niet de minste meldingsplicht. Omgekeerd is het best mogelijk dat er bij een fusieoperatie tussen grotere bedrijven geen vuiltje aan de lucht is omdat ze in een pan-Europese markt opereren, of omdat concurrenten makkelijk toegang hebben tot de betreffende markt.
Marktaandeel of omzet?
De remedie is eenvoudig, zegt Patrick Van Cayseele.”We moeten teruggrijpen naar het marktaandeel als relevant criterium of een bedrijf een operatie eerst moet melden of niet. Baken de relevante markt af en kijk dan hoe dominant een bedrijf daar is.” België stapte in 1995 af van dat criterium omdat het afbakenen van die markt moeilijk is, en vooral omdat dit het onderzoek zelf al zou zijn. “Het afbakenen van de markt is een element in het onderzoek om uit te maken of een fusieoperatie kan of niet kan,” zegt Van Cayseele. “En via marktdrempels detecteren we meteen de relevante dossiers. Nu moeten we in de Raad dossiers onderzoeken die de mededinging totaal niet in het gedrang brengen. Er is zelfs een speciale categorie naar genoemd: de nulplussen. Interbrew is bijvoorbeeld zó groot dat het elk dossier moet aanmelden, ook al koopt het morgen een spaghettifabrikant.”
“Tot 70 % van de zaken die nu bij de Raad belanden, zijn niet relevant voor het mededingingsbeleid,” bevestigt Jan Steenland, juridisch adviseur van het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO). “Maak de meldingscriteria dus zo dat alleen de relevante dossiers op het bureau van de Raad belanden. Maar of dat via een marktaandeelcriterium moet gebeuren, laat ik in het midden. Een hogere omzetdrempel zou bijvoorbeeld hetzelfde resultaat kunnen opleveren.”
De Raad voor de Mededinging evalueert nu weliswaar jaarlijks de omzetdrempels. “En de Raad doet dat zeer secuur, maar hij doet dat op basis van de werklast en dus niet op basis van economische criteria,” zegt Patrick Van Cayseele. Het is hilarisch te noemen dat de werkdruk bij de Raad de strengheid van het Belgische mededingingsbeleid bepaalt. De baten van een doeltreffend mededingingsbeleid zijn potentieel nochtans heel hoog. De conservatiefste schatting gaat uit van een jaarlijkse winst van 0,1 % van het bruto binnenlands product ( nvdr – een winst van 250 miljoen euro per jaar). In de meest optimistische schatting gaat het zelfs om enkele procenten van het BBP per jaar, op voorwaarde uiteraard dat het mededingingsbeleid erin zou slagen de marktmacht van fuserende bedrijven in te perken (2).
Aandacht voor prijsafspraken
Dat minister van Economie Fientje Moerman ( VLD) de Raad versterkt én de aandacht wil verschuiven van fusieoperaties naar kartelvorming en prijsafspraken, juicht Van Cayseele toe. “De Raad heeft zich de voorbije tien jaar nog nooit met dergelijke klachten kunnen bezighouden, bij gebrek aan mankracht. Die klachten liggen er al jaren, en dat zijn belangrijke dossiers omdat de industrie ze spontaan aanhangig maakt.”
In heel Europa, trouwens, zijn de criteria die een bedrijf al of niet naar de mededingingsautoriteit verwijzen een zootje. Elk land hanteert andere criteria, die vaak worden bepaald aan de hand van het betere nattevingerwerk. Het gevolg is dat het ene bedrijf nauwelijks wat kan doen zonder langs de mededingingsautoriteiten te passeren, terwijl de collega/concurrent uit een ander land de handen nagenoeg vrij heeft. Van Cayseele: “Het zou billijker zijn om op Europees niveau de relevante markten voor elk product af te bakenen en dan gelijke meldingspercentages af te spreken.”
Daan Killemaes
De Raad wil criteria invoeren om irrelevante dossiers te weren. Maar moet dat dan op basis van het marktaandeel of op basis van de omzet van de bedrijven gebeuren?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier