‘Microkrediet moet je zuinig toedienen’
“Microkrediet is als een likeur. Je moet het omzichtig toedienen, met respect voor de gebruiker.” Loïc De Cannière van de Vlaamse fondsenbeheerder voor microfinanciering Incofin distantieert zich van de uitwassen in de sector.
Is na de subprimekredieten en de grootbanken de microfinanciering aan de beurt als bedenkelijk financieel vehikel? Tot eind vorig jaar leken microfinancieringfondsen nog immuun voor de bankencrisis en konden ze vrij vlot kapitaal ophalen. Incofin sloot 2010 af met een totaal van 274 miljoen euro aan fondsen in beheer.
Maar sinds de kritiek op microfinanciering als hefboom naar ondernemerschap onder de armsten der armen, moet Loïc De Cannière de boer op om zijn product te verdedigen. “Investeerders zetten microfinanciering on hold tot de hemel weer opklaart. Ik reis heel Europa af om de wolken te verdrijven.”
Als verantwoordelijke voor projectfinanciering bij het baggerbedrijf DEME bouwde De Cannière jaren expertise op van een specialist in duurzaam mondiaal bankieren. Geconfronteerd met armoede in de wereld en met verhalen in het achterhoofd van zijn nonkel-pater in Rwanda, greep de bedrijfsmanager de kans om microfinanciering in België op het menu te zetten.
De Cannière bouwde Incofin uit tot een succesvolle beheerder van zes microfinancieringsfondsen in 38 landen. Zij verschaffen aan 5 miljoen klanten voor bijna 160 miljoen euro leningen via 90 lokale microfinancieringsinstellingen (MFI). Aandeelhouders van de fondsen in beheer van Incofin zijn, naast een reeks Belgische bedrijven en particulieren, onder meer de Wereldbank, de Europese Investeringsbank, de Belgische federale overheid (BIO), VDK Spaarbank, KBC en BNP Paribas, tot en met een pensioenfonds uit Noorwegen, KfW en FMO, de Nederlandse en Duitse ontwikkelingsbanken.
Het basisidee van microfinanciering is even nobel als bekend. Een microfinancieringsinstelling (MFI) leent aan lokale kleine ondernemers (ongeveer driekwart) of aan zij die het willen worden (ongeveer een kwart) kleine kredieten, variërend van zo’n 30 tot pakweg 500 euro. Zij kopen er een kip of koe mee die hen eieren, melk of vlees levert, irrigeren er hun landbouwgrond mee of wat dan ook.
De microkredietinstellingen waarmee Incofin in zee gaat, hanteren een rentevoet van om en bij 26 procent. Dat hoge tarief is volgens Loïc De Cannière te wijten aan de kleinschaligheid van de leningen. (Zie kader Microfinancier of sociaal assistent) “Het gaat om zeer veel, maar kleine klanten die allemaal gecontroleerd moeten worden op hun kredietwaardigheid en persoonlijk begeleid en opgeleid worden in bedrijfsbeheer. Daar kruipen hoge personeelskosten in.”
Met die zorg om de eindgebruiker nemen niet alle marktspelers het zo nauw. Een Panorama-reportage toonde aan hoe zelfs Muhammad Yunus niet vrijuit gaat. Met zijn Grameen Bank is de Bengalees grondlegger en ontwikkelaar van microfinanciering, hij kreeg er in 2006 de Nobelprijs voor de Vrede voor. Op een markt van naar schatting 150 miljoen gebruikers en 10.000 MFI’s tonen ook cowboys hun krachten. Ze hanteren dezelfde of hogere rentevoeten als fatsoenlijke collega’s, maar malen niet zozeer om kredietwaardigheid en economische minimumopleiding van hun klanten. Ze slaan strak de zweep en komen veel te snel hun centen halen. Aan hun werkwijze hangt een muf geurtje.
TRENDS. Klopt het dat ruim de helft van microkredieten dient voor consumptie en niet voor investeringen?
LOÏC DE CANNIÈRE (INCOFIN). “Ik kan u met de hand op het hart zeggen dat 90 procent van onze middelen in investeringen wordt gepompt. Dat komt omdat onze MFI’s niet zomaar geld toekennen aan behoeftige mensen die het voor hun directe overleven gebruiken en dus opsouperen. Onze kredietinstellingen kijken naar het geheel van inkomstenbronnen van een familie en ontlenen een som die daarmee in verhouding staat. Het kan natuurlijk wel dat onze centen in eerste instantie naar consumptie gaan of naar schoolgeld voor de kinderen, maar dan alleen als eigen inkomsten van de ondernemer naar zijn zaak blijven stromen, zij het iets later.”
In microfinanciering bestaan individuele leningen en groepsleningen. Waaraan geeft Incofin de voorkeur?
DE CANNIÈRE. “Wij werken het liefst, maar niet uitsluitend, met individuele kredietverstrekkingen. Bij groepsleningen tekenen de leden een verklaring dat ze garant staan voor elkaar. Het gaat meestal om vrouwen omdat je er beter op kan rekenen dat zij de lening terugbetalen. Maar soms moeten de andere leden bijspringen. Dat kan sociale spanningen veroorzaken en economische drama’s. Doordat die vrouwen op regelmatige basis moeten samenkomen voor overleg, verliezen ze ook telkens kostbare tijd voor hun zaak. Microkredietinstellingen controleren bij groepsleningen de indivi-duele kredietwaardigheid niet, precies omdat de leden elkaar al vertrouwen. Wij vinden dat de MFI op die manier de kosten die voor haar rekening zijn, afwimpelt op de lokale bevolking. Incofin vindt precies de individuele opvolging en controle het basisidee van microfinanciering. Daarbij hoort ook een rudimentaire opleiding voor de klant over elementair boekhouden, zaakvoeren en hygiëne bijvoorbeeld.”
Hoe controleert Incofin dat uw microkredietinstellingen correct handelen?
DE CANNIÈRE. “We werken met duidelijke criteria, zoals de impact van MFI’s op de plaatselijke economie, de finan-ciële toestand, de bewezen prestaties en de toekomstperspectieven. De kwaliteit van het management achten we van het allergrootste belang. Dat management moet een passie en sociale ingesteldheid uitstralen waar wij ons achter kunnen scharen. Voor we beslissen met een MFI een contract af te sluiten, sturen we eerst twee tot drie mensen ter plekke om gedurende enkele dagen de boeken te controleren en veel gesprekken te voeren met het management. In die tien jaar hebben we een gezamenlijk aanvoelen ontwikkeld voor wat zo’n management moet uitstralen.”
Houdt u zelf voeling met kleine ondernemers?
DE CANNIÈRE. “Mijn hoofdtaak bestaat erin nieuwe investeerders te zoeken en nieuwe fondsen op te richten. In die zoektocht probeer ik overal ter wereld zoveel mogelijk met de eindgebruikers te spreken. Ik heb ooit deelgenomen aan een Duits programma waarin bedrijfsleiders en politici een week logeren bij een microkredietbedrijf. Ik belandde bij een aardappel- en maniokboer in Oeganda. Hij had met zijn familie een microkrediet genomen om een kippenbedrijf te starten, maar helaas ging dat door de vogelgriep over de kop en moest zijn vrouw gaan werken als verpleegster om het krediet terug te betalen.
“Daaruit heb ik onthouden dat je kredieten zuinig moet toebedelen, want met een tegenslag belanden mensen in schulden. Het ergst om te zien, zijn microkredietinstellingen die roekeloos hun kredieten plaatsen, zonder de kredietwaardigheid van de klant na te gaan. MFI’s waarvan de groei spectaculair is, vinden wij dan ook verdacht. Een microkrediet is als een likeur: je mag het niet te omstandig toedienen.”
Microfinanciering gaat naar kleine bedrijfjes die in de informele sector meer van hetzelfde toevoegen zodat de concurrentie dodelijk wordt en niet de voorwaarden creëert om door te groeien naar een kmo?
DE CANNIÈRE. “De macro-economische bijdrage van microfinanciering is beperkt, dat klopt. Investeerders vragen om in te zetten op die verdere ontwikkeling van kleine starters, en meer en meer MFI’s gaan op die vraag in met grotere leningen. Los daarvan kan niet alle heil van microfinanciering verwacht worden. De lokale overheid moet het macro-economische kader creëren. Kredieten zorgen soms hoogstens voor wat regelmaat in de geldstroom, ze halen de volatiliteit eruit. Dan maakt de lening armoede leefbaar, ze roeit die op zich niet uit.”
De bankencrisis ontstond omdat de toezichthouders hun werk niet deden. Welke controlemechanismen zijn er voor microfinanciering?
DE CANNIÈRE. “Er is de denktank CGAP, de Consultative Group to Assist the Poor, die best practices aanbeveelt, maar een centraal controleorgaan bestaat niet. Die controle hangt af van goodwill en verschilt van land tot land. Slechts in een kleine minderheid van de landen bestaat er een risicocentrale. Dat is een instantie waaraan MFI’s hun nieuwe klanten moeten doorgeven, zodat die kan nagaan of die klanten al geld ontlenen bij andere instellingen. In landen waar zo’n centrale bestaat, zoals Oeganda, Peru en Bolivia, heeft de crisis in de sector minder sterk toegeslagen. De Wereldbank stimuleert de oprichting van risicocentrales al jaren. Incofin wil dat MFI’s onder zo’n orgaan komen dat ook regels oplegt over eigen vermogen en een beperking invoert op de producten die een micro-ondernemer mag verkopen.
“De crisis heeft in elk geval geleerd dat microfinanciering niet los te koppelen is van de algemene economie. Aanvankelijk leek het anders, maar vele MFI’s gingen finaal mee onderuit.”
Hoe meet Incofin zijn reële impact op het terrein?
DE CANNIÈRE. “Die impact valt haast niet te meten. We kijken wel of een familie erop vooruitgaat in welzijn, gezondheid en koopkracht, maar het is moeilijk te bewijzen dat die vooruitgang rechtstreeks te danken is aan het microkrediet. Wie zegt dat die familie niet gewoon de kracht in zich draagt om zich te redden, met welke middelen dan ook? De vraag is ook of er een soort mattheuseffect optreedt, waarbij vooral de best geïnformeerde en meest ontwikkelde mensen gebruikmaken van een sociale voorziening die bedoeld is om de zwakkeren te bereiken. Ondanks die moeilijkheden om de impact vast te stellen, gaan we dat toch proberen. We denken na hoe die studie er moet uitzien.
“Wat we in tussentijd doen, is het so-ciaal nut meten van een microkredietinstelling. We gaan na of ze volgens procedures werkt waarvan wij vermoeden dat die leiden tot sociale impact. We maken dus meer een foto dan een evolutiefilm. De meerwaarde van microkredieten staat nergens zwart op wit, maar wij geloven erin.”
JOHAN DE CROM
” De kwaliteit van het management is van het grootste belang. Het moet passie en een sociale ingesteldheid uitstralen”
“Bij microfinanciering hoort een rudimentaire opleiding over boekhouden en zaakvoering”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier