Mijn Restaurant: beste ode aan ondernemers in jaren

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Je moet tegenwoordig in dag- en weekbladen verkondigen in welke restaurants je graag eet. Je moet er dan in detail bij vertellen welk wijntje je drinkt en waarom jouw keuze echt authentiek is. Een van mijn (talrijke) lievelingsrestaurants is de Hymalaya, tegenover het station van Leuven. Wat wil je als je werkgever een tweecampussenbeleid voert en je dus ‘s morgens in Gent vergadert en ‘s namiddags in Leuven lesgeeft. In de trein van Gent naar Leuven kan je een uur comfortabel werken en de dagschotel in de Hymalaya is heel lekker en vooral heel snel. En goedkoop. Veel waar voor je geld! De cola-light is er lekker en fris. Time is money, ook voor een managementprof. Twee weken geleden zaten er twee heren te lunchen en het onderwerp van hun geanimeerde discussie was: ‘Mijn Restaurant’. Iedereen in Vlaanderen lijkt al wel de kansen van The Red Pepper in Oostende (te licht bevonden) en d’Hooge-school in Leuven te hebben gewikt en gewogen.

Moderne televisie draait om formats. En het format van ‘Mijn Restaurant’ is supereenvoudig. Vijf ‘koppels’ kunnen een restaurant openen, een ongenadige jury met topchef Peter Goossens wikt en weegt, het publiek mag zich failliet sms’en. In tegenstelling tot het originele Australische format ligt de nadruk veel minder op de verbouwingsperikelen, maar vooral op de human interest. De omgeving van een restaurant met zijn veeleisende klanten, zijn stress in de keuken, zijn duidelijke kwaliteitseisen leent zich tot spannende, herkenbare en best leuke televisie. Dat het format eindeloos gemolken wordt met cliffhangers allerhande (wat zegt de jury? wie moet zijn restaurant sluiten?) vlak voor de reclameblokken, moet je er als kijker maar bijnemen. Ook zendtijd is money.

Tientallen vergaderingen hebben plaatsgevonden om ondernemers in Vlaanderen een gunstiger imago te geven dan Boma bij FC De Kampioenen of Vorlat bij Stille Waters. En kijk, een programma dat geen enkele bedoeling had om het publiek te sensibiliseren voor ondernemerschap doet dit wonderwel. Plots begrijp je hoe uitdagend, boeiend, vermoeiend en soms dramatisch (in de betekenis van een echt ‘drama’) ondernemen wel is. Je ziet hoe klanten veeleisend kunnen en mogen zijn. Je ervaart uit eerste hand waarom passie noodzakelijk is. Je leert hoe je als ondernemer onafwendbaar van je mensen afhangt (de ontslagen vliegen in het programma frequenter in het rond dan bij The Apprentice met Donald Trump, you’re fired), en je ervaart lijfelijk hoe nederlaag heel dicht bij overwinning ligt. De hoogtepunten uit het programma zouden een schitterende cursus ondernemerschap kunnen vormen.

Merkwaardig is hoe het brede publiek snel leert. Restauranthouders worden sinds de start van het programma geconfronteerd met een opgevoed publiek: dat kan toch niet, tien minuten wachten op brood. Is hier wel voldoende respect voor het voedsel? Spatjes saus op de rand van het bord? En veel klanten hebben ook meer begrip voor de waanzinnige eisen die aan een topkeuken worden gesteld. Een eigen restaurant is ondernemen in zijn volle dimensie: boekhouding, hygiëne, positionering, omgaan met klachten, integrale kwaliteit, enzovoort.

Dit soort programma’s heeft nog een tweede kenmerk. Er wordt weer getoond hoe het beter kan. Je ziet de overblijvers in deze darwinistische strijd met reuzenschreden vooruitgaan. Je ziet de wet van de remmende voorsprong: het restaurant dat voorlag, presteert wat zwakker. De bakken kritiek door (pseudo-)experts worden emotioneel afgewezen, maar worden wel constructief verwerkt. Vele televisieprogramma’s propageren vooruitgang en kwaliteit. Het zijn vaak schitterende odes aan de lerende organisatie. Zangers uit Idool en Star Academy moeten beter leren zingen en bereiken tegen de finale vaak een professioneel niveau, zwaarlijvigen verliezen kilo’s en worden fanatieke sporters, klungelaars op de schaats dansen weldra sierlijke pirouetten, lelijken worden mooi en slechte mama’s en papa’s worden modelouders. We kunnen daar maatschappelijk alleen maar blij om zijn. Dat zijn rolmodellen die kunnen tellen en gezien het belerende toontje nooit rechtstreeks tot de kijker gericht wordt, leert die lekker en comfortabel mee. Een restaurantbezoek zal na ‘Mijn Restaurant’ nooit meer hetzelfde zijn.

Dit soort inzichten heeft verregaande gevolgen voor een overheidsbeleid. Waarom fortuinen uitgeven om kunstmatige projecten rond de bevordering van entrepreneurship als er ‘gratis’ successtory’s op televisie verschijnen? Kunnen we dan niet beter de bestaande successen hanteren? Laat de overheid maar het boek ‘succes in zaken’ subsidiëren aan de hand van ‘Mijn Restaurant’. Misschien kan een creatief genie wel een interactieve dvd maken met het beeldmateriaal. Televisie is een krachtig medium. Maar het heeft zijn eigen wetmatigheden. Die forceren voor een hoger doel, hoe edel ook, werkt zelden of nooit. In ‘Mijn Restaurant’ heet dat: respect voor het voedsel. Dat geldt ook voor televisieprogramma’s op bestelling.

DE AUTEUR IS HOOFDDOCENT AAN DE UNIVERSITEIT GENT EN PARTNER VAN DE VLERICK LEUVEN GENT MANAGEMENT SCHOOL.

Marc Buelens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content