Minister Ben Weyts (N-VA) over de kwaliteit van het onderwijs: ‘De tijd van vrijblijvendheid is voorbij’
Nu hij de kopzorgen van het corona-onderwijs van zich af kan schudden, kan Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) focussen op de kwaliteit. En op het nijpende lerarentekort. “We willen af van het idee dat iemand na een rist mislukte opleidingen altijd nog leraar kan worden.”
Sinds Ben Weyts in oktober 2019 de Vlaamse minister van Onderwijs werd, heeft hij zich vooral veel bezig moeten houden met de coronacrisis. Niet echt business as usual dus. Toch heeft het er stilaan de schijn van dat de N-VA-minister de onderwijstanker van richting laat veranderen. De praktijktest voor zijn beleid komt pas de komende jaren, maar Weyts kreeg in elk geval de sociale partners zover dat de evaluatieprocedures voor leerkrachten strenger worden. Zo wordt het eindelijk mogelijk om de uitwassen van het systeem van de vaste benoeming in het onderwijs aan te pakken. “Ik denk dat we de fundamenten in een paar grote werven hebben gelegd”, zegt Weyts. “Dat gaat over de vaste benoeming, maar ook over het inschrijvingsdecreet, het Leersteundecreet dat het M-decreet vervangt en de Digisprong.”
Zowel de katholieke onderwijskoepel als het gemeenschapsonderwijs klaagt over een nijpend lerarentekort. Volgens Lieven Boeve, de topman van het katholiek onderwijs, is dat zelfs het grootste probleem van ons onderwijs. Heeft hij gelijk?
BEN WEYTS. “Voor mij is de kwaliteit van het onderwijs de hoogste prioriteit, al is het lerarentekort daar natuurlijk onlosmakelijk mee verbonden. Zonder voldoende goed opgeleide leerkrachten kun je de onderwijskwaliteit niet garanderen.”
Koen Pelleriaux, de nieuwe topman van GO!, stelt voor dat leerkrachten zich specialiseren in een stukje van hun takenpakket. Kan differentiatie helpen om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken?
WEYTS. “Differentiëren kan al. De discussie over wat de onderwijsopdracht moet inhouden, is al vaker gevoerd. In het secundair onderwijs, vooral in de vakwerkgroepen, kunnen de leerkrachten perfect de taken verdelen. Dat gebeurt ook op verschillende plaatsen.
“Het is een nobel voorstel, maar de echte sleutel om het lerarentekort aan te pakken is nieuwe profielen aan te trekken. Nadat eerdere voorstellen bij de Raad van State zijn gesneuveld, is het deze regeerperiode gelukt om zij-instromers een beter perspectief te geven. Voor een aantal knelpuntvakken kunnen ze nu al tot acht jaar anciënniteit meenemen naar het onderwijs. Dat levert al snel een loonvoordeel van netto 300 euro op. Voorlopig gaat het om leerkrachten in het basisonderwijs, wiskundeleraars, leraren Frans en Nederlands en wetenschappen. Dit najaar breiden we die lijst met knelpuntberoepen uit.”
Zullen die zij-instromers volstaan om de kwaliteit te verbeteren?
WEYTS. “Het is maar een van de dingen die we doen. Om de vicieuze cirkel van dalende kwaliteit te doorbreken, is het ook nodig de kwaliteit van de lerarenopleiding op te krikken. We willen af van het idee dat iemand na een rist mislukte opleidingen altijd nog leraar kan worden. Daarom wil ik gevolgen koppelen aan de verplichte ijkingsproef voor de lerarenopleiding. Nu maakt het niet uit of je die test ernstig invult, dan wel een tekening van Mickey Mouse maakt. Die toets moet geen echte toelatingsproef worden, maar ik wil wel dat er bij tekorten een engagement wordt genomen om ze aan te pakken.”
U wilt de uitstroom van jonge leerkrachten ook beteugelen door te sleutelen aan de vaste benoeming. Waarom schaft u ze niet gewoon af?
WEYTS. “Je kunt de vaste benoeming vervloeken, maar er zijn ook goede kanten aan. In een scenario zonder vaste benoeming, duw je 150.000 leerkrachten elke zomer in de onzekerheid. Zullen ze wel een volledig uurrooster of volledig loon hebben? Nu heeft een grote groep die zekerheid, terwijl een kleine groep van leerkrachten die nog niet vast benoemd zijn, in de onzekerheid blijft.
“Er zijn inderdaad uitwassen waarbij onkundige en onwillige leerkrachten het systeem van de vaste benoeming misbruiken. Hoewel het onmogelijk leek, heb ik daarover een deal met de sociale partners gesloten. We willen het mogelijk maken dat jonge leerkrachten nu al na een jaar uitzicht krijgen op een de vaste benoeming. Daar staat tegenover dat de evaluatieprocedures aangescherpt worden, zodat de directies niet langer machteloos staan als ze iemand willen ontslaan. Tot op heden was daar geen beginnen aan.”
De tanende onderwijskwaliteit is allicht niet verbeterd tijdens corona. U zult niet de geschiedenisboeken ingaan als de minister die de PISA-scores verbeterd heeft.
WEYTS. “Ik maak me geen illusies. De onderwijskwaliteit verbeteren zal een geleidelijk proces zijn. Maar het probleem erkennen is wel de eerste stap. In het verleden werden de PISA-resultaten weleens gerelativeerd. Toen ik met mijn ministerschap begon, gingen we al voor de zestiende keer achteruit in de rankings. Ik vond dat het tijd was om die tendens eindelijk serieus te nemen.
“Ik zie drie speerpunten. Ten eerste: een focus op het Nederlands. Dat is de basis, waarmee alles begint. Nederlands maakt alle andere vakken mogelijk. We leven in een diversere samenleving dan twintig jaar geleden. We moeten verhinderen dat kinderen aan het lager onderwijs beginnen met een taalachterstand. Wie start met een achterstand zal die alleen maar groter zien worden. Ook in andere vakken. Daarom starten we dit jaar met de taalscreening voor kleuters. Dat is gekoppeld aan een schoolplicht vanaf vijf jaar. Die Koala-taaltest kan worden afgenomen van begin oktober tot eind november. Dat geeft dan een schooljaar om kinderen met een taalachterstand bij te spijkeren. Aan het einde van dat traject kan een klassenraad bovendien adviseren om de overstap naar het lager onderwijs uit te stellen. Ouders hoeven zich daar niet bij neer te leggen, maar wie toch start, kan dat enkel als een taalbad wordt gevolgd. De tijd van vrijblijvendheid is voorbij.
“Ten tweede zijn er de aangescherpte eindtermen. We leggen de lat hoger. Het zijn de minimumdoelen van wat kinderen moeten kennen en kunnen. Hoe kinderen dat leren, is de keuze van de scholen en de koepels. De vrijheid van onderwijs blijft dus bestaan, maar de lat ligt dus wel hoger.
“Ten slotte zijn er de peilingsinstrumenten. U wilt de leerachterstand door corona kennen? Eigenlijk hebben we als overheid geen instrumenten om dat te meten. De koepels hebben wel eigen instrumenten om de kwaliteit van hun scholen te meten. Uiteraard blijkt daaruit meestal dat ze het wel goed doen. Ik wil dat alle scholen zichzelf een objectieve spiegel kunnen voorhouden. Dat lijkt me een basiselement voor het verbeteren van de kwaliteit. Daarom ontwikkelen we centrale toetsen, die we willen afnemen in het vierde en het zesde leerjaar in het basisonderwijs, en in het tweede en het zesde middelbaar.”
Waarom komen de eerste tests er pas in 2024?
WEYTS. “Omdat uniforme proeven wetenschappelijk gevalideerd moeten zijn. Ik wil vermijden dat discussie ontstaat over de inhoud van die toetsen. De discussie moet gaan over de resultaten, niet over de invoering van het centraal examen. Daarom zijn bij het consortium dat aan die toetsen werkt, zowat alle onderwijsexperts in Vlaanderen betrokken.”
De katholieke koepel verzet zich wel tegen de invoering van de eindtermen. Ze zijn te gedetailleerd, klinkt het. Hebt u daar begrip voor?
WEYTS. “Ik betreur dat. Vlaanderen investeert 15 miljard euro in onderwijs, een kwart van de begroting. Maar de output is niet navenant. Als de kwaliteit niet is wat we verlangen van het onderwijs, dan moeten we ingrijpen. Zijn de aangescherpte eindtermen een garantie op succes? Neen, maar ik weet wel zeker dat alle vrijblijvende recepten uit het verleden niet hebben gewerkt. De tijd van ieder zijn ding laten doen, is voorbij. De belastingbetaler heeft recht op betere resultaten.
“Ik vind het maar normaal dat de Vlaamse samenleving mag bepalen wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Daarvoor betalen we, als maatschappij genoeg. Het is zowat de enige voorwaarde in het contract dat we met ons onderwijsveld afsluiten. De manier waarop kinderen die kennis krijgen, welke handboeken ze gebruiken, welke tijdsbesteding per vak, dat valt allemaal onder de vrijheid van onderwijs.”
Voor u is het dus prima als katholieke scholen de lessen Nederlands verplaatsen naar de godsdienstles?
WEYTS. (lacht) “Als die godsdienstles in het Nederlands doorgaat, zou dat in theorie kunnen. Weet je, ik ben niet doof voor tegenargumenten. Het kan best zijn dat de honderden eindtermen hier en daar te scherp zijn geformuleerd. Alleen is dit werkstuk het resultaat van twee jaar werk van experts en de koepels. Zij hebben de eindtermen uitgewerkt. Maar net om ervoor te zorgen dat de eindtermen met de realiteit sporen, hebben we ook een praktijkcommissie opgericht die de theorie en de praktijk met elkaar moet matchen. Die aanpak kan zelfs leiden tot de aanpassing van bepaalde eindtermen of procedures. Bovendien komt er een gedoogperiode van twee jaar. Scholen krijgen twee jaar de tijd om de eindtermen geleidelijk te implementeren.
“Maar voor de duidelijkheid: talmen heeft geen zin, we moeten absoluut aan de slag met de eindtermen om de lat in het onderwijs hoger te leggen. De schorsingsprocedure die het katholiek onderwijs aanhangig had gemaakt voor het Grondwettelijk Hof, is afgewezen. In een rechtstaat is het vanzelfsprekend eenieders recht om beslissingen aan te vechten, maar niemand heeft baat bij een juridische marathon.”
Het Franstalig onderwijs kiest voor een kortere zomervakantie. Onderwijsexperts vinden inderdaad dat die te lang duurt. Waarom bent u niet gevolgd?
WEYTS. “Ik wil geen debat uit de weg gaan, maar nu heb ik andere prioriteiten. Misschien moeten we eerst maar eens het lerarentekort en de onderwijskwaliteit aanpakken. Bovendien overstijgt het debat over de ingekorte vakantie het onderwijs. Je grijpt in op het persoonlijke leven van de ouders en de organisatie van het bedrijfsleven. Ik vind het verkeerd om snel-snel zo’n idee in beleid om te zetten. Ik heb advies gevraagd aan de SERV en VLOR, maar wil niet over één nacht ijs gaan.
“Los daarvan proberen we de zomerscholen structureel te verankeren. Het is een van de positieve gevolgen van corona. Dat geldt ook voor de investering van 385 miljoen euro in de Digisprong. Voor de zomerscholen trekken we nu een budget van 10 miljoen per jaar uit. Vorig jaar was het succes matig, maar dit jaar hebben de zomerscholen wel 11.000 kinderen op 180 locaties bereikt. En het werkt. Leerkrachten zeggen mij dat ze in de klas moeiteloos de kinderen eruit halen die een zomerschool hebben gevolgd.”
Fijn, maar zijn dat dan de kinderen die het ook meeste nodig hadden?
WEYTS. “Uit de eerste resultaten blijkt van wel. We bereiken veel kinderen met een effectieve leerachterstand, waarvan vele niet Nederlands als thuistaal hebben. Maar het is wel een subtiel spel: je wilt de juiste mensen een stimulus geven zonder dat de zomerscholen een stigma worden. Ze zijn geen alternatief voor een herexamen.”
U hebt ook de dubbele contingentering naar de prullenmand verwezen. Vrij vertaald, mogen scholen hun sociale mix weer zelf bepalen.
WEYTS. “Er is een politiek akkoord over de grote principes, maar dat moet nog verder ingevuld worden. Ik denk dat het belangrijk is dat we voor de inschrijving in scholen afstappen van een dwangmatige voorrang voor bepaalde groepen. Dat heeft tot veel frustratie en ergernis geleid. We bieden elke onderwijszone met een capaciteitsprobleem wel nog de mogelijkheid voorrangsgroepen aan te wijzen. Het lokale draagvlak is belangrijk. De gemeenteraad moet zo’n beslissing bekrachtigen. We willen meer de lokale problematiek laten spelen, in plaats van algemene voorrangsprincipes te bepalen.”
Leidt dat niet tot concentratiescholen en inschrijvingsfiles voor de poort van populaire scholen?
WEYTS. “Sommige scholen zullen altijd populairder zijn dan andere. En dat is maar goed ook. Het komt de onderwijskwaliteit ten goede. De scholen waar mensen staan aan te schuiven, zullen altijd de scholen zijn waar de kwaliteit beter is. Dat zie ik niet veranderen.”
Intussen blijft de roep om STEM-profielen luid klinken. Dreigt die aandacht andere richtingen in de verdrukking te duwen?
WEYTS. “Dat denk ik niet. Er is nog altijd een grote vraag naar STEM-profielen. Het onderwijsaanbod moet zich ook richten op wat de samenleving nodig heeft. We stellen vast dat ons actieplan van de afgelopen jaren wel meer meisjes heeft laten kiezen voor een STEM-richting, maar de instroom in de technische en beroepsopleidingen blijft te beperkt. Daar moeten we meer aandacht aan besteden. Daarom werken we samen met Hilde Crevits aan een nieuw STEM-actieplan.”
De regeerperiode is halfweg. Bent u tevreden en wat staat nog op uw todolijstje?
WEYTS. “Uitzichtloze dossiers aanpakken, doe ik graag. Ik denk niet ik de eerste signalen van een opflakkerende kwaliteit deze regeerperiode nog zal meemaken. Realiteitszin verhindert mij om daar te voluntaristisch over te zijn, maar ik hoop wel dat we de fundamenten hebben gelegd. Om te bepalen of ik uiteindelijk tevreden zal kunnen terugblikken, is het nog wat vroeg, maar we zijn de tanker stilaan wel in de goede richting aan het keren.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier