Met afdankertjes naar de beurs
Volgende week rondt Barrier Therapeutics zijn IPO af en noteert voor het eerst op de schermenbeurs Nasdaq. Minimaal 70 miljoen dollar wil het bedrijf ophalen om tien ‘vergeten’ producten van Janssen Pharmaceutica in goud te veranderen.
Na het debacle van Lernout & Hauspie en de afgang van Xeikon noteert volgende week opnieuw een Belgisch bedrijf op Nasdaq. Of beter: een béétje Belgisch bedrijf, want het hoofdkwartier van het biofarmaceutische Barrier Therapeutics ligt in het Amerikaanse Princeton. Een beetje Belgisch, want onder de aandeelhouders zit ook de privak KBC Biotech. En ja, chief executive officer (CEO) Geert Cauwenbergh is er een van hier, al woont hij ruim tien jaar in de States. Een beetje Belgisch ook dankzij de vestiging in Geel waar Marcel Borgers als chief scientific officer de plak zwaait.
Het Europese hoofdkwartier, zo noemen ze de halve verdieping in het Kempense technologiepark waar de achttien ‘Belgische’ werknemers hun bureau hebben. Dat klinkt voorlopig nog als grootspraak – er ís geen andere vestiging in Europa – maar het onderlijnt wel de groeiplannen van de onderneming. “Tegen het eind van het jaar zullen we hier al met 30 mensen werken,” weet Borgers. Hij is een geval apart: opgeleid als celbioloog met specialisatie cardiologie, maar hij onderhield heel zijn carrière ook een innige verhouding met dermatologie. Borgers opereerde tot 2000 als wetenschapper in de schaduw van wijlen Dr. Paul Janssen en combineerde zijn werk voor Janssen Pharmaceutica met een academische carrière. Tegenwoordig geeft hij nog wel les aan de universiteiten van Maastricht en Brussel, maar het wordt steeds moeilijker om dat te combineren met zijn activiteiten voor Barrier. “Nochtans houdt Barrier me jong,” zegt hij. “Het is als opnieuw meer tijd maken voor een vroegere liefde.”
Het brein achter Barrier Therapeutics is echter Geert Cauwenbergh. Hij kwam op de proppen met het idee om chemische stoffen die in een lade lagen bij Janssen Pharmaceutica te recycleren in een nieuw bedrijf. De wandelende dubbele meter dwingt met zijn basstem automatisch respect af. “Van de intellectuele eigendom is 90 % Belgisch, maar het investeringskapitaal is 90 % Amerikaans,” vertelde hij bij de oprichting in 2001. Ook Cauwenbergh is een oudgediende van Janssen Pharmaceutica, maar zat al tien jaar in de VS bij Johnson & Johnson ( J&J). Hij leidde er de afdeling consumentenproducten, waaronder het onderzoek naar dermatologische geneesmiddelen en verantwoorde cosmetica. Cauwenbergh zag het spreekwoordelijke gat in de markt toen hij besefte dat ook J&J gehoorzaamt aan de wetten van de farmawereld. Eigenlijk komt de zoektocht naar grote geneesmiddelen – lees: meer dan 1 miljard dollar omzet – neer op de concentratie van alle financiële middelen op enkele veelbelovende therapeutische gebieden, zoals kanker of hart- en vaatziekten. Kleinere onderzoeksprojecten, bijvoorbeeld op het terrein van schimmelinfecties, werden in die logica bij J&J stilgelegd.
Cauwenbergh wist dat er interessant materiaal op het schap lag in Beerse en peuterde drie jaar geleden bij zijn bazen de vrijheid los om een s pin-out te doen. Hij sloot met J&J een akkoord over het gebruik van negen chemische stoffen met potentieel in de sfeer van de dermatologie. Relatief snel vond hij investeerders voor zijn recyclageproject. Die zien in Barrier een nieuw groeiverhaal, want een start-up met negen geneesmiddelen in de pijplijn, waarvan vier al in de klinische fase III (de laatste halte voor commercialisering), dat is een ongeziene kans. De meeste investeringen gaan doorgaans naar biotechondernemingen die wel een paar potentiële klappers in huis hebben, maar die meestal aan het begin van het traject van klinische proeven staan. Barrier bood in dat perspectief een uiterst evenwichtige portefeuille. Of zoals Borgers het samenvat: “We zouden toch al erg gek moeten doen om dit nog te verprutsen.”
Honger naar cash
Of iedereen nu staat te springen om aandelen te verwerven, valt nog af te wachten. Bij de beursintroductie biedt de Amerikaans-Belgische onderneming vijf miljoen nieuwe aandelen aan. Daarmee komt 22,9 % van Barrier in handen van het publiek en hoopt het bedrijf 70 à 80 miljoen dollar op te halen. Na de beursgang zullen de stichters Cauwenbergh en Borgers nog 5 % van de aandelen overhouden. Het toont in de eerste plaats hoe hongerig de jonge onderneming is naar cash. In oktober 2003 kreeg Barrier immers bij een tweede private financieringsronde al 32 miljoen dollar bij elkaar. Dat bracht het totaal sinds de oprichting op 78 miljoen dollar. Ondertussen gaf het bedrijf al 61,9 miljoen dollar uit en eind 2003 tekende het een verlies op van 20,2 miljoen dollar. Desondanks heet het officieel dat de beursgang niet echt dringend was. Borgers: “Het klimaat op de beurs was een half jaar geleden nog onzeker. Daarom haalden we toen al geld op, om het uitblijven van een beter beursklimaat te compenseren. Nu lijkt de lucht op te klaren, dus hebben we toegegeven aan de druk om naar de beurs te trekken. Maar we hadden nog geld genoeg om het tot eind volgend jaar uit te zingen.”
En toch is die publieke financiering nodig. Zeker gezien de omvangrijke pijplijn van Barrier. Want veel biotechondernemingen zijn vroeg of laat verplicht om uit geldgebrek hun interesses in te perken. Vraag maar aan de mensen van Innogenetics, waar Pierre Archinard de beslissing moest nemen om enkele veelbelovende onderzoeksprojecten op te offeren op het altaar van de haalbaarheid. Wetenschappers vinden alles interessant, maar je kunt niet alles financieren, was de nuchtere redenering. “Dat klopt,” geeft Borgers toe. “Om de tien producten die nu in onze pijplijn zitten te ontwikkelen, hebben we het geld van de beursgang hard nodig. Anders moeten ook wij vroeg of laat onze focus beperken. In eerste instantie gaan de centen naar de aanwerving van meer mensen. De tien producten ontwikkelen met de manschappen die we nu hebben, is onmogelijk. Ons portfolio heeft de omvang van big pharma, niet van een kleine garnaal.”
In Princeton werken vandaag dertig mensen, in Geel achttien. Barrier wil de komende jaren naar een verdubbeling van de bezetting. En de kosten? Barrier rekent erop in 2007 break-even te draaien. Dat lijkt snel voor een bedrijf zonder inkomsten en met geldverslindende onderzoeksprogramma’s. Borgers: “We moeten onze organisatie uitbouwen, maar we mogen niet overdrijven. We willen zeker niet de fout maken om zo snel te groeien als Tibotec. We willen de cash burn in de hand houden, ook al hebben we meer geld nodig dan wat we op korte termijn kunnen verdienen.”
Joint venture in China?
De pijplijn van Barrier is ondertussen wel goedgevuld: met vier producten in fase III (luierdermatitis, schimmelinfecties, de huidziekte ichthyosis, roos), en met middelen in fase I en II tegen psoriasis, acne, huidirritatie, jeuk en wondheling. Het studiewerk om voor de producten goedkeuring te krijgen, verdelen de twee vestigingen netjes onder elkaar. In de vroege stadia neemt Geel de leiding, de latere stadia van de klinische tests worden aangestuurd vanuit de VS. Vóór het eind van dit jaar wil Barrier zijn eerste commerciële product op de markt brengen: Zimycan (tegen luierdermatitis) komt eerst in Europa op de markt. “Daarmee zitten we op schema, maar de grote markt ligt in de VS en daar zal Zimycan pas volgend jaar op de markt komen. In de States zitten de pediaters en dermatologen echt te wachten op een middel als het onze, omdat er momenteel geen goedgekeurde middelen tegen luierdermatitis beschikbaar zijn.”
Toch is niet alleen de VS belangrijk. Volgens Borgers wordt China een sleutel in de strategie van Barrier. “Barrier bestond drie dagen toen China voor het eerst ter sprake kwam,” vertelt hij. “Als je ziet dat 20 % van de mensen daar een westerse levensstandaard heeft, op een populatie van 1,5 miljard mensen, is dat een grotere groep dan de hele Amerikaanse bevolking. Daar is voor ons dus ook ruimte. We hopen te profiteren van de knowhow en de contacten die er zijn met Janssen Pharmaceutica. Het is niet uitgesloten dat er binnenkort een Chinese joint venture aankomt.”
Voor Zimycan mikt Barrier op een omzet van 50 à 60 miljoen dollar. “Dat is klein bier vergeleken met bijvoorbeeld de cholesterolverlagers, die miljarden opbrengen. Maar het blijft een interessant product voor een klein bedrijf als het onze. Trouwens, die 60 miljoen dollar houdt niet eens rekening met de mogelijkheden van het geneesmiddel bij geriatrische patiënten.”
Bescherming tegen concurrentie?
Van cosmeticareuzen heeft Barrier niet veel te vrezen, want het richt zich uitsluitend op voorschriftgeneesmiddelen. En op dat terrein zijn er weinig concurrenten. Een belangrijk referentiepunt is Galderma, in 1981 ontstaan als een joint venture tussen Nestlé en L’Oréal. Met 450 personeelsleden en een researchgedreven aanpak in de dermatologie zit het bedrijf helemaal in dezelfde markt als Barrier. “Maar hun portfolio is niet groter dan onze pijplijn,” benadrukt Borgers.
Barrier neemt – uiteraard – octrooien op zijn producten. Alleen wordt niet de gebruikte stof gepatenteerd, maar de specifieke formulatie van Barrier. Borgers: “Neem nu de ketaconazoleachtige stoffen, die behoren tot de antischimmelproducten van Janssen. De octrooibescherming van die stoffen is al afgelopen, iedereen kan ze gebruiken, maar onze nieuwe formulatie tegen huidaandoeningen geeft ons een nieuwe patentbescherming tot 2017.”
Voor de formulatie en de grote klinische proeven schakelt Barrier overigens externe organisaties in. Dat past in het businessmodel van de spin-out om met zo weinig mogelijk hiërarchie en overheadkosten een biofarmaceutisch bedrijf uit de grond stampen. Voor de productie van de stoffen klopt Barrier aan bij giganten als Dow Chemical of DSM. “In ons model wordt veel uitbesteed. Dat is de reden van de cash burn, maar op dit moment is het het enige model waaraan we ons kunnen houden. Zelf labs uitbouwen is zeker niet betaalbaar. Dit is de weg van de minste cash burn.”
Roeland Byl
Barrier hoopt met de beursgang 70 à 80 miljoen dollar op te halen.
“Het is niet uitgesloten dat er binnenkort een Chinese joint venture aankomt.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier