Mobiliteitsbudget is weer in beweging
Via het mobiliteitsbudget kunnen werknemers hun bedrijfswagen inruilen voor een pakket met duurzame vervoersoplossingen. Een nieuw wetgevend initiatief moet die maatregel een duw in de rug geven.
Het mobiliteitsbudget is een virtueel bedrag dat werknemers kunnen spenderen aan duurzamere vervoersoplossingen dan de klassieke bedrijfswagen. Ze kunnen het budget verdelen over drie pijlers, die elk een eigen sociale en fiscale behandeling ondergaan: een milieuvriendelijke bedrijfswagen, alternatieve vervoersvormen en kosten voor de huisvesting, en een cashbedrag. Op 26 oktober werd een wetsvoorstel om het mobiliteitsbudget uit te breiden en te vereenvoudigen goedgekeurd in de commissies Financiën en Sociale Zaken. De nieuwe regeling gaat in op 1 januari 2022 en werkt een aantal pijnpunten weg.
Vandaag mag een werkgever pas een mobiliteitsbudget invoeren wanneer hij gedurende een ononderbroken periode van minstens drie jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de introductie van de maatregel, bedrijfswagens ter beschikking stelde aan een of meer werknemers. Voor starters geldt een uitzondering. Ook de werknemer moet rekening houden met een wachtperiode.
“De voorwaarde voor werkgevers blijft behouden”, zegt Veerle Michiels, juridisch adviseur en mobiliteitsexpert bij de hr-dienstenverlener SD Worx. “De wachtperiode voor de werknemer verdwijnt. Daardoor kan een medewerker die bijvoorbeeld na een promotie in aanmerking komt voor een bedrijfswagen onmiddellijk instappen in het mobiliteitsbudget.”
De tweede pijler
Vandaag is een werkgever volgens de letter van wet niet verplicht elk van de drie pijlers van het mobiliteitsbudget aan te bieden aan zijn werknemers. De nieuwe wet verplicht werkgevers vanaf volgend jaar een aanbod in de tweede pijler van de alternatieve vervoersvormen en de kosten voor huisvesting aan te reiken. De werknemer is nog altijd vrij om daar al dan niet voor te kiezen.
Voor de tweede pijler voorziet het wetsontwerp ook in een aantal nieuwe of uitgebreide bestedingsmogelijkheden, zoals parkeerkosten die verband houden met het gebruik van het openbaar vervoer en abonnementen voor het openbaar vervoer voor inwonende gezinsleden. Nog een opvallende uitbreiding is een voetgangerspremie van maximaal 0,24 euro per kilometer voor de woon-werkafstand die een werknemer te voet of met een voortbewegingstoestel zoals een step aflegt.
Onder- en bovengrens
Veerle Michiels: “Om misbruiken te voorkomen krijgt het mobiliteitsbudget een onder- en een bovengrens: 3.000 euro en 20 procent van het brutoloon, met een maximum van 16.000 euro per jaar. Voor lopende mobiliteitsbudgetten moeten werkgevers zich vóór 1 januari 2023 in regel stellen met die nieuwe begrenzing.”
Werknemers die vanaf 2026 instappen in het mobiliteitsbudget, zullen in de eerste pijler enkel nog een auto kunnen kiezen die geen CO2 uitstoot. “Daarmee wil de regering gelijke tred houden met de plannen om vanaf dan alleen nog de kosten verbonden aan emissievrije wagens fiscaal aftrekbaar te houden in de vennootschapsbelasting”, zegt Veerle Michiels. Vanaf 2026 zou de zero-emissienorm ook gelden voor alle gemotoriseerde voertuigen in de tweede pijler, het autodelen en de huur van een wagen met chauffeur.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier