Michel verknoeit Belgische diamant
Antwerpse diamantairs verwachten dat hun omzet tegen volgend jaar zal zijn gehalveerd. De campagne tegen conflictdiamanten haalt ook de laatste peilers van de Belgische Afrika-politiek mee onderuit.
Als Indiase diamantairs uit Antwerpen plots meer dan een volle maand in Dubai rondhangen, is dat niet alleen uit liefde voor de sierlijke golfbanen van het emiraat. En het is ook geen toeval dat de Israëlische trader IDI Diamonds afgelopen week het alleenrecht verwierf voor de ruwe diamant uit Congo-Kinshasa. Intussen versterkt de Zuid-Afrikaanse diamantreus De Beers zijn greep op de diamantmarkt na zijn bod op Ashton en de belangrijke Australische Argyle-mijn, terwijl managing director Gary Ralfe onomwonden de centrale rol van Antwerpen in de De Beers-strategie afzwakt. ” Take your goods where you want to take them,” adviseert hij de diamanthandel in het vakblad Diamond Intelligence Briefs. Bovendien gebeurt de financiering van gecertificeerde Angolese diamant sedert de oprichting van de Angolese centrale aankooporganisatie Ascorp, enkele weken geleden, voortaan door Israëlische banken in Tel Aviv en niet langer door de Antwerpse Diamantbank (hoewel de Antwerpse Hoge Raad voor Diamant het Ascorp-oorsprongcertificaat uitwerkte).
Sedert de publicatie
in maart 2000 van het Fowler-Rapport door de Verenigde Naties zijn er meer bewegingen aan de gang die volgens Antwerpse diamantairs “over afzienbare tijd tot een halvering van de omzet in Antwerpen kunnen leiden.” Die prognose kan paniekerig klinken of overdreven. Wat wel vaststaat, is dat de toevoer van ruwe steentjes (niet noodzakelijk conflictdiamant) afneemt. Of dit het resultaat is van een listige strategie van belangengroepen om diamantstromen naar andere centra te laten vloeien – Tel Aviv, Mumbai, New York of nieuwkomer Dubai – is een andere vraag. Maar ook zonder te geloven in een complot tegen Antwerpen, wordt steeds duidelijker dat het Fowler-Rapport de leidende spelers in de diamantmarkt goed uitkomt. Onder meer De Beers speelt erg handig en opportunistisch in op de VN-campagne tegen conflictdiamanten (zie Trends, 13 juli 2000, blz. 22).
Vorige week stond Antwerpen weer te kijk op de frontpagina van The New York Times: in een verslag van de hoorzitting van de Verenigde Naties over conflictdiamant in New York verwees de gezaghebbende krant opnieuw naar het Fowler-Rapport en ” extremely lax controls” in de Scheldestad. Van de correctie die de auteur van dat VN-rapport, de Canadese ambassadeur Robert Fowler, veertien dagen voordien zelf had aangebracht tijdens het Wereldcongres voor de Diamant in Antwerpen was in de verslaggeving niets te merken. Robert Fowler had toen nochtans zijn zware aantijgingen tegen de Antwerpse diamantsector fors afgezwakt en lof geuit voor de strakkere controles hier.
Diamantkringen schrijven de ‘lichtzinnigheid’ van de New York Times op het conto van een schichtige Belgische diplomatie. Minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) heeft de impact van de negatieve publiciteit van het Fowler-Rapport onderschat (zie kader: De broosheid van Antwerpen). Maandenlang konden de internationale media het imago van België besmeuren zonder een krachtige reactie van Buitenlandse Zaken. Robert Fowler werd bijvoorbeeld nooit in Brussel uitgenodigd om toelichting te geven bij zijn ‘kruistocht’ tegen bloeddiamanten. Hoewel de inzet niet gering is: de diamanthandel staat voor 7% van de Belgische export en 30.000 banen.
De VN-ambassadeur werd wel gehoord in Londen. Op 6 juli 1999 gaf hij voor the select committee on international development van het Britse parlement tekst en uitleg. Wat Fowler daar zei, kon gesneden brood zijn geweest voor een kordate Belgische repliek die er echter nooit kwam. Of had minstens belletjes moeten doen rinkelen bij onze ambassadeur in Londen, zodat België tijdig bezwarende onnauwkeurigheden uit het VN-document had kunnen laten verwijderen. Immers, Robert Fowler gaf toe niet over harde bewijzen te beschikken om beschuldigingen in zijn ontwerprapport ten aanzien van Antwerpen als draaischijf voor oorlogsdiamant te staven: de informatie bestond hoofzakelijk uit “anekdotisch materiaal,” zei hij, afkomstig van regeringen, journalisten en niet-gouvernementele organisaties (onder meer van IPIS/International Peace Information Service in Antwerpen).
Maar voor Fowler volstond de conclusie dat “waar rook is, vuur is.” Die rook werd vervolgens samengeperst in een officieel VN-rapport van 10 maart 2000 over dubieuze diamantstromen die in Afrika wrede oorlogen in stand houden – een terechte bekommernis, waarbij echter vooral Antwerpen, het belangrijkste diamantcentrum in de wereld, de zwartepiet kreeg toegespeeld.
De slordige aanpak
van Fowler bood nochtans stof om de auteurs van bij het begin van hun werkzaamheden op de vingers te tikken (zie inside, blz. 8). La Lettre Afrique Energies (LAE) had al op 12 januari 2000 bedenkingen bij Fowlers ontwerpteksten. LAE, een in de Afrikaanse grondstoffenhandel gespecialiseerde nieuwsbrief uit Parijs, vroeg zich af “of dit rapport zo nauw bij de visies van Londen aansluit omdat het werkstuk door Britse en Canadese overheden gefinancierd wordt?” Opmerkelijk vond LAE “de aanbeveling om De Beers actiever te betrekken in landen als Sierra Leone om de diamantsmokkel in te dijken en het Britse leger orde op zaken te laten stellen.”
De wereldmarkt voor ruwe diamant bedraagt 7,5 miljard VS-dollar. Daarvan vloeide 5 miljard via De Beers’ distributiearm in Londen (de CSO/Central Selling Organisation, die sedert de nieuwe strategie omgedoopt werd tot DTC/Diamond Trading Company) hoofdzakelijk naar Antwerpen en 1,5 miljard naar Tel Aviv. Maar de recente uitspraak van De Beers-topman Gary Ralfe (“koop voortaan uw steentje waar u dat het best uitkomt”) geeft aan dat Antwerpen voor DTC niet langer doorweegt als de centrale dispatching-kraan van ‘de Badkuip’. The bathtub is het interne jargon waarmee De Beers het peil van de beschikbare ruwe steentjes in de wereldmarkt reguleert en een evenwicht blijft nastreven tussen aanvoer uit zijn mijnen en doorstroming naar de diamantindustrie. De mensenrechtenretoriek komt goed van pas om een aanzwellende en oncontroleerbare – dus storende – toevoer uit de Afrikaanse informele economie in te dijken. Door de implosie van de formele economie zijn steeds meer Afrikanen potentiële diamantvelden gaan omwoelen. Slechts een kleine fractie daarvan komt in handen van rebellenleiders of oorlogszuchtige bendes (zie kader: Mensenrechten).
In de wereldwijde herpositionering
van de belangrijkste diamantconcerns opereren De Beers en het moederbedrijf Anglo American met een tijdshorizon van minstens 25 jaar. Het bod op het Canadese Winspear en op Ashton uit Australië met zijn distributienetwerk Argyle Diamond Sales tonen aan dat de ambities verder reiken dan Afrika. Ook de in geldnood verkerende Russen ( Alrosa) zullen met De Beers moeten afrekenen. Maar op het Afrikaanse continent zijn Lazare Kaplan International uit New York (nu eens concurrent, dan weer collega) en vooral Israëlische diamanthandelaars sterk opkomende tegenspelers, onder meer in Angola en Congo-Kinshasa. De Israëli spelen korter op de bal (en zullen daarom waarschijnlijk het onderspit delven). Hoe dan ook komt een afslanking van Antwerpen alle partijen, die meer vat willen op de grondstoffenhandel in een steeds labieler Afrikaans continent, goed uit.
Orde scheppen in woelig Afrika is de nobele topprioriteit van Louis Michel. Maar terwijl Michel zich obsessioneel vastpint op illusoire Lusaka-akkoorden (die vrede zouden moeten brengen in Centraal-Afrika), dreigt ook de enige hefboom waarmee België zich bij Afrikaanse machthebbers nog kan doen gelden onderuitgehaald te worden. Het belangrijkste diamantcentrum in de wereld is immers onze laatste expertisecluster, nu de resterende Belgische bedrijven in Afrika op sterven na dood zijn (zie Trends, 27 juli 2000, blz. 37). Hoe lang duurt het nog eer Sibeka (voor 20% partner in de Miba-diamantmijnen van Congo) moet wijken voor De Beers of Israëlische belangen?
‘Antwerpen-diamantstad’ verschaft België op het continent nog enig aanzien. Als Antwerpen wegkwijnt, is dat niet alleen een slag voor de Vlaamse economie, maar ook voor de ambities van onze diplomatie in Afrika. Want wie invloed wil uitoefenen op de politieke evoluties in Centraal-Afrika – en dat is toch wat Louis Michel beweert te doen – kan niet zonder vat te hebben op de elites. En naarmate de moderne economie verdwijnt, beïnvloedt diamant, als zowat de laatste inkomstenbron, meer dan om het even welke andere grondstof de houding van de elites in Afrika. De Amerikaanse, de Britse en de Israëlische regering beseffen dit zeer goed.
erik bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier